Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door
ondergeschikte bouwdelen tot maximaal
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen
afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden,
behoudens de elders in deze regeling opgenomen
afwijkingen, de volgende bepalingen:
a
Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan
daar waar bovengronds gebouwd mag worden.
b
De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse
bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.
c
Indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar
geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de
ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het
maximum bebouwingspercentage.
Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven, dient
een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere
hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer
mag bedragen dan 45 graden, met dien verstande dat:
a
tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken
met een helling van 45 graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook
platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 45 graden
en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te
stellen constructiedelen) zijn toegestaan;
b
geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 45
gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen,
waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen
van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet
meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan;
c
in afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt
bij de toepassing van de regels van dit artikel de goothoogte voor
hoofdgebouwen gemeten op de denkbeeldige maximaal toegestane bouwmassa binnen
een bouwvlak.
a
Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen
en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming
van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in
hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal
respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
b
In het geval van (her)bouw van gebouwen is het
bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op
dezelfde plaats.