Regels

 


Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1                   Inleidende regels  1

Artikel 1                            Begrippen  1

Artikel 2                            Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2                   Bestemmingsregels  7

Artikel 3                            Bedrijventerrein  7

Hoofdstuk 3                   Algemene regels  11

Artikel 4                            Anti-dubbeltelregel 11

Artikel 5                            Algemene bouwregels  12

Artikel 6                            Algemene gebruiksregels  13

Artikel 7                            Algemene aanduidingsregels  14

Artikel 8                            Algemene afwijkingsregels  15

Artikel 9                            Algemene wijzigingsregels  16

Artikel 10                          Overige regels  17

Hoofdstuk 4                   Overgangs- en slotregels  19

Artikel 11                          Overgangsrecht 19

Artikel 12                          Slotregel 20

 

 

 


Hoofdstuk 1      Inleidende regels

Artikel 1     Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1       plan: het bestemmingsplan "Erfstraat, vestiging Van den Bosch Tuin & Terras" van de gemeente Uden;

1.2       bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPerfstraat-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3       aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4       ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.5       antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne;

1.6       antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;

1.7       bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8       bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen; hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend;

1.9       bedrijfsmatige activiteiten in een woning: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.10     bedrijfsverzamelgebouw: een gebouw, dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij eventueel faciliteiten, zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen en vergaderruimtes gedeeld worden of kunnen worden;

1.11     bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is;

1.12     beroepsmatige activiteiten in of bij een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.13     Besluit omgevingsrecht (Bor): Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht), Staatsblad 2010, 143;

1.14     bestaande situatie:

a.   ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
b.   ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;

1.15     bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

1.16     bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17     bijgebouw: bouwwerk in de vorm van een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;

1.18     bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.19     bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

1.20     bouwlaag: een deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.21     bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22     bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.23     bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24     bruto-vloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke, met uitzondering van  ondergrondse parkeervoorzieningen;

1.25     calamiteitenverkeer: verkeer ten behoeve van hulpdiensten ten behoeve van de hulpverlening, zoals politie, brandweer en ambulance;

1.26     detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;

1.27     dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;

1.28     gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29     geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.30     hoekperceel: een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;

1.31     hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.32     horecavoorziening: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;

1.33     kantoor: een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek;

1.34     nevenactiviteit/nevenfunctie, ondergeschikte: activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang, slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit;

1.35     ondergeschikt bouwdeel:

a.   een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen, en/of;
b.   ondergeschikte delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;

1.36     ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;

1.37     overkapping: een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;

1.38     parkeervoorzieningen: elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen;

1.39     perceelsgrens: grens van een bouwperceel;

1.40     productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.41     risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.42     seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet gecombineerd met elkaar;

1.43     seksuele dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;

1.44     staat van bedrijfsactiviteiten: de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij deze regels;

1.45     voorgevel: de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw, waarbij geldt dat een hoofdgebouw één voorgevel heeft;

1.46     voorgevelrooilijn: denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de begrenzing van het bestemmingsvlak;

1.47     voorzieningen van algemeen nut: voorziening ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer;

1.48     vrijstaand bijgebouw: een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en tuinhuisjes;

1.49     watergang: een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.50     weg: een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.51     woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

 

Artikel 2     Wijze van meten

2.1       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.   lengte, breedte en diepte van gebouwen: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren);
c.   lengte, breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d.   de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.   de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.    de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g.   de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h.   onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals gevellijsten, overstekende daken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen.
i.    peil:
1.   voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j.    brutovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw:
k.   nuttig oppervlak: het deel van het bedrijfsvloeroppervlak dat direct is gericht op de doelstelling en het belangrijkste gebruik van een gebouw of een deel daarvan ingevolge de toegelaten bestemming. Het betreft alle (binnen)ruimten van het gebouw die vanwege hun verkeersaantrekkende werking ruimtelijke relevantie hebben voor het bepalen van parkeerbehoefte. Uitgezonderd van het nuttig oppervlak zijn die ruimte(n) in het gebouw die ondersteunend zijn aan de hoofdfunctie(s) en die geen verkeersaantrekkende werking hebben, anders dan voor personeel, zoals keuken(s), technische ruimte(n) en verkeersruimte(n), waaronder wachtruimte(n) en receptiebalie(s).
l.    ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
m.  oppervlakte van een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren van het ondergrondse bouwwerk, opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.2       Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt.

 

 

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels

Artikel 3     Bedrijventerrein

Bestemmingsomschrijving

3.1       De voor "Bedrijventerrrein" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   bedrijven en bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in de bijlage staat van bedrijfsactiviteiten, waarbij geldt dat bedrijven uit de milieucategorieën 3.1 en 3.2 zijn toegestaan, met dien verstande dat geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
b.   perifere detailhandel in tuin- en terrasartikelen;
c.   ondergeschikte productiegebonden detailhandel;
d.   opslag en uitstalling;
met daarbij behorende:
e.   tuinen en erven;
f.    voorzieningen van algemeen nut;
g.   wegen en paden;
h.   (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
i.    groenvoorzieningen;
j.    water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

Bouwregels

3.2       Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:

a.   gebouwen en overkappingen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken;
b.   de bouwhoogte en het bebouwingspercentage per bouwperceel mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ' maximale bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
c.   voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de dat de minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens 5 meter bedraagt.

 

3.3       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (met uitzondering van overkappingen) gelden de maximale maatvoeringseisen zoals aangegeven in afbeelding 1:

 

Afbeelding 1: Afwijkende milieucategorieën.

 

Maximale bouwhoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale bouwhoogte

Maximale bouwhoogte

Situering

erfafscheidingen

lichtmasten

(reclame)masten en antennes

overige bouwwerken

Binnen bouwvlak

3 meter

6 meter

8 meter, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'

Buiten bouwvlak

voor de voorgevelrooilijn aan de zijde van de Erfstraat: 2 meter
voor het overige deel: 3 meter

6 meter

8 meter, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel

5 meter

 

Afwijken van de bouwregels

3.4       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a.   het bepaalde in lid 3.2, sub a, ten behoeve van het bouwen van een uitbouw of ingangspartij tot maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn;
b.   het bepaalde in lid 3.2, sub b, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte voor gebouwen tot maximaal 15 meter, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
c.   het bepaalde in lid 3.3, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte voor:
1.   bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 15 meter, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
2.   erfafscheidingen tot maximaal 3 meter;
3.   erfafscheidingen tot maximaal 5 meter, met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan ten behoeve van de visuele afscherming van open opslag op het terrein,
waarbij voldaan moet worden aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in lid 10.1.

 

Specifieke gebruiksregels

3.5       Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" is buitenopslag, passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat:

a.   opslag uitsluitend is toegestaan achter de voorgevelrooilijn en is niet toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten;
b.   de maximale hoogte van opslag maximaal 5 meter bedraagt.

 

3.6       Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a.   seksuele dienstverlening;
b.   bewoning van gebouwen;
c.   detailhandel, met uitzondering van:
1.   perifere detailhandel;
2.   detailhandel in ter plaatse vervaardigde of verwerkte goederen, mits dit geen zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
d.   zelfstandige horeca;
e.   het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
f.    het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve van de bedrijfsvoering achter de voorgevelrooilijn;
g.   het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.

 

Afwijken van de gebruiksregels

3.7       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a.   het bepaalde in lid 3.1, sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
1.   deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;
2.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3.   er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
4.   de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 6.1;
5.   voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in lid 10.1.
b.   het bepaalde in lid 3.1, sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:
1.   deze bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën;
2.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3.   er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
4.   de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 6.1;
5.   voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in lid 10.1.

 

Wijzigingsbevoegdheid

3.8       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van bedrijven uit milieucategorie 5.1 of bedrijven die naar aard en invloed gelijk zijn aan bedrijven uit milieucategorie 5.1, mits:

a.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b.   er geen onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
c.   de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 6.1;
d.   voldaan wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in lid 10.1.

 

 

Hoofdstuk 3      Algemene regels

Artikel 4     Anti-dubbeltelregel

4.1       Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 5     Algemene bouwregels

Ondergeschikte bouwdelen

5.1       Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1,5 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.

 

Ondergrondse werken en werkzaamheden

5.2       Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

Ondergronds bouwen

5.3       Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

a.   ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;
b.   de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil;
c.   indien ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.

 

Bestaande maten en hoeveelheden

5.4       Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

5.5       In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde in lid 5.4 alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

Artikel 6     Algemene gebruiksregels

Parkeernormen - Gebruiksregels

6.1       In geval van nieuwe ontwikkelingen (nieuwbouw van gebouwen en/of een wijziging van het gebruik van de gronden en/of gebouwen) dient voldaan te worden aan de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 'Nota parkeernormen'.

 

Parkeernormen - Afwijking

6.2       Het bevoegd gezag bevoegd kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.1, mits:

a.   de ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
b.   de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

 

Parkeernormen - Wijzigingsbevoegdheid

6.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in bijlage 2 opgenomen 'Nota parkeernormen' te wijzigen, indien een gewijzigde gemeentelijke Nota parkeernormen is vastgesteld.

 

 

Artikel 7     Algemene aanduidingsregels

Geluidzone - industrie 50 dB(A)

7.1       Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie 50 dB(A)' mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

Luchtvaartverkeerzone

7.2       Ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' mag de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 11,5 meter + NAP.

 

7.3       Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden, mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen bij de beheerder van het betrokken ILS.

 

 

Artikel 8     Algemene afwijkingsregels

Afwijkingen

8.1       Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend voor het afwijken van het bestemmingsplan en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, is het bevoegd gezag bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a.   het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b.   het toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen, mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
c.   overschrijdingen van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken, voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties, luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
d.   het oprichten van antenne-installaties, met inachtneming van de volgende bepalingen:
1.   de aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
2.   de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van de antenne-installatie mag niet worden aangetast;
3.   de bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag maximaal 40 meter bedragen;
met dien verstande dat het bepaalde in lid 7.2 in acht moet worden genomen;
e.   voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, onder de voorwaarden dat:
1.   de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter plaatse en in de directe omgeving;
2.   geen onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter plaatse;
f.    het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
g.   het bevoegd gezag toetst een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in lid 8.1.

 

 

Artikel 9     Algemene wijzigingsregels

Algemeen

9.1       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door:

a.   het aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving niet meer dan 5 meter mag bedragen;
b.   het wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%, indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;
c.   een enigszins andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.
d.   het aanpassen van de regels en het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes, gasdrukregel- of gasdrukmeetstations toe te staan met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorziening nodig zijn;
e.   het wijzigen van de in de bedrijfsbestemmingen opgenomen indeling van milieucategorieën, alsmede het wijzigen van de in de bijlage opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten, indien dit wenselijk is als gevolg van technische ontwikkelingen.

 

Toetsingskader

9.2       Het bevoegd gezag toetst een wijzigingsplan als bedoeld in lid 9.1 aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in lid 10.1.

 

Risicovolle bedrijven

9.3       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve van de vestiging van risicovolle bedrijven, mits:

a.   de plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt blijft tot de eigen inrichting;
b.   er een verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
c.   de vestiging van de risicovolle inrichting niet leidt tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.

 

 

Artikel 10  Overige regels

Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen

10.1     Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

a.   ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1.   de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
2.   de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
3.   de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
4.   de situering van de gebouwen op het bouwperceel;
b.   Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1.   de mate van hinder voor de omliggende functies;
2.   de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
3.   de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
4.   de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
5.   de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit;
c.   ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1.   de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
2.   de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
3.   de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
4.   de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
5.   de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein;
d.   ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1.   de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
2.   de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt;
e.   ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1.   de aanwezigheid van vluchtwegen;
2.   de bereikbaarheid van de bouwwerken;
3.   de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen;
f.    ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
1.   de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
2.   overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
3.   de bezonning;
4.   het uitzicht;
5.   privacy;
g.   ten aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met de parkeernormen, zoals opgenomen in bijlage 2 'Nota parkeernormen'.

 

Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

10.2     Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

 

 

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels

Artikel 11  Overgangsrecht

Overgangsrecht Bouwwerken

11.1     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

11.2     Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

11.3     Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

11.4     Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

11.5     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

11.6     Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

11.7     Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12  Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het "Bestemmingsplan Erfstraat, vestiging Van den Bosch Tuin & Terras ".