In deze regels wordt verstaan onder:
1.1
plan: het bestemmingsplan "Erfstraat, vestiging Van den Bosch Tuin
& Terras" van de gemeente Uden;
1.2
bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het
GML-bestand NL.IMRO.0856.BPerfstraat-VA01 met de bijbehorende regels en
bijlagen;
1.3
aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het
gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4
ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.5
antennedrager: antennemast of andere constructie bedoeld voor de
bevestiging van een antenne;
1.6
antenne-installatie: installatie bestaande uit een antenne, een
antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen
apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.7
bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8
bebouwingspercentage: een in de regels aangegeven percentage, dat de
grootte van het deel van een bouwperceel c.q. bouwvlak of bestemmingsvlak
aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd met bijgebouwen en overkappingen;
hierbij worden ondergrondse bouwwerken meegerekend;
1.9
bedrijfsmatige activiteiten in een woning: het bedrijfsmatig verlenen
van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of
overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning
en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden
uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van
detailhandel;
1.10 bedrijfsverzamelgebouw:
een gebouw, dat dient voor de huisvesting van drie of meer bedrijven, waarbij
eventueel faciliteiten, zoals ict-voorzieningen, parkeervoorzieningen en
vergaderruimtes gedeeld worden of kunnen worden;
1.11 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld
voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming
noodzakelijk is;
1.12 beroepsmatige
activiteiten in of bij een woning: een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte
omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie
kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening
van detailhandel;
1.13 Besluit
omgevingsrecht (Bor): Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht),
Staatsblad 2010, 143;
1.14 bestaande
situatie:
a. ten
aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging
van het ontwerp van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een
voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning;
b. ten
aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het
tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bijgebouw:
bouwwerk in de vorm van een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm
ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw;
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en
het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwlaag:
een deel van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting
van onderbouw en zolder;
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 bruto-vloeroppervlak:
de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daartoe
behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke,
met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen;
1.25 calamiteitenverkeer:
verkeer ten behoeve van hulpdiensten ten behoeve van de hulpverlening, zoals
politie, brandweer en ambulance;
1.26 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse;
1.27 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al
dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 geluidzoneringsplichtige
inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het
terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden
vastgesteld;
1.30 hoekperceel:
een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse
zijde grenst aan de weg of het openbaar groen;
1.31 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of
afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.32 horecavoorziening:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor
gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt;
1.33 kantoor:
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen
van administratieve diensten en/of het uitvoeren van handelingen die een
administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, waarbij geen of slechts
in ondergeschikte mate sprake is van rechtstreeks contact met het publiek;
1.34 nevenactiviteit/nevenfunctie,
ondergeschikte: activiteit, die gezien de relationele aard en geringe omvang,
slechts een aanvulling is op de hoofdactiviteit;
1.35 ondergeschikt
bouwdeel:
a. een buiten
de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, zoals
schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwdelen, en/of;
b. ondergeschikte
delen van een ondergronds bouwwerk die zichtbaar zijn boven peil;
1.36 ondergrondse
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden: werken, geen bouwwerken zijnde
en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden;
1.37 overkapping:
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien
van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
1.38 parkeervoorzieningen:
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen;
1.39 perceelsgrens:
grens van een bouwperceel;
1.40 productiegebonden
detailhandel: detailhandel in goederen, die ter plaatse worden vervaardigd,
gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie
ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.41 risicovolle
inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid
Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand
moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare
of beperkt kwetsbare objecten;
1.42 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke ruimte, waaronder mede begrepen vaar- en
voertuigen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een
seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een
prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan
niet gecombineerd met elkaar;
1.43 seksuele
dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele
handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.44 staat
van bedrijfsactiviteiten: de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie
voor milieuzonering zoals die lijst is opgenomen in de bijlage behorende bij
deze regels;
1.45 voorgevel:
de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw, waarbij geldt dat een
hoofdgebouw één voorgevel heeft;
1.46 voorgevelrooilijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de
begrenzing van het bestemmingsvlak;
1.47 voorzieningen
van algemeen nut: voorziening ten behoeve van het op het openbare net
aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer
of het wegverkeer;
1.48 vrijstaand
bijgebouw: een niet met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat qua afmeting en
verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw,
zoals garages, hobbyruimten, schuurtjes, huishoudelijke berg- en werkruimten en
tuinhuisjes;
1.49 watergang:
een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te
ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen
taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
1.50 weg:
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin
liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;
1.51 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van
niet meer dan één huishouden.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. lengte,
breedte en diepte van gebouwen: tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren);
c. lengte,
breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: tussen de verst van
elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d. de
goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot,
c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e. de inhoud
van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde
van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van
daken en dakkapellen;
f. de
bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g. de
oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau
van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h. onderlinge
afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van
bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het
kleinst zijn, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals
gevellijsten, overstekende daken en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwdelen.
i. peil:
1. voor
gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de
kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j. brutovloeroppervlakte:
de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een
gebouw:
k. nuttig
oppervlak: het deel van het bedrijfsvloeroppervlak dat direct is gericht op de
doelstelling en het belangrijkste gebruik van een gebouw of een deel daarvan
ingevolge de toegelaten bestemming. Het betreft alle (binnen)ruimten van het
gebouw die vanwege hun verkeersaantrekkende werking ruimtelijke relevantie
hebben voor het bepalen van parkeerbehoefte. Uitgezonderd van het nuttig
oppervlak zijn die ruimte(n) in het gebouw die ondersteunend zijn aan de
hoofdfunctie(s) en die geen verkeersaantrekkende werking hebben, anders dan
voor personeel, zoals keuken(s), technische ruimte(n) en verkeersruimte(n),
waaronder wachtruimte(n) en receptiebalie(s).
l. ondergrondse
bouwdiepte van een bouwwerk: vanaf het peil tot het diepste punt van het
bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
m. oppervlakte van
een ondergronds bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart
van de scheidingsmuren van het ondergrondse bouwwerk, opwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
Artikel 3 Bedrijventerrein
Bestemmingsomschrijving
b. perifere
detailhandel in tuin- en terrasartikelen;
c. ondergeschikte
productiegebonden detailhandel;
d. opslag en
uitstalling;
met daarbij behorende:
e. tuinen en
erven;
f. voorzieningen
van algemeen nut;
g. wegen en
paden;
h. (ondergrondse)
parkeervoorzieningen;
i. groenvoorzieningen;
j. water
en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Bouwregels
c. voor het
bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen bij bedrijfsgebouwen geldt de dat
de minimale afstand tot één zijdelingse perceelsgrens 5 meter bedraagt.
Afbeelding 1: Afwijkende milieucategorieën.
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Maximale bouwhoogte
|
Situering
|
erfafscheidingen
|
lichtmasten
|
(reclame)masten en antennes
|
overige bouwwerken
|
Binnen bouwvlak
|
3 meter
|
6 meter
|
8 meter, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel
|
zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale
bouwhoogte (m)'
|
Buiten bouwvlak
|
voor de voorgevelrooilijn aan de zijde van de Erfstraat: 2
meter
voor het overige deel: 3 meter
|
6 meter
|
8 meter, maximaal 1 reclamemast per bouwperceel
|
5 meter
|
Afwijken van de bouwregels
3.4
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van:
a. het
bepaalde in lid 3.2, sub a, ten behoeve van het bouwen van een uitbouw of ingangspartij
tot maximaal 2 meter voor de voorgevelrooilijn;
b. het
bepaalde in lid 3.2, sub b, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte
voor gebouwen tot maximaal 15 meter, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
c. het
bepaalde in lid 3.3, ten behoeve van het toestaan van een grotere bouwhoogte
voor:
1. bouwwerken,
geen gebouwen zijnde, tot maximaal 15 meter, mits dit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
2. erfafscheidingen
tot maximaal 3 meter;
3. erfafscheidingen
tot maximaal 5 meter, met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan
ten behoeve van de visuele afscherming van open opslag op het terrein,
waarbij voldaan moet worden aan
de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld in
lid 10.1.
Specifieke gebruiksregels
3.5
Binnen de bestemming "Bedrijventerrein" is buitenopslag,
passend binnen de bestemming, toegestaan, met dien verstande dat:
a. opslag
uitsluitend is toegestaan achter de voorgevelrooilijn en is niet toegestaan ter
plaatse van de aanduiding 'opslag uitgesloten;
b. de maximale
hoogte van opslag maximaal 5 meter bedraagt.
3.6
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval
gerekend het gebruik voor:
a. seksuele
dienstverlening;
b. bewoning
van gebouwen;
c. detailhandel,
met uitzondering van:
1. perifere
detailhandel;
2. detailhandel
in ter plaatse vervaardigde of verwerkte goederen, mits dit geen zelfstandig
onderdeel van de bedrijfsvoering vormt;
d. zelfstandige
horeca;
e. het plaatsen
of geplaatst houden van onderkomens;
f. het
opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen,
werktuigen, machines of onderdelen hiervan, met uitzondering van goederen ten behoeve
van de bedrijfsvoering achter de voorgevelrooilijn;
g. het
opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.
Afwijken van de gebruiksregels
3.7
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van:
a. het
bepaalde in lid 3.1, sub a, en bedrijven toestaan die niet voorkomen in de bij
deze regels behorende staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
1. deze
bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten passend
zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de toegelaten
milieucategorieën;
2. de
belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3. er geen
onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan
voor het woonmilieu;
4. de parkeerbalans
in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed, waarbij
getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 6.1;
5. voldaan
wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals
geregeld in lid 10.1.
b. het
bepaalde in lid 3.1, sub a, en bedrijven toestaan die vallen in een hogere
milieucategorie dan ter plaatse is toegestaan, met dien verstande dat:
1. deze
bedrijven naar aard en invloed op de omgeving, voor zover deze activiteiten
passend zijn binnen het karakter van het gebied, gelijk te stellen zijn met de
toegelaten milieucategorieën;
2. de
belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
3. er geen
onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
4. de
parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed,
waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 6.1;
5. voldaan
wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals
geregeld in lid 10.1.
Wijzigingsbevoegdheid
3.8
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in
artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve
van de vestiging van bedrijven uit milieucategorie 5.1 of bedrijven die naar
aard en invloed gelijk zijn aan bedrijven uit milieucategorie 5.1, mits:
a. de
belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
b. er geen
onevenredig nadelige gevolgen ontstaan of kunnen ontstaan voor het woonmilieu;
c. de
parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig wordt of kan worden beïnvloed,
waarbij getoetst moet worden aan de parkeernormen zoals geregeld in lid 6.1;
d. voldaan
wordt aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals
geregeld in lid 10.1.
4.1
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een
bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij
de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ondergeschikte bouwdelen
5.1
Bouwgrenzen en/of bouwhoogtes mogen worden overschreden door
ondergeschikte bouwdelen tot maximaal 1,5 m alsmede door liftkokers, trappenhuizen en galerijen.
Ondergrondse werken en werkzaamheden
5.2
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden gelden, behoudens de in de regels opgenomen afwijkingen, geen
beperkingen.
Ondergronds bouwen
5.3
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders
in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a. ondergronds
bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden;
b. de
ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 meter onder peil;
c. indien
ondergronds gebouwd wordt in gronden waar geen bovengrondse bebouwing aanwezig
is, telt de oppervlakte van de ondergrondse bebouwing mee bij de maximaal
toegestane oppervlakte en het maximum bebouwingspercentage.
Bestaande maten en hoeveelheden
5.5
In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde in lid 5.4 alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.
Parkeernormen - Gebruiksregels
Parkeernormen - Afwijking
6.2
Het bevoegd gezag bevoegd kan een omgevingsvergunning verlenen voor het
afwijken van het bepaalde in lid 6.1, mits:
a. de
ontwikkeling niet een zodanige verkeersaantrekkende activiteit betreft die kan
leiden tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
b. de
belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Parkeernormen - Wijzigingsbevoegdheid
6.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in
artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen door de in
bijlage 2 opgenomen 'Nota parkeernormen' te wijzigen, indien een gewijzigde
gemeentelijke Nota parkeernormen is vastgesteld.
Geluidzone - industrie 50 dB(A)
7.1
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone-industrie 50 dB(A)' mogen geen
nieuwe woningen of andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd, tenzij een
hogere waarde is vastgesteld.
Luchtvaartverkeerzone
7.3
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken
van het bepaalde in lid 7.2 voor het bouwen van hogere gebouwen of bouwwerken,
geen gebouwen zijnde ten behoeve van de overige bestemmingen van deze gronden,
mits deze geen belemmering opleveren voor het functioneren van het Instrument
Landing System van vliegbasis Volkel. Hiertoe dient advies te worden ingewonnen
bij de beheerder van het betrokken ILS.
Afwijkingen
a. het
afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen, oppervlakten en
percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. het
toestaan van geringe overschrijdingen van bouwgrenzen en bestemmingsgrenzen,
mits het overschrijdingen betreft ten behoeve van de praktische uitvoering van
het plan, waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter
correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
c. overschrijdingen
van de krachtens de bepalingen in dit plan toegelaten hoogte van bouwwerken,
voor de bouw van dakopbouwen voor technische installaties, zoals liftinstallaties,
luchtbehandelingsinstallaties, ventilatiesystemen, afzuigsystemen en soortgelijke
bouwwerken, die anders hun functie niet kunnen vervullen;
1. de
aanvrager dient aan te tonen dat voor het oprichten van de betreffende antenne
geen gebruik gemaakt kan worden van reeds bestaande antennedragers;
2. de
stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit als gevolg van het oprichten van
de antenne-installatie mag niet worden aangetast;
3. de
bouwhoogte van een nieuwe mast ten behoeve van de antenne-installatie mag
maximaal 40 meter bedragen;
met dien verstande dat het
bepaalde in lid 7.2 in acht moet worden genomen;
1. de
waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende
maatregelen worden getroffen in het belang van de gewenste waterhuishouding ter
plaatse en in de directe omgeving;
2. geen
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan eventuele archeologische waarden ter
plaatse;
f. het
bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning voor het afwijken
voorwaarden ten aanzien van de situering van voorzieningen als bedoeld in sub d en sub e stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van de
voorzieningen ten opzichte van de omgeving te waarborgen;
g. het
bevoegd gezag toetst een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het afwijken
aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld
in lid 8.1.
Algemeen
a. het
aanbrengen van wijzigingen betrekking hebbende op een enigszins andere situering
van de bestemmingsgrenzen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken,
dat verschuivingen nodig zijn in verband met de aanleg van een weg of ingekomen
bouwaanvragen ter uitvoering van een bouwplan, dan wel ter correctie van afwijkingen
of onnauwkeurigheden op de verbeelding, met dien verstande dat de verschuiving
niet meer dan 5 meter mag bedragen;
b. het
wijzigen van de voorgeschreven maatvoering voor bouwwerken met ten hoogste 20%,
indien in verband met ingekomen bouwvragen deze wijzigingen nodig zijn;
c. een enigszins
andere situering en/of begrenzing van de bestemmings- en/of bouwgrenzen, indien
bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met
de uitvoering van een bouwplan waarvan realisering wenselijk of noodzakelijk
wordt geacht, nodig zijn, mits de oppervlakte van een bestemmings- en/of bouwvlak
met niet meer dan 20% wordt gewijzigd.
d. het
aanpassen van de regels en het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes,
gasdrukregel- of gasdrukmeetstations toe te staan met een inhoud van maximaal 100 m³ en een goothoogte van maximaal 4 meter, welke in het kader van de nutsvoorziening nodig zijn;
e. het
wijzigen van de in de bedrijfsbestemmingen opgenomen indeling van milieucategorieën,
alsmede het wijzigen van de in de bijlage opgenomen staat van bedrijfsactiviteiten,
indien dit wenselijk is als gevolg van technische ontwikkelingen.
Toetsingskader
9.2
Het bevoegd gezag toetst een wijzigingsplan als bedoeld in lid 9.1 aan de voorwaarden zoals genoemd in het algemene toetsingskader, zoals geregeld
in lid 10.1.
Risicovolle bedrijven
9.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in
artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen ten behoeve
van de vestiging van risicovolle bedrijven, mits:
a. de
plaatsgebonden risicocontour 10-6 beperkt blijft tot de eigen
inrichting;
b. er een
verantwoording plaatsvindt van de toename van het groepsrisico en deze door het
bevoegd gezag als aanvaardbaar wordt beschouwd;
c. de
vestiging van de risicovolle inrichting niet leidt tot onevenredige aantasting
van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen
a. ten
aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden
met de volgende aspecten:
1. de
verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
2. de
verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
3. de
samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de
directe omgeving;
4. de situering
van de gebouwen op het bouwperceel;
b. Ten
aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende
aspecten:
1. de mate
van hinder voor de omliggende functies;
2. de
gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico
als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
3. de
gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
4. de
gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
5. de
gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit;
c. ten
aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende
aspecten:
1. de mate
van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de
gronden;
2. de
aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
3. de
gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
4. de
aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
5. de
aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein;
d. ten
aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende
aspecten:
1. de
mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en
toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
2. de mate
waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een
openbare ruimte wordt ingeperkt;
e. ten
aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden
met de volgende aspecten:
1. de
aanwezigheid van vluchtwegen;
2. de
bereikbaarheid van de bouwwerken;
3. de
beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen;
f. ten
aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende
aspecten:
1. de toename
van het verkeer en de parkeerbehoefte;
2. overlast
door lawaai, stank en/of trillingen;
3. de
bezonning;
4. het
uitzicht;
5. privacy;
g. ten
aanzien van parkeren kan rekening gehouden worden met de parkeernormen, zoals
opgenomen in bijlage 2 'Nota parkeernormen'.
Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
10.2 Waar
in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op
de regelingen zoals die luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het
ontwerpbestemmingsplan.
Overgangsrecht Bouwwerken
11.1 Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het
teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd,
mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.2 Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
11.3 Het
eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning
en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling
van dat plan.
Overgangsrecht gebruik
11.4 Het
gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
11.6 Indien
het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding van het plan
voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit
gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
11.7 Het
vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met
het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als regels van het
"Bestemmingsplan Erfstraat, vestiging
Van den Bosch Tuin & Terras ".