Inhoud
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels
Artikel 9 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Woonzorgcomplex Oude
Maasstraat
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856.BPoudemaasstr18-VA01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in woning en daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een gebouw dat qua afmeting en verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats,
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor verbruik ter plaatse.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
boven dan wel beneden en/of naast elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.
een bouwperceel dat zowel aan de zijde van de voorgevel als aan één zijdelingse zijde grenst aan de weg of het openbaar groen.
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmeting als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden.
een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de
vloer is gelegen op minimaal
voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun bestemming onttrokken – voer- of vaartuigen, woonboten, kampeermiddelen en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
een bouwwerk zonder eigen wanden, omsloten door maximaal twee wanden en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen.
grens van een bouwperceel.
een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.
een bouwperceel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de gemeente kunnen worden aangesloten.
de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft.
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, etc.
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggen bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.
voor bewoning bestemd (hoofd)gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
een van weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de achtergevel of voorgevel.
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren).
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
a voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
b in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b parkeervoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
d de daarbij behorende voorzieningen;
e bergingen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
f ondergeschikte overstekende bouwdelen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
Voor het bouwen gelden de volgende bepalingen:
a Er zijn binnen deze bestemming geen gebouwen toegestaan, met uitzonderingen van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’.
b Ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen’ gelden de volgende bepalingen:
1
De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag
niet meer bedragen dan
2
De goot- en bouwhoogte van de bijgebouwen mogen
niet meer bedragen dan 3 en
c Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van overkappingen), gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 1.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in lid 10.1 ten aanzien van:
a de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Tabel
1: Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen.
Situering |
Maximale bouwhoogte erf- afscheidingen |
Maximale bouwhoogte tuinmeubilair en speeltoestellen |
Maximale bouwhoogte vlaggenmasten en antennes |
Maximale bouwhoogte overige bouwwerken |
Hoekperceel: - voor de voorgevellijn - aan de zijde van het zijerf dat direct
grenst aan de openbare weg of openbaar groen < > |
|
|
|
|
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a het wonen, uitsluitend door woongroepen voor verstandelijk en/of lichamelijk gehandicapten tot een maximum van 12 wooneenheden met de daarbij behorende voorzieningen;
b de daarbij behorende voorzieningen, waaronder in ieder geval begrepen parkeervoorzieningen;
c water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt de volgende bepaling:
a Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' mogen de goot- en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de situerings- en maatvoeringseisen zoals aangegeven in tabel 1.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in lid 10.1 ten aanzien van:
a de bouwhoogte en/of goothoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
b de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Tabel
1: Bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde overkappingen.
Situering |
Maximale bouwhoogte erf- afscheidingen |
Maximale bouwhoogte tuinmeubilair en speeltoestellen |
Maximale bouwhoogte vlaggenmasten en antennes |
Maximale bouwhoogte overige bouwwerken |
Hoekperceel: - voor de voorgevellijn - aan de zijde van het zijerf dat direct
grenst aan de openbare weg of openbaar groen < > |
|
|
|
|
a Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
1 het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
2 het gebruik voor seksuele dienstverlening;
3 het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;
4 het opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
5 het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
6 het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen.
b Het bepaalde onder a, sub 3 t/m 6 is niet van toepassing voor zover het betreft:
1 het tijdelijk opslaan van materialen en werktuigen welke nodig zijn voor de realisering of de handhaving van de in het plan aangewezen bestemmingen;
2 het opslaan of storten van afval- of meststoffen, voor zover noodzakelijk voor het normale onderhoud van tuinen, andere open terreinen en watergangen;
3 het plaatsen van ten hoogste één toercaravan of tent op het erf van een woning.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor de bouw van gestapelde woningen binnen de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:
a het aantal gestapelde woningen niet meer bedraagt dan 6;
b voor het overige de bouwregels, nadere eisen en specifieke gebruiksregels van toepassing blijven;
c er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
a Ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan binnen het bouwvlak
b
De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse
bouwwerken bedraagt maximaal
c Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in de regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. Tot ondergrondse gebouwen worden voor de berekening van deze percentages niet gerekend de van de bovengrondse gebouwen deel uitmakende ondergrondse ruimten, voor zover deze gelegen zijn tussen de buitenwerkse gevelvlakken van het bovengrondse gebouw.
Waar in het plan een maximale goothoogte is aangegeven dient een gebouw aan twee tegenover elkaar gelegen zijden vanaf die of een lagere hoogte te worden afgedekt met hellende dakvlakken, waarvan de helling niet meer mag bedragen dan 75 graden, met dien verstande dat:
a tussen de toegestane (denkbeeldige) dakvlakken met een helling van 75 graden en de voorgeschreven maximale bouwhoogte ook platte afdekkingen, dakvlakken met een helling van meer of minder dan 75 graden en rechtopstaande gevelconstructies (eventueel met goten of daarmee gelijk te stellen constructiedelen) zijn toegestaan;
b geringe overschrijding van de (denkbeeldige) 75 gradenlijn is toegestaan door (gedeelten van) ondergeschikte bouwdelen, waaronder in ieder geval begrepen dakkapellen, schoorstenen en andere bouwdelen van ondergeschikte betekenis. Bouwdelen van ondergeschikte betekenis mogen niet meer dan de helft van de breedte van het dakvlak beslaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 10 ten aanzien van de afdekking van gebouwen, zoals geregeld in lid 1 van dit artikel.
Indien niet op grond van een andere bepaling van de regels een omgevingsvergunning voor het afwijken kan worden verleend, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor het afwijken van de in het plan voorgeschreven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
Het
bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het
bepaalde in lid 6.2 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een
ondergrondse bouwdiepte van maximaal
a de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 6.3 mits het in het plan door het aangeven van een goothoogte en/of bouwhoogte beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad.
De in lid 10.2 genoemde criteria gelden, voor zover van toepassing, in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van het plan
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van:
a
het aanbrengen van wijzigingen in de plaats,
richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische
uitvoering van het plan, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van
derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of
onnauwkeurigheden op de verbeelding. De afwijking mag ten hoogste
b het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het plan, worden gewijzigd.
De in lid 10.2 genoemde criteria gelden, voor zover van toepassing, in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.
Bij toepassing van de nadere eisen regeling is op de voorbereiding van een besluit de in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht opgenomen procedure van toepassing met een termijn van terinzagelegging van 14 dagen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
a de afdekking van gebouwen, zoals bepaald in artikel 6, lid 3;
b de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bepaald in artikel 3 en 4;
c de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bepaald in artikel 3 en 4.
De nadere eisen als bedoeld in dit artikel mogen slechts worden gesteld indien dit noodzakelijk is:
a ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de directe omgeving;
c ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid;
d ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de sociale veiligheid;
e ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de milieukwaliteit, brandveiligheid en rampenbestrijding.
Voor de aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij de toetsing van de begrippen stedenbouwkundige en beeldkwaliteit, milieukwaliteit, verkeersveiligheid, sociale veiligheid brandveiligheid en openbare veiligheid en woon- en leefklimaat wordt verwezen naar lid 10.2.
De in lid 10.2.1 tot en met 10.2.6 genoemde criteria gelden, voor zover van toepassing, in ieder geval als (mede)toetsingskader voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van dit plan, voor het stellen van nadere eisen of voor het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.
Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
a de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
b de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
c de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen met de directe omgeving;
d de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
Ten aanzien van de milieukwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
a de mate van hinder voor de omliggende functies;
b de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
c de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
d de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
e de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
a de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
b de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
c de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
d de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
e de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
a de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
b de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
a de aanwezigheid van vluchtwegen;
b de bereikbaarheid van de bouwwerken;
c de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
a de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
b overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
c de bezonning;
d het uitzicht;
e privacy.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze
regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Woonzorgcomplex
Oude Maasstraat
Rosmalen, april 2013 Vastgesteld: 3 april 2013