Regels

 




Inhoudsopgave

 

1.         Inleidende regels  1

Artikel 1              Begrippen  1

Artikel 2              Wijze van meten  3

2.         Bestemmingsregels  4

Artikel 3              Groen  4

Artikel 4              Maatschappelijk  5

3.         Algemene regels  6

Artikel 5              Anti-dubbeltelregel 6

Artikel 6              Algemene gebruiksregels  7

Artikel 7              Algemene bouwregels  8

Artikel 8              Algemene ontheffingsregels  9

Artikel 9              Algemene procedureregels  11

4.         Overgangs- en slotregels  12

Artikel 10            Overgangsrecht 12

Artikel 11            Slotregel 13

 



1.   Inleidende regels

Artikel 1         Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1.  het plan: de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0856. SplcDeWijdeWereld-0101 met de bijbehorende regels;

1.2.  de plankaart: de analoge verbeelding van het GML-bestand NL.IMRO.0856.SplcDeWijdeWereld-0101;

1.3.  het bestemmingsplan: het bestemmingsplan "Velmolen Oost" vastgesteld door de gemeenteraad van Uden op 27 juni 2007;

1.4.  aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5.  aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6.  ander werk: een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.7.  bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8.  bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak;

1.9.  bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10.         bijgebouw: een gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw

1.11.         bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.12.         bouwgrens: de grens van een bouwvlak;

1.13.         bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14.         bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel;

1.15.         bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.;

1.16.         bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17.         dak: iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18.         gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19.         hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.20.         prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.21.         seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.


Artikel 2         Wijze van meten

2.1.  Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.   de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.   lengte, breedte en diepte van gebouwen: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
c.   lengte, breedte en diepte van bouwwerken, geen gebouw zijnde: tussen de verst van elkaar gelegen punten van die werken, horizontaal gemeten;
d.   de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
e.   de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
f.    de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
g.   de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
h.   onderlinge afstanden: afstanden tussen bouwwerken onderling en ook afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn;
i.    peil:
1.   voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
2.   in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
j.    brutovloeroppervlakte: de vloeroppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw.

 

2.2.  Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

2.   Bestemmingsregels

Artikel 3         Groen

Bestemmingsomschrijving

3.1.  De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.   groenvoorzieningen;
b.   bermen en beplanting;
c.   speelvoorzieningen;
d.   waterlopen en waterpartijen;
e.   voet- en fietspaden;
f.    verharding ten behoeve van erfontsluiting;
g.   parkeerplaatsen;
h.   openbare nutsvoorzieningen.

 

Bouwregels

3.2.  Ten behoeve van de in lid 3.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 3.3 genoemde regels, de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

3.3.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde op de in lid 3.1 omschreven gronden geldt, dat de bouwhoogte ten hoogste 7 meter mag bedragen.

 


Artikel 4         Maatschappelijk

Bestemmingsomschrijving

4.1.  De voor "Maatschappelijk" aangewezen gronden zijn bestemd voor educatieve voorzieningen, kinderopvang, speel- en groenvoorzieningen en parkeren.

 

Bouwregels

4.2.  Ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde doeleinden mogen, met inachtneming van de in lid 4.3 tot en met 4.4 genoemde regels, de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en andere werken worden gerealiseerd.

 

4.3.  Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a.   gebouwen mogen uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat:
1.   geen geluidgevoelige functies ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 35 ke zone' mogen worden gerealiseerd;
2.   de totale oppervlakte van overkapte fietsenstallingen en materiaalbergingen niet meer dan 400 m² mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen;
b.   de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer dan bedragen dan is aangegeven;
c.   in afwijking van het bepaalde sub a mogen de bouwgrenzen uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte bouwdelen, als gevelversieringen, schoorstenen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 2 meter bedraagt;

 

4.4.  Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt, dat uitsluitende lantaarnpalen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 7 meter mag bedragen.

 

Specifieke gebruiksregels

4.5.  Ten behoeve van de functies in het plangebied dient minimaal het aantal parkeerplaatsen als bedoeld in de Nota Parkeernormen, gemeente Uden en gemeente Veghel, van 4 mei 2006 te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

3.   Algemene regels

Artikel 5         Anti-dubbeltelregel

5.1.  Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.


Artikel 6         Algemene gebruiksregels

6.1.  Als verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen en/of prostitutie.


Artikel 7         Algemene bouwregels

 

Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

7.1.  De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

a.   de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen;
b.   de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
c.   de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
d.   het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
e.   de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en
f.    de ruimte tussen bouwwerken.

Artikel 8         Algemene ontheffingsregels

Meetverschillen

8.1.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan, voor een afwijking ten aanzien van bouwgrenzen, scheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak die noodzakelijk is, ofwel ter aanpassing aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, dan wel indien dit uit het oogpunt van doelmatig gebruik van de grond en bebouwing gewenst is en er geen dringende redenen zijn die zich hiertegen verzetten en mits die afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 10 meter bedraagt.

 

10%-regeling

8.2.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor een afwijking ten aanzien van de voorgeschreven hoogte van gebouwen, hoogtescheidingslijnen, hoogte van andere bouwwerken, afstand tot perceelsgrenzen en overige aanwijzingen, maten en afstanden, eventueel met een overschrijding van de bebouwingsgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de in het plan voorgeschreven maten, afstanden, oppervlakten en percentages.

 

Nutsvoorzieningen

8.3.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen niet voor bewoning bestemde gebouwen worden gebouwd, mits:

a.   de inhoud per gebouwtje ten hoogste 75 m³ zal bedragen;
b.   de goothoogte ten hoogste 4 meter zal bedragen.

 

Antenne-installaties

8.4.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 meter.

 

Plaatselijke verhogingen

8.5.  Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, sub c van de Wet ruimtelijke ordening, ontheffing te verlenen van de regels van het plan voor het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:

a.   de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
b.   de hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

 

8.6.  Ontheffingen als bedoeld in 8.1 tot en met 8.5 kunnen slechts worden verleend indien zich daartegen geen dringende redenen verzetten en indien het beoogde stedenbouwkundige beeld niet onevenredig wordt aangetast.

 


Artikel 9         Algemene procedureregels

Ontheffing

9.1.  Bij het toepassen van ontheffingen op grond van deze regels de procedure van Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing (uniforme openbare voorbereidingsprocedure).

 

4.   Overgangs- en slotregels

Artikel 10      Overgangsrecht

Overgangsrecht Bouwwerken

10.1.         Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2.         Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

10.3.         Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Overgangsrecht gebruik

10.4.         Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het vierde lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6.         Indien het gebruik, bedoeld in het vierde lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7.         Het vierde lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.


Artikel 11      Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het "Uitwerkings- en wijzigingsplan Speelleercentrum De Wijde Wereld".

 

 

 

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Uden, gehouden op ............

 

 

 

 

     ...., voorzitter

 

 

 

 

     ...., griffier