Inhoud Regels

 

I        Inleidende regels  1

artikel 1       Begrippen  1

artikel 2       Wijze van meten  4

II       Bestemmingsregels  5

artikel 3       Tuin (T) 5

artikel 4       Wonen – (W) 6

III      Algemene regels  8

artikel 5       Anti-dubbeltelregel 8

artikel 6       Algemene bouwregels  8

artikel 7       Algemene gebruiksregels  8

artikel 8       Algemene ontheffingsregels  8

artikel 9       Algemene wijzigingsregels  9

artikel 10      Procedureregels  9

IV      Overgangs- en slotregels  10

artikel 11      Overgangsrecht 10

artikel 12      Slotregel 10

 

 

 


I            Inleidende regels

 

artikel 1             Begrippen

 

1.1.        In deze regels wordt verstaan onder:

 

                                     a.          plan:

het bestemmingsplan “Dorpsstraat 71 / Driesprong Nibbixwoudvan de gemeente Medemblik;

 

                                     b.          bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0420.BPKDorpsstr71-on01;

 

                                     c.          verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan “Dorpsstraat 71 / Driesprong Nibbixwoud” bestaande uit het blad met het nummer 300018-0015-01 met bijbehorende verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;

 

                                     d.          aanbouw:

een aan de zij-, achter- of voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd gebouw, al dan niet daarvan gescheiden door een wand of muur, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

                                     e.          aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

                                       f.          aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

                                     g.          aan-huis-verbonden bedrijf:

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;

 

                                     h.          aan-huis-verbonden beroep:

een beroep dat in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat is gericht op het verlenen van diensten; de beroepsuitoefening dient een ruimtelijke uitwerking en uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

                                       i.          bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

                                       j.          bestaand:

1.         bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan;

2.         bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;

 

                                     k.          bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

                                       l.          bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

                                   m.          bijgebouw:

een op zichzelf staand vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

                                     n.          bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

                                     o.          bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

                                     p.          bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

                                     q.          bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

                                      r.          bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

                                      s.          bouwwerk:

elke constructie van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

                                       t.          erker:

een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning en ondergeschikt is aan de hoofdbouw massa;

 

                                     u.          gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

                                     v.          hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

                                   w.          tuin:

grond, die gebruikt wordt voor het al dan niet bedrijfsmatig kweken van (sier)gewassen en struiken, (sier)bomen daaronder begrepen, niet zijnde bosbouw c.q. houtteelt;

 

                                     x.          vrije beroepsuitoefening aan huis:

aan huis verrichte werkzaamheden in de vorm van professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij gebruik wordt gemaakt van verworvenheden van een academische of hogere beroepsopleiding;

 

                                     y.          woning:

een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

 

                                     z.          zadeldak:

een dak gevormd door twee gelijkhellende dakvlakken, die in een nok samenkomen.

 

1.2.        Waar in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan.


artikel 2             Wijze van meten

 

2.1.        Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

                                     a.          de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

                                     b.          de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

                                     c.          de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

                                     d.          de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

                                     e.          de breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;

 

                                       f.          de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

 

                                     g.          het peil:

de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een gebouw of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;

 

                                     h.          de bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.):

binnen de gevels van het gebouw inclusief kolommen, trappenhuizen, gangen, liften en toiletten, waarbij de oppervlakten van de diverse verdiepingen bij elkaar worden opgeteld.

 

2.2.        Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

 


II         Bestemmingsregels

 

artikel 3             Tuin (T)

 

Bestemmingsomschrijving

3.1.        De op de plankaart voor tuin (T) aangegeven gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

Bouwregels

3.2.        Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.         erfscheidingen;

b.         tuinmeubilair;

c.         overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.3.        Voor het bouwen van de in lid 3.2 genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.         de hoogte van erfscheidingen niet meer mag bedragen dan 1 m;

b.         de hoogte van tuinmeubilair niet meer mag bedragen dan 2 m;

c.         de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 1 m.

 

3.4.        In afwijking van het bepaalde in lid 3.2 mag een aanbouw aan de voorzijde van de woning worden gebouwd, waarbij de volgende bepalingen gelden:

a.         de diepte niet meer mag bedragen dan 1,5 m;

b.         de breedte niet meer mag bedragen dan 2/3e deel van de breedte van de voorgevel;

c.         de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,25 m;

d.         de dakhelling niet meer mag bedragen dan 30°.

 

Ontheffing van de bouwregels

3.5.        Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4, ontheffing verlenen voor een aanbouw aan de voorzijde van de woning die de zijgevellijn overschrijdt mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.

 

Gebruiksregels

3.6.        Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7, lid 7.1, wordt in ieder geval gerekend:

a.         het gebruik als opslag-, los-, of laadplaats voor handelsdoeleinden;

b.         het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik.

 

(terug naar inhoudsopgave)

artikel 4             Wonen – (W)

 

Bestemmingsomschrijving

4.1.        De op de plankaart voor wonen – (W) aangegeven gronden zijn bestemd voor:

a.         wonen;

b.         erven;

c.         aan-huis-verbonden beroep.

 

Bouwregels

4.2.        Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.         hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;

b.         aanbouwen en bijgebouwen;

c.         erfscheidingen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.3.        Voor het bouwen van de in lid 4.2 onder a genoemde woningen, gelden de volgende bepalingen:

a.         hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b.         per bouwvlak mag niet meer dan 1 woning worden gebouwd;

c.         de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven.

 

4.4.        Voor het bouwen van de in lid 4.2 onder b genoemde aanbouwen en bijgebouwen, gelden de volgende bepalingen:

a.         de afstand van aanbouwen en bijgebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelgrens niet minder mag bedragen dan 50% van de hoogte van de naar die perceelgrens gerichte gevel;

b.         de afstand van aanbouwen en bijgebouwen tot de voorgevel van het hoofdgebouw tenminste 2 m bedraagt;

c.         de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de in lid 4.1 bedoelde gronden uitgezonderd het bouwvlak en met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 60 m2;

d.         de goothoogte van een bijgebouw niet meer mag bedragen dan 3 m;

e.         de goothoogte van een aanbouw niet meer mag bedragen dan 3,25 m;

f.           de dakhelling van aanbouwen gelijk is aan de dakhelling van de woning of anders ten hoogste 45º mag bedragen;

g.         de dakhelling van bijgebouwen ten hoogste 45º mag bedragen;

h.         de nokhoogte niet meer dan 5,5 m bedraagt.

 

4.5.        Voor het bouwen van de in lid 4.2 onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a.         de hoogte van erfscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;

b.         de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 m.

 

Ontheffing van de bouwregels

4.6.        Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 4.8 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.3 voor een goothoogte van ten hoogste 6 m.

 

4.7.        Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in lid 4.8 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.4 voor:

a.         een gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 100 m2 en voor percelen met een oppervlakte van meer dan 750 m2 tot een maximum van 150 m2, mits de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 50% van: de achter de voorgevelrooilijn gelegen oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de woning;

b.         een andere dakhelling;

c.         een kleinere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens.

 

4.8.        Het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.6 en lid 4.7 kan alleen in daarvoor geschikte situaties en onder tenminste de voorwaarden dat:

a.         het bouwwerk door plaats, positie en afmeting zowel visueel als functioneel geen onevenredige inbreuk maakt op de kwaliteit van de omgeving waarin het perceel gelegen is;

b.         het bouwwerk door plaats, positie en afmeting geen onevenredige inbreuk maakt op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.

 

Procedure

4.9.        Bij het verlenen van ontheffing als bedoeld in lid 4.6, wordt de procedure gevolgd die is opgenomen in artikel 10 "Procedureregels".

 

Gebruiksregels

4.10.     Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7, lid 7.1, wordt in ieder geval gerekend:

a.         het gebruik als opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;

b.         het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;

c.         het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;

d.         het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen voor bewoning of als recreatief nachtverblijf.

 

Gebruiksregels voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis

4.11.     Ten behoeve van het uitoefenen van een beroep aan huis mag ten hoogste 30 m2 van de vloeroppervlakte van de woning worden gebruikt, mits;

a.         het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;

b.         het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;

c.         het gebruik geen afbreuk doet aan het karakter van de omgeving;

d.         geen detailhandel wordt uitgeoefend.

 

Ontheffing van de gebruiksregels

4.12.     Burgemeester en wethouders kunnen met inachtneming van het bepaalde in artikel 7 ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 4.11 ten behoeve van het uitoefenen van beroepsmatige, alsmede niet publieksgerichte bedrijfsactiviteiten in een woning, tot ten hoogste 50 m2.

 

(terug naar inhoudsopgave)


III      Algemene regels

 

artikel 5             Anti-dubbeltelregel

 

5.1.        Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

artikel 6             Algemene bouwregels

 

Ongeoorloofde wijze van bouwen

6.1.        Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.

 

Nadere eisen

6.2.        Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

a.         de bouwhoogte en/of de goothoogte van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals bepaald in artikel 3 en 4;

b.         de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bepaald in artikel 3 en 4.

 

 

artikel 7             Algemene gebruiksregels

 

7.1.        Tot het verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van de gronden en bouwwerken als seksinrichting, escortbedrijf en sekswinkel danwel voor prostitutie.

 

 

artikel 8             Algemene ontheffingsregels

 

8.1.        Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in dit plan bepaalde voor:

a.         de bouw van utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gasdruk- regel- en meetstations en gemalen, met dien verstande, dat de goothoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2;

b.         het met ten hoogste 5 m afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg of de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van de voor bebouwing in aanmerking komende gronden, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;

c.         het met ten hoogste 10% afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voorzover geen andere ontheffingsbepaling in het plan van toepassing is.

 

8.2.        Bij het verlenen van ontheffing, als bedoeld in lid 8.1 wordt de procedure gevolgd die is opgenomen in artikel 10 "Procedureregels".

 

 

artikel 9             Algemene wijzigingsregels

 

9.1.        Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen en zo nodig uitwerken voor het in het bestemmingsplan inpassen van een onherroepelijk geworden projectbesluit als bedoeld in artikel 3.13 van de Wet ruimtelijke ordening.

 

 

artikel 10         Procedureregels

 

10.1.     Bij toepassing van de ontheffingen als omschreven in dit plan, dienen de navolgende procedureregels in acht genomen te worden:

a.         het bouwplan en/of verzoek om ontheffing ligt gedurende 2 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;

b.         burgemeester en wethouders maken deze terinzagelegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid, alsmede op de gebruikelijke wijze bekend;

c.         de bekendmaking houdt mededeling in dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld tot het naar voren brengen van hun zienswijzen;

d.         gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken op het bouwplan en/of het verzoek om ontheffing;

e.         burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit en doen daarvan mededeling aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht.

 

10.2.     Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als omschreven in dit plan worden de navolgende procedureregels in acht genomen:

a.         het ontwerpbesluit tot wijziging ligt met de bijbehorende stukken gedurende 2 weken ter gemeentesecretarie ter inzage;

b.         burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in één of meer huis-aan-huisbladen en dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid;

c.         bij de bekendmaking wordt medegedeeld, dat belanghebbenden hun bedenkingen kunnen inbrengen bij burgemeester en wethouders, gedurende de termijn van de terinzagelegging;

d.         burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit en doen daarvan mededeling aan hen die bedenkingen hebben ingebracht.

 

 


IV       Overgangs- en slotregels

 

artikel 11         Overgangsrecht

 

Bouwen

11.1.     Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

11.2.     Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

 

11.3.     Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

Gebruik

11.4.     Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

11.5.     Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

11.6.     Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

11.7.     Lid 11.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

 

Hardheidsclausule

11.8.     Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

 

 

artikel 12         Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

"Regels van het bestemmingsplan “Dorpsstraat 71 / Driesprong Nibbixwoud".

Medemblik, 18 juni 2010