artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
artikel 9 Algemene
ontheffingsregels
artikel 10 Algemene
procedureregels
I Voorschriften
1.1.
In deze voorschriften
wordt verstaan onder:
a. plan:
het
projectbesluit “ Ganker
106a“ van
de gemeente Medemblik;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0420.PBGANKER106A.on01
c. verbeelding:
de verbeelding van
het projectbesluit “Ganker106a” bestaande uit het blad met het nummer 300018-0012-01 met bijbehorende verklaring,
waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
d. aanbouw:
een gebouw dat
als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
e. aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
f. aan-huis-verbonden bedrijf:
het op
bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een
gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.
g. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep dat
in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op
het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar
woonfunctie behoudt, en dat is gericht op het verlenen van diensten; de
beroepsuitoefening dient een ruimtelijke uitwerking en uitstraling te hebben
die met de woonfunctie in overeenstemming is;
h. bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i. bestaand:
1. bij bouwwerken:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
j. bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak;
k. bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
l. bijgebouw:
een niet voor
bewoning bedoeld en op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door
de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding
staat met het hoofdgebouw;
m. bouwen:
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
n. bouwgrens
de grens van een
bouwvlak;
o. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;(voor bouwperceel zie gg.)
p. bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
q. bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
r. detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
s. dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling:
bedrijf of
instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische,
medische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen
kapperszaken, schoonheidsinstituten, fysiotherapiepraktijk, fotostudio’s en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met
uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
t. dienstverlening:
het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden;
u. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
v. erf:
al dan niet
bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw;
w. erker:
een uitbouw aan
een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning
en ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
x. gebouw:
elk bouwwerk,
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
y. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; een hoofdgebouw kan verschillende bouwhoogtes hebben.
z. kampeerterrein:
terrein of
plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd,
om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van
kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
aa. maatschappelijke diensten:
diensten inzake
welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en
veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;
bb. nutsvoorzieningen:
voorzieningen
ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
cc. peil:
a. voor gebouwen,
waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg
ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is
gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg;
b. indien in of op
een hoofdwaterloop wordt gebouwd: - 2.20 NAP;
c. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld, tenzij
in de regels anders is bepaald
dd. prostitutie:
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
ee. raam- en straatprostitutie
het op of aan de
weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door
handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot
prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
ff. seksinrichting:
een voor het
publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan
niet in combinatie met elkaar;
gg. bouwperceel
een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
hh. stolp:
Noord-Hollandse
of Westfriese boerderijvorm met een min of meer vierkante vorm en een
piramidevormig dak;
ii. straatmeubilair:
de op of bij de
weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens,
wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende
constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies,
rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen,
gedenktekens, telefooncellen en abri’s;
jj. uitbouw:
een gebouw dat
als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk
gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
kk. voorgevel
de naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan
één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden
aangemerkt.
ll. woning:
een gebouw of
gedeelte van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld
en dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
2.1.
Bij de
toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;
f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
2.2.
Bij de
toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende
daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen
niet meer dan
II Voorschriften
Bestemmingsomschrijving
3.1. De op de verbeelding voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
Bouwregels
3.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding
mag
b. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer
bedragen dan
c. de hoogte van overige bouwwerken geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Ontheffing erker
3.4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2 en toestaan dat een erker of uitbouw wordt gebouwd, mits;
a. de diepte van de erker niet meer bedraagt
dan
b. de breedte van de erker niet meer bedraagt dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de woning waaraan wordt aangebouwd;
c. de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt aangebouwd.
Bestemmingsomschrijving
4.1. De gronden op de verbeelding aangewezen voor “Verkeer” zijn bestemd voor:
a. verkeer;
b. wegen, fiets- en voetpaden;
c. parkeren;
d. nutsvoorzieningen
met de daarbij behorende:
e. bouwwerken;
f. bermen, groenvoorzieningen en water
Bouwregels
4.2.
Op
en in de gronden als bedoeld in lid 4.1, mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming,
alsmede ten behoeve van de waterhuishouding, bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden
gebouwd.
4.3.
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, mag niet
meer bedragen dan
Bestemmingsomschrijving
5.1. De gronden op de verbeelding aangewezen voor “Water” zijn bestemd voor:
a. waterpartijen, sloten en andere waterlopen;
b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
c. groenvoorzieningen;
d. oevers/oeverbeschoeiing;
e. recreatief medegebruik;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwregels
5.2. Op deze gronden als bedoeld in lid 5.1, mogen, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
5.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van oeverbeschoeiingen mag niet
meer bedragen dan
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Bestemmingsomschrijving
6.1. De gronden op de verbeelding aangewezen voor “Wonen” zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. erven;
met daarbij behorende:
c. verhardingen;
d. water;
e. parkeervoorzieningen.
Bouwregels
a. hoofdgebouwen in de vorm van grondgebonden woningen;
b. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.3. Voor het bouwen van hoofdgebouwen, gelden de volgende regels:
a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen bouwvlakken worden gebouwd, in de vorm van grondgebonden woningen;
b. per
bouwvlak mag niet meer dan één hoofdgebouw worden gebouwd;
c. de
goothoogte en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan
d. de dakhelling van hoofdgebouwen mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen.
6.4. Voor het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:
a. aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. onverminderd het bepaalde in 6.3 onder e. mag de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 40% van de voor erfbebouwing bestemde gronden, verminderd met het bouwvlak, tot ten hoogste 100 m2;
c. bijgebouwen mogen aangebouwd aan de woning dan wel vrijstaand worden gebouwd;
d. de goothoogte van aan de woning gebouwde aan-, uitbouwen, bijgebouwen
en overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag
van het hoofdgebouw +
e. de dakhelling van aan de woning gebouwde aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet minder en niet meer graden bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning. Deze bouwwerken mogen ook plat worden afgedekt;
f. voor aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en overkappingen, voorzover gebouwd aan de zijgevel, geldt dat de
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan
g. voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen, voorzover gebouwd aan de achtergevel, geldt dat:
1. de diepte niet meer bedragen dan 3,5 m, gemeten vanuit de achtergevel waaraan wordt gebouwd;
2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet
minder mag bedragen dan
h. voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen geldt dat:
1. deze uitsluitend zijn toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel;
2. de goothoogte
en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk
3. de hoogte van overkappingen mag niet meer
bedragen dan
4. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen of plat mogen worden afgedekt.
6.5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ontheffing van de bouwregels
6.6. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:
a. lid 6.3, onder c, en e, voor de realisering van een stolp, in
welk geval de goothoogte en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan
b. lid 6.3, onder d, voor een dakhelling van niet meer dan 80°;
d. lid 6.4 onder g sub 2, voor het bouwen van een aan-, uitbouw of bijgebouw tot op de zijdelingse perceelsgrens;
e. lid 6.4, onder e en onder h sub 4, voor het plat afdekken van een aan- of uitbouw en van al dan niet aangebouwde bijgebouwen, alsmede voor een dakhelling van niet meer dan 80°.
Ontheffing ten behoeve van aan huis verbonden bedrijf
a. kleinschalige detailhandel;
b. het vervaardigen van handnijverheidsproducten;
c. bedrijfsactiviteiten.
Deze ontheffing kan alleen worden verleend indien aan onderstaande randvoorwaarden is voldaan:
1. de woning zijn overwegende woonfunctie behoudt;
2. de tuin en het erf hun uitstraling als woonkavel behouden;
3. het geen milieuvergunningsplichtige activiteiten betreft;
4. het aantal verkeersbewegingen per bedrijf niet meer bedraagt dan 10;
5. er tenminste twee extra, onafhankelijk van elkaar bereikbare parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
6. het uiterlijk van het gebouw niet wordt gewijzigd;
7. het bruto vloeroppervlakte waar de
activiteit wordt uitgeoefend niet meer beslaat dan
Specifieke gebruiksregel
6.8. Tot een gebruik, strijdig met deze voorschriften, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van detailhandel en bedrijfsactiviteiten waarvoor op grond van lid 6.7 ontheffing is verleend;
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een escortbedrijf en/of prostitutiebedrijf, en/of raam- of straatprostitutie;
d. het gebruik van gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, (sta)caravans, (zee)containers en vergelijkbare objecten.
Nadere eisen
6.9. Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:
a. de situering, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
b. de situering, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen, met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, belichting, bezonning en privacy;
c. de inrichting, in het kader van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
7.1. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1. Het is verboden op een terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die ter plaatse niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
artikel 9 Algemene ontheffingsregels
9.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het in devoorschriften voor:
a. de bouw van
utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, (riool)gemalen,
gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale
antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer
dan
b. het plaatsen
van kunstobjecten op gronden met de bestemming “Water (WA)”, met dien verstande dat de bouwhoogte van
kunstobjecten niet meer dan
c. het plaatsen
van lichtmasten op gronden met de bestemming “Verkeer
(V)” met een grotere hoogte dan bepaald in die
bestemmingen met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan
d. afwijkingen van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten;
artikel 10 Algemene procedureregels
10.1. Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging of tot ontheffing als bedoeld in deze regels, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing als omschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Deze regels worden aangehaald als:
"Voorschriften behorende bij het
projectbesluit “Ganker 106a".
Medemblik, februari 2010