Project “Nieuwbouw van twee woonhuizen”, Vekenweg 17 en 19, te Abbekerk
B VOORSCHRIFTEN
Inhoud voorschriften
Hoofdstuk I Inleidende voorschriften
1.
artikel 1 Begrippen 1.
artikel 2 Wijze
van meten 3.
Hoofdstuk II
Voorschriften
4.
artikel 3 Tuin (T)
4.
artikel 4 Wonen
(W) 5.
Hoofdstuk III Algemene voorschriften
7.
artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
7.
artikel 6 Algemene
bouwvoorschriften
7.
artikel 7 Algemene
gebruiksvoorschriften
7.
artikel 8 Algemene
ontheffingsvoorschriften
7.
Hoofdstuk IV Slotvoorschrift
7.
artikel 9 Slotbepaling
7.
Hoofdstuk I Inleidende
voorschriften
artikel 1 Begrippen
1.1. In deze voorschriften wordt verstaan
onder:
a. plan:
het
projectbesluit “Vekenweg 17+19 Abbekerk” van de gemeente Medemblik;
b. projectbesluit /
bestemmingsplan 1e fase:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende
voorschriften als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0420.PB.Vekenweg1719-va01;
c. verbeelding:
de plankaart van het projectbesluit “Vekenweg 17+19
Abbekerk” bestaande uit het blad met het nummer ‘Medem2010-10’ met bijbehorende
verklaring, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn
aangegeven;
d. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een
hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt
is aan het hoofdgebouw;
e. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn
aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik
en/of het bebouwen van deze gronden;
f. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien
het een vlak betreft;
g. aan-huis-verbonden
beroep:
een beroep dat in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend
door een (mede)bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de
woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt, en dat is gericht op het verlenen
van diensten; de beroepsuitoefening dient een ruimtelijke uitwerking en
uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;
h. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
j. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
k. bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat
door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonische opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in
directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
l. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
m. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
n. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
o. bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
p. bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
q. detailhandel:
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
r. dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten
aan derden;
s. erker:
een uitbouw aan een woning, die zich bevindt aan de voor- of
zijgevel of beide, van een woning en ondergeschikt is aan de hoofdbouw massa;
t. escortbedrijf:
het aanbieden van prostitutie, die
op een andere plaats wordt bedreven dan die van waaruit de aanbieding
plaatsvindt;
u. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte,
geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
v. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of
afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
w. nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals
transformator-huisjes, gas-reduceerstations, schakelhuisjes, duikers,
bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor
telecommunicatie;
x. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele
handelingen met een ander tegen vergoeding;
y. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin
bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele
handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- en pornografische
aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een
prostitutiebedrijf of een parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
z. tuin:
grond, die gebruikt wordt voor het al dan niet bedrijfsmatig
kweken van (sier)gewassen en struiken, (sier)bomen daaronder begrepen, niet
zijnde bosbouw c.q. houtteelt;
aa. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw;
bb. vrije beroepsuitoefening aan huis:
aan huis verrichte werkzaamheden in de vorm van
professionele dienstverlening, voornamelijk bestaande uit hoofdarbeid, waarbij
gebruik wordt gemaakt van verworvenheden van een academische of hogere
beroepsopleiding;
cc. woning:
een gebouw of gedeelte van een gebouw, bestaande uit een
complex van ruimten, dat is bedoeld en dat dient voor de huisvesting van één
huishouden;
1.2. Waar in deze regels wordt verwezen naar
andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de wettelijke regelingen, zoals
die luidden op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit
plan.
artikel 2 Wijze van meten
2.1. Bij
de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de
druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de bouwhoogte
van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of
van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
d. de inhoud van
een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de breedte en
diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken
of het hart van scheidingsmuren;
f. de oppervlakte
van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
g. het peil:
de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van een
gebouw of, indien de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de door
burgemeester en wethouders vastgestelde hoogte van het terrein ter plaatse van
die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw of zoals dit ten tijde van het ter
inzage leggen van het ontwerp van dit plan aanwezig was;
h. de
bruto-vloeroppervlakte (b.v.o.):
binnen de gevels van het gebouw inclusief kolommen,
trappenhuizen, gangen, liften en toiletten, waarbij de oppervlakten van de
diverse verdiepingen bij elkaar worden opgeteld.
2.2. Bij de toepassing van het bepaalde ten
aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing
gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer
dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk II Voorschriften
artikel 3 Tuin
(T)
Bestemmingsomschrijving
3.1. De op de verbeelding voor tuin (T)
aangegeven gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende
gronden gelegen hoofdgebouwen.
Bouwvoorschriften
3.2. Op deze gronden mogen ten behoeve van
de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. erfscheidingen;
b. vlaggenmasten;
c. overige
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3. Voor het bouwen van de in lid 3.2
genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen.
a. op de gronden
gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel, voor 1 m achter het
verlengde daarvan, mag de hoogte van erfscheidingen niet meer bedragen dan 1 m;
b. op
de gronden gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel, 1 m achter
het verlengde daarvan mag de hoogte van erfscheidingen niet meer bedragen dan 2
m;
c. de hoogte van
vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 5 m;
d. de
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
3 m.
3.4. In afwijking van het bepaalde in lid
3.2 mag een erker aan de voorzijde van de woning worden gebouwd, met dien
verstande dat de diepte niet meer bedraagt dan 1,5 m en de breedte niet meer
mag bedragen dan 2/3 van de gevelbreedte van de woning en de hoogte niet meer
mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de woning.
Gebruiksvoorschriften
3.5. Tot een gebruik van gronden en
bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, wordt
in ieder geval gerekend;
a. het
opslaan van oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin of brandstoffen;
b. het stallen
van tourcaravans en boten.
artikel 4 Wonen
(W)
Bestemmingsomschrijving
4.1. De
op de plankaart voor wonen (W) aangegeven gronden zijn bestemd voor:
a. wonen;
b. erven;
c. aan-huis-verbonden
beroep;
met de daarbij behorende:
d. verhardingen;
e. parkeervoorzieningen.
Bouwvoorschriften
4.2. Op deze gronden mogen ten behoeve van
de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. hoofdgebouwen
in de vorm van grondgebonden woningen;
b. aan-
en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
c. erfscheidingen
en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.3. Voor het bouwen van de in lid 4.2
onder a genoemde woningen, gelden de volgende bepalingen:
a. hoofdgebouwen
mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. het
bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, met dien verstande dat de afstand van de
bebouwing tot de zijdelingse perceelgrens niet minder mag bedragen dan 2 m;
c. de
goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
d. de
bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m;
e. de
minimale en maximale dakhelling mogen niet meer bedragen dan respectievelijk
30° en 65°;
f. het
aantal aaneen te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan 1;
g. de
nokrichting of, als er geen sprake is van een noklijn, de hoofdrichting van de
dakvlakken dient haaks dan wel evenwijdig aan de zijdelingse perceelgrens te
lopen;
4.4. Voor het bouwen van de in lid 4.2
onder b genoemde aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de
volgende bepalingen:
a. aan-,
uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het
bouwvlak worden gebouwd;
b. de
gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 50% van de in lid 4.1
bedoelde gronden uitgezonderd het bouwvlak en met dien verstande dat de
gezamenlijke oppervlakte aan de zijgevel aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen,
vrijstaande bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan 100 m2;
c. de
goothoogte en hoogte van een aanbouw mogen niet meer bedragen dan
respectievelijk 3,25 m en 5,5 m;
d. de
goothoogte en nokhoogte van een vrijstaand bijgebouw mogen niet meer bedragen
dan respectievelijk 3,00 m en 5,5 m;
e. bijgebouwen
mogen van een kap worden voorzien dan wel plat worden afgedekt met dien
verstande dat de dakhelling van een aangebouwd bijgebouw gelijk is aan de
dakhelling van de woning en de dakhelling van een vrijstaand bijgebouw ten
hoogste 60º mag bedragen;
e. de
afstand van een aan de zijgevel aangebouwd of vrijstaand bijgebouw tot de
voorgevellijn dient minimaal 2 m te bedragen;
f. de
hoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 m;
4.5. Voor het bouwen van de in lid 4.2
onder c genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende
bepalingen:
a. de
hoogte van erfscheidingen mag achter de voorgevel niet meer
bedragen dan 2 m en voor de
voorgevel niet meer dan 1 m:
b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer
bedragen dan 3 m.
Nadere eisen
4.6. Burgemeester en wethouders kunnen
ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving nadere
eisen stellen aan:
a. de
situering, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke
afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare
ruimte;
b. de
situering, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een
behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen,
met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, bezonning en privacy;
c. de
inrichting, in het kader van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden.
Gebruiksvoorschriften
4.7 Tot een gebruik van gronden en
bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 7, lid 7.1,
wordt in ieder geval gerekend:
a. het
gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor wonen en als recreatief nachtverblijf;
b. het
opslaan van oude en nieuwe bouwmaterialen, afval, puin of brandstoffen.
Gebruiksvoorschriften voor beroeps
uitoefening aan huis
4.8. Ten behoeve van het uitoefenen van een
beroep aan huis mag de begane grond van de woning inclusief aan- en uitbouwen
tot een maximum van
30 m2 worden gebruikt mits:
a. het
beroep uitsluitend door de bewoner wordt uitgeoefend;
b. het
gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer
en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
c. het
gebruik geen afbreuk doet aan het karakter van de omgeving;
d. geen
detailhandel wordt uitgeoefend.
Ontheffing van de
gebruiksvoorschriften
4.9. Burgemeester en wethouders kunnen met
inachtneming van het bepaalde in artikel 4.6 "Nadere eisen"
ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 4, lid 4.8, ten behoeve van het
uitoefenen van beroepsmatige activiteiten in een woning, tot ten hoogste 40%
van de vloeroppervlakte de begane grond van de woning inclusief aan- en
uitbouwen met een maximum van 50 m2, mits:
a. de
woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
b. het
gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer
en het geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
Hoofdstuk III Algemene voorschriften
artikel 5
Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan
van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven,
blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
artikel 6
Algemene bouwvoorschriften
Ongeoorloofde wijze van bouwen
Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te
bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou
ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover
er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat
deze afwijking nog zou worden vergroot.
artikel 7
Algemene gebruiksvoorschriften
7.1. Het is verboden de in dit plan begrepen
gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken voor een doel of op
een wijze strijdig met het in dit plan, behoudens het in lid 7.3. bepaalde.
7.2 Tot het verboden gebruik als bedoeld in
lid 7.1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van de
gronden en bouwwerken als seksinrichting, escortbedrijf en sekswinkel danwel
voor prostitutie;
7.3. Ontheffing meest doelmatig gebruik
Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het
bepaalde onder lid 7.1 indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking
van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt
gerechtvaardigd.
artikel 8 Algemene
ontheffingsvoorschriften
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van
het in dit plan bepaalde voor:
a. de
bouw van utilitaire gebouwen, zoals transformatorstations, gasdruk- regel- en
meetstations en gemalen, met dien verstande, dat de goothoogte niet meer dan 3
m mag bedragen en de oppervlakte niet meer dan 25 m2;
b. het
met ten hoogste 10% afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voorzover geen
andere ontheffingsbepaling in het plan van toepassing is;
Hoofdstuk IV Slotvoorschrift
artikel 9 Slotbepaling
Deze voorschriften worden aangehaald
als: “Voorschriften behorende bij het
Projectbesluit Vekenweg 17+19”.