artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
artikel 10 Algemene bouwregels
artikel 11 Algemene ontheffingsregels
artikel 12 Algemene procedureregels
1.1.
In deze
regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan
“Horn/Harde Grondweg“ van
de gemeente Andijk
b. bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0364.BPHardeGrondweg-Co01.
c. verbeelding:
de verbeelding
van het bestemmingsplan “Horn/Harde Grondweg” bestaande uit het blad met het
nummer 101266-0083-01 met bijbehorende verklaring,
waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven;
d. aanbouw:
een gebouw dat
als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
e. aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
f. aan-huis-verbonden bedrijf:
het op
bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten die in beperkte omvang in een
gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.
g. aan-huis-verbonden beroep:
een beroep dat
in, aan of bij een woning wordt uitgeoefend door een (mede)bewoner van de op het
bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie
behoudt, en dat is gericht op het verlenen van diensten; de beroepsuitoefening
dient een ruimtelijke uitwerking en uitstraling te hebben die met de
woonfunctie in overeenstemming is;
h. bebouwing:
één of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
i. bestaand:
1. bij bouwwerken:
bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
2. bij gebruik:
bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
j. bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak;
k. bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
l. bijgebouw:
een niet voor
bewoning bedoeld en op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door
de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonische
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding
staat met het hoofdgebouw;
m. bouwen:
het plaatsen,
het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
n. bouwgrens
de grens van een
bouwvlak;
o. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
p. bouwvlak:
een geometrisch bepaald
vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
q. bouwwerk:
elke constructie
van enige omvang, van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
r. detailhandel:
het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps-
of bedrijfsactiviteit;
s. dienstverlening:
het verlenen van
economische en maatschappelijke diensten aan derden;
t. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
u. erf:
al dan niet
bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw
en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat
gebouw;
v. erker:
een uitbouw aan
een woning, die zich bevindt aan de voor- of zijgevel of beide, van een woning
en ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa;
w. gebouw:
elk bouwwerk,
dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
x. hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; een hoofdgebouw kan verschillende bouwhoogtes hebben.
y. nutsvoorzieningen:
voorzieningen
ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
z. peil:
a. voor gebouwen,
waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg
ter hoogte van de hoofdingang, met dien verstande dat indien een terrein is
gelegen aan meerdere wegen: de laagste weg;
b. indien in of op
een hoofdwaterloop wordt gebouwd: - 2.20 NAP;
c. in andere
gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld, tenzij
in de regels anders is bepaald
aa. prostitutie:
het zich
beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
bb. raam- en straatprostitutie
het op of aan de
weg, vanachter een raam of op een andere voor publiek toegankelijke plaats door
handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot
prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.
cc. seksinrichting:
een voor het
publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang
alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of
vertoningen van erotisch -en pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan een prostitutiebedrijf of een parenclub al dan
niet in combinatie met elkaar;
dd. stolp:
Noord-Hollandse
of Westfriese boerderijvorm met een min of meer vierkante vorm en een
piramidevormig dak;
ee. straatmeubilair:
de op of bij de
weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens,
wegbebakening, bewegwijzering, verlichting, halteaanduiding, parkeerregulerende
constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies,
rijwielstandaards, afvalcontainers, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen,
gedenktekens, telefooncellen en abri’s;
ff. uitbouw:
een gebouw dat
als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk
gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
gg. voorgevel
de naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan
één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden
aangemerkt.
hh. woning:
een gebouw of gedeelte
van een gebouw, bestaande uit een complex van ruimten, dat is bedoeld en dat
dient voor de huisvesting van één huishouden.
2.1.
Bij de
toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de dakhelling:
langs het
dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil
tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de
onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
e. de breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren;
f. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
2.2.
Bij de toepassing
van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen,
als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende
daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q.
bestemmingsgrenzen niet meer dan
Bestemmingsomschrijving
3.1. De op de kaart voor “Bedrijf (B)” aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven zoals genoemd in de bij deze regels als bijlage behorende “Lijst van toegelaten bedrijfstypen” onder de categorieën A, B en C, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
b. bedrijven die wat betreft hun gevolgen voor de omgeving gelijk kunnen worden gesteld aan de onder a genoemde bedrijven, met als voorwaarde dat geen sprake is van een hogere milieucategorie, aan te tonen in een door het bedrijf te leveren milieurapport;
c. dienstverlening, voorzover deze rechtstreeks voortvloeit en rechtstreeks verband houdt met ter plaatse aanwezige activiteiten of dienstverlening ten behoeve van agrarische bedrijven;
met daarbij behorende:
d. bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen;
e. wegen en paden;
f. groenvoorzieningen en water;
g. open terreinen, zoals parkeer-, opslag-, laad- en losplaatsen met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen waaronder bedrijfswoningen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. het bebouwingspercentage mag niet meer
bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
c. per bouwvlak mag, met in achtneming van de
Wet geluidhinder, niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd,
mits gelijktijdig minimaal
d. de bedrijfswoning dient in de naar de weg
gekeerde bouwgrens te worden gebouwd;
e. de goothoogte en bouwhoogte van de
bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan
f. de bedrijfswoning wordt plat afgedekt of
wordt van een kap voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 30°
en niet meer dan 60° mag bedragen
g. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet
meer bedragen dan
h. bedrijfgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevel van de bedrijfswoning worden gebouwd.
i. de goothoogte en hoogte van
bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan
j. bedrijfsgebouwen worden plat afgedekt of
worden van een kap voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 15°
en niet meer dan 45° mag bedragen;
3.4. Voor bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
a. de
hoogte van een erf- of terreinafscheiding mag niet meer bedragen dan
b. de
hoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Nadere eisen
3.5. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
a. een samenhangend weg- en bebouwingsbeeld;
b. de sociale veiligheid;
c. de milieusituatie;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Specifieke gebruiksregels
3.6. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van bedrijfsgebouwen voor bewoning.
Bestemmingsomschrijving
4.1.
De gronden
op de verbeelding aangewezen voor “Groen” zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen;
b. bermen en beplanting;
c. paden;
d. water;
e. verhardingen;
met
de daarbij behorende:
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwregels
4.2.
Op en in de
gronden als bedoeld in lid 4.1 mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming,
alsmede ten behoeve van de waterhuishouding, bouwwerken geen gebouwen zijnde
worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m, met
uitzondering van lichtmasten, waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan
Specifieke gebruiksregels
4.3. Tot een gebruik van gronden en bouwwerken, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a. het opslaan of opgeslagen hebben van goederen en materialen van welke soort dan ook;
b. het aanwezig of opgeslagen hebben van een of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel onderdelen daarvan;
c. het gebruik als staan- of ligplaats voor onderkomens;
d. het plaatsen van borden voor reclamedoeleinden.
Bestemmingsomschrijving
5.1. De op de verbeelding voor “Tuin” aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen.
Bouwregels
5.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van een erf- of terreinafscheiding
mag niet meer dan
b. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer
bedragen dan
c. de hoogte van overige bouwwerken geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Ontheffing erker
5.4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 5.2 en toestaan dat een erker of uitbouw wordt gebouwd, mits;
a. de diepte van de erker niet meer bedraagt
dan
b. de breedte van de erker niet meer bedraagt dan 2/3 van de voorgevelbreedte van de (bedrijfs)woning waaraan wordt aangebouwd;
c. de hoogte van de erker niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de (bedrijfs)woning waaraan wordt aangebouwd.
Bestemmingsomschrijving
6.1. De gronden op de verbeelding aangewezen voor “Verkeer” zijn bestemd voor:
a. verkeer;
b. wegen, fiets- en voetpaden;
c. parkeren;
d. nutsvoorzieningen;
met de daarbij behorende:
e. bouwwerken;
f. bermen, groenvoorzieningen en water.
Bouwregels
6.2.
Op
en in de gronden als bedoeld in lid 6.1, mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming,
alsmede ten behoeve van de waterhuishouding, bouwwerken, geen gebouwen zijnde
worden gebouwd.
6.3.
De
hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder lichtmasten, mag niet
meer bedragen dan
Bestemmingsomschrijving
7.1. De gronden op de verbeelding aangewezen voor “Water” zijn bestemd voor:
a. waterpartijen, sloten en andere waterlopen;
b. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
c. groenvoorzieningen;
d. oevers/oeverbeschoeiing;
met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwregels
7.2. Op deze gronden als bedoeld in lid 7.1, mogen, uitsluitend ten behoeve van de bestemming, bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
7.3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de hoogte van oeverbeschoeiingen mag niet
meer bedragen dan
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan
Bestemmingsomschrijving
8.1. De gronden op de verbeelding aangewezen voor “Wonen” zijn bestemd voor:
a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroeps- en bedrijfsuitoefening aan huis;
b. erven;
met daarbij behorende:
c. bouwwerken;
d. verhardingen;
e. water;
f. parkeervoorzieningen.
Bouwregels
a. een hoofdgebouw;
b. aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen;
c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.3. Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende regels:
a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. per bouwvlak mag niet meer dan één
hoofdgebouw in de vorm van een vrijstaande woning worden gebouwd;
c. de
goothoogte en bouwhoogte van het hoofdgebouw mogen niet meer bedragen dan
d. de dakhelling van het hoofdgebouw mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen;
e. de inhoud van een hoofdgebouw, inclusief
aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, mag niet meer bedragen dan
f. in het hoofdgebouw mogen niet meer dan twee woningen worden gebouwd.
8.4. Voor het bouwen van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, gelden de volgende regels:
a. aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
b. onverminderd het bepaalde in 8.3 onder e. mag de gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 40% van de voor erfbebouwing bestemde gronden, verminderd met het bouwvlak, tot ten hoogste 60 m2 per woning;
c. bijgebouwen mogen aangebouwd aan de woning dan wel vrijstaand worden gebouwd;
d. de goothoogte van aan de woning gebouwde aan-, uitbouwen, bijgebouwen
en overkappingen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag
van het hoofdgebouw +
e. de dakhelling van aan de woning gebouwde aan-, uitbouwen en bijgebouwen mag niet minder en niet meer graden bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
f. voor aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en overkappingen, voorzover gebouwd aan de zijgevel, geldt dat de
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan
g. voor aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen, voorzover gebouwd aan de achtergevel, geldt dat:
1. de diepte niet meer bedragen dan 3,5 m, gemeten vanuit de achtergevel waaraan wordt gebouwd;
2. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
niet minder mag bedragen dan
h. voor vrijstaande bijgebouwen en overkappingen geldt dat:
1. deze uitsluitend zijn toegestaan achter (het verlengde van) de achtergevel;
2. de goothoogte
en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk
3. de hoogte van overkappingen mag niet meer
bedragen dan
4. de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen.
5. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
niet minder mag bedragen dan
8.5. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen het bepaalde in lid 8.4 onder e en lid 8.4. onder h sub 4, voor het plat afdekken van een aan- of uitbouw en van al dan niet aangebouwde bijgebouwen
Specifieke gebruiksregels
8.6. Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
a. niet meer dan 1/3 deel van het totale
oppervlak van de woning, inclusief aan,- uit- en bijgebouwen, voor de
uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van
b. er alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet vergunningsplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd worden in categorie A, B en C (niet zijnde risicovolle bedrijven) uit de bij deze regels behorende bijlage A “Staat van Bedrijfsactiviteiten van de bedrijvenlijst, of die activiteiten die in zijn geheel niet meldingsplichtig zijn;
c. geen horeca- en/of detailhandels activiteiten worden uitgeoefend;
d. de beroepsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
e. er geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken en vergelijkbare medische beroepen, waarbij maximaal één persoon fulltime dienst mag zijn, ter assistentie of ondersteuning;
f. er op eigen terrein of in de directe omgeving voldoende parkeerruimte beschikbaar is;
g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan;
h. het gebruik naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling -naar het oordeel van burgemeester en wethouders- past in de woonomgeving.
8.7. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.10 Wet op de ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:
a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel en bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van detailhandel en bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in 8.7 of waarvoor op grond van lid 8.9 ontheffing is verleend;
b. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een escortbedrijf en/of prostitutiebedrijf, en/of raam- of straatprostitutie;
d. het gebruik van gronden voor opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens deze bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, (sta)caravans, (zee)containers en vergelijkbare objecten.
Ontheffing ten behoeve van kleinschalige detailhandel
8.8. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 8.7 onder c. voor het uitoefenen van kleinschalige detailhandel, indien aan onderstaande randvoorwaarden is voldaan:
1. de woning zijn overwegende woonfunctie behoudt;
2. de tuin en het erf hun uitstraling als woonkavel behouden;
3. het aantal verkeersbewegingen niet meer bedraagt dan 10;
4. er tenminste twee extra, onafhankelijk van elkaar bereikbare parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
5. het uiterlijk van het gebouw niet wordt gewijzigd;
6. het bruto vloeroppervlakte waar de
activiteit wordt uitgeoefend niet meer beslaat dan
Nadere eisen
8.9. Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:
a. de situering, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
b. de situering, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen, met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, belichting, bezonning en privacy;
c. de inrichting, in het kader van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
9.1. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
artikel 10 Algemene bouwregels
10.1. Het is verboden op een terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die ter plaatse niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
artikel 11 Algemene ontheffingsregels
11.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het in het plan bepaalde voor:
a. de bouw van
utilitaire bouwwerken waaronder transformatorhuisjes, (riool)gemalen,
gasdrukregel- en meetstations, telecommunicatievoorzieningen en een centrale
antenne-inrichting, met dien verstande, dat de oppervlakte per gebouw niet meer
dan
b. het plaatsen
van lichtmasten op gronden met de bestemming “Groen (G)” en “Verkeer (V)” met een grotere hoogte dan bepaald in die
bestemmingen met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan
d. afwijkingen van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% mogen bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel op de verbeelding aangewezen of daarvan te herleiden maten;
artikel 12 Algemene procedureregels
12.1. Bij de voorbereiding van een besluit tot ontheffing als bedoeld in deze regels, is de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing als omschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bouwen
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.2. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
13.3. Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Gebruik
13.5. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
13.6. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
13.7. Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Hardheidsclausule
13.1. Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan
“Horn/Harde Grondweg".
Andijk 23 september 2010