art. 8  Agrarische doeleinden

 

1.    Bestemmingsomschrijving

        De op de kaart voor “Agrarische doeleinden” aangewezen gronden zijn, met inachtne­ming van het bepaalde in artikel 3, bestemd voor reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven, met de daarbij behorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, alsmede water.

 

2.    Bebouwingsnormen

a.    Bouwwerken mogen worden gebouwd tot niet meer dan 100 m2, met dien ver­stande dat de goothoogte en de nokhoogte respectievelijk niet meer dan 3,5 m en 6 m mogen bedragen.

b.    Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd waarvan de hoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

 

3.    Gebruiksregels

          Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals be­doeld in artikel 18, wordt in ieder geval gerekend:

a.    het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;

b.    het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;

c.    het opslaan of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van goederen en materialen van welke soort dan ook, anders dan ter plaatse noodzakelijk voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf;

d.    het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, vaar- en vliegtuigen, en voertuigen, dan wel on­derdelen daarvan;

e.    het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennis­sport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;

 

4.    Ontheffingen

          Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 2. b., voor een hoogte van niet meer dan 3 m.

 

5.    Wijzigingsbevoegdheden

a.    Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 genoemde bestemming “Agrarische doeleinden” wijzigen in de bestemming “Agrarische bedrijven (Aa)”. Wijziging is uitsluitend toe­gestaan ten behoeve van de vestiging van reële en volwaardige grondgebonden agrarische bedrijven onder voorwaarde dat de volwaardigheid van de bedrijfsacti­viteiten met inachtneming van het bepaalde in artikel 3 kan worden aangetoond. Met betrekking tot de vereiste waterberging ter compensatie van toename van verhard oppervlak binnen het gebied van de wijzigingsbevoegdheid dient voor de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid met het hoogheemraadschap overeenstemming te zijn bereikt;

b.    Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 genoemde bestemming “Agrarische doeleinden” wijzigen in de bestemming “Glastuinbouwbedrijven (Ga)”. Wijziging is uitsluitend toegestaan indien:

1.    ten behoeve van de vestiging van volwaardige glastuinbouwbedrijven de agrarische noodzaak daartoe wordt aangetoond en getoetst door het overleg­gen van een bedrijfsplan;

2.    het bijbehorende deel van het inrichtingsplan wordt uitgevoerd overeenkom­stig het bestemmingsplan;

3.    12,3 % van het verharde grondoppervlak wordt ingericht ten behoeve van waterberging, overeenkomstig het bestemmingsplan.

3.    Met betrekking tot de vereiste waterberging ter compensatie van toename van verhard oppervlak binnen het gebied van de wijzigingsbevoegdheid dient voor de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid met het hoogheemraadschap overeenstemming te zijn bereikt;

c.    Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 1 genoemde bestemming “Agrarische doeleinden” wijzigen ter vergroting van de bestemming "Agrarische bedrijven (Aa)” en Ab tot een op­pervlakte van niet meer dan 2 ha, met dien verstande dat het bebouwingsvak geen grotere diepte dan 200 m mag hebben en onder de voorwaarde dat de agrarische economische noodzaak daartoe is aangetoond en getoetst door middel van het overleggen van een bedrijfsplan. Met betrekking tot de vereiste waterberging ter compensatie van toename van verhard oppervlak binnen het gebied van de wijzigingsbevoegdheid dient voor de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid met het hoogheemraadschap overeenstemming te zijn bereikt;

d.    Alvorens burgemeester en wethouders tot wijziging overgaan, stellen burgemees­ter en wethouders belanghebbenden in de gelegenheid schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren te brengen, met inachtneming van de procedureregels als vermeld in artikel 17.