Opdrachtgever:

 

Het college van burgemeester en wethouders

van de gemeente Montfoort

 

 

 

 

 

 

 

Wissing stedebouw en ruimtelijke vormgeving b.v.

Barendrecht, december 2009

 

 

Regels, behorende bij het

bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld"

van de gemeente Montfoort

 

 

 



Inhoudsopgave                                                                                                                         Pag.

 

Paragraaf I             Inleidende regels

                            Artikel 1                 Begripsbepalingen                                                         1          

                            Artikel 2                 Wijze van meten                                                           6

                           

Paragraaf II            Bestemmingsregels

                            Artikel 3                 Agrarisch                                                                      8

                            Artikel 4                 Bedrijventerrein                                                             9          

                            Artikel 5                 Groen                                                                         15

                            Artikel 6                 Verkeer                                                                      16

                            Artikel 7                 Water                                                                         17

                            Artikel 8                 Wonen                                                                       18

                            Artikel 9                 Leiding – riool (dubbelbestemming)                               21

                            Artikel 10               Waterstaat – waterkering (dubbelbestemming)               23

                           

Paragraaf III           Algemene regels

Artikel 11               Overgangsrecht                                                           24          

Artikel 12               Algemene gebruiksregels                                             25

Artikel 13               Algemene ontheffingsregels                                          26

Artikel 14               Algemene wijzigingsregels                                           27

Artikel 15               Procedureregels                                                          28

Artikel 16               Anti-dubbeltelbepaling                                                  29

Artikel 17               Slotregel                                                                     30

 

         


Paragraaf I                      Inleidende regels

 

Artikel 1                          Begripsbepalingen

                                      In deze regels wordt verstaan onder:

a.       Het plan

          Het bestemmingsplan "Bedrijventerrein IJsselveld", van de gemeente Montfoort.

 

b.       Bestemmingsplan

          de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0335.BPIJsselveld-vg01.gml met de bijbehorende regels;

 

c.       Aan- en uitbouw

          Een aan een woning aangebouwd gebouw, dat ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en dat rechtstreeks vanuit de woning toegankelijk is.

 

d.       Aan huis gebonden beroep

          Het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ontwerptechnisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch of daarmee naar de aard gelijk te stellen gebied, dat ondergeschikt aan de woonfunctie thuis kan plaatsvinden.

 

e.       Achtergevelrooilijn

          De achtergevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw en het verlengde daarvan.

 

f.        Bebouwing

          Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

g.       Bebouwingspercentage

          Een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 


h.       Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk

slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van)

een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming

van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein,

noodzakelijk moet worden geacht.

                                   

i.        Bedrijfsvloeroppervlakte                                                                                    i.                                                                                               Bedrijfsvloeroppervlak

          Het gezamenlijk oppervlak van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

           

j.        Bouwvlak

          Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan.

 

k.       Bestemmingsgrens

          Een op de kaart aangegeven lijn, welke de grens aanduidt van een bestemmingsvlak.

 

l.        Bestemmingsvlak

          Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

m.      Bouwen

          Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

n.       Bouwperceel

          De aaneengesloten bebouwde en/of onbebouwde grond, behorende bij een krachtens het plan bestaand of op te richten bouwwerk, of com­plex van bouwwerken.

 

o.       Bouwwerk

          Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct, hetzij indirect met de grond ver­bonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 


p.       Bijgebouw

          Een niet voor bewoning bestemd, vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat een functionele eenheid met de woning vormt, en verder door zijn constructie of afmetingen niet als hoofdgebouw kan worden aangemerkt (zoals een garage, bergruimte of hobbyruimte). Tevens is er bij een bijgebouw geen directe doorgang naar de woning.

 

q.       Dienstverlening

          Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.

 

r.        Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden -hieronder begrepen de

uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van

goederen- aan personen die die goederen kopen voor gebruik,

verbruik of aanwending, anders dan in de uitoe­fening van

een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

s        Eengezinswoning

          Een gebouw, dat één woning omvat.

 

t.        Facility-point

          Een ondersteuningspunt voor de ondernemers waar voorzieningen worden aangeboden, zoals vergaderruimte, kinderopvang, detailhandel, horeca, allerlei vormen van dienstverlening.

 

u.       Gebouw

          Elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelij­ke, over­dekte, geheel of gedeelte­lijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

v.       Groothandel

          Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactivi­teit.

                                   

                                   


w.      Horeca

          Een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:

a.       dranken, maaltijden of logies worden verstrekt en;

b.       gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;

c.       sprake is van een zekere dienstverlening, zoals het serveren en/of verstrekken van servies en bestek;

Met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).

 

x.       Hoofdgebouw

          Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie en con­structie of afmetingen als het belangrijk­ste bouwwerk valt aan te merken.

 

y.       Ondergronds bouwen

          Het bebouwen en in gebruik nemen van de ruimte onder het maaiveld.

 

z.       Perceelsgrens

          Een grens tussen twee (bou­w)percelen.

 

aa.     Straatmeubilair

          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals draagcon­structies voor reclame, voorwerpen van beeldende kunst, vitrines, zitbanken, bloemen- of plantenbakken, gedenk­tekens, speeltoestel­len, straatverlichting of wegbewij­zering; verkooppun­ten voor motorbrandstoffen worden niet begrepen onder straatmeubilair.

 

bb.     Volumineuze detailhandel

1.  Bedrijven die door de aard en/of omvang van de aangeboden artikelen niet of nauwelijks in traditionele winkelgebieden zijn in te passen. Het gaat daarbij om:

-    detailhandel in auto’s, motoren, keukens, badkamers,   boten, caravans;

-    grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;

-    tegelverkoop.   

 


2.  Bedrijven waarvan de vestiging in traditionele winkelgebieden de voorkeur heeft maar die daar moeilijk inpasbaar zijn en waarvan vestiging elders derhalve niet uitgesloten mag worden geacht. Het betreft branches met volumineuze artikelen die een groot verkoopvloeroppervlak vergen, zoals:

-    bouwmarkten;

-    grootschalige meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate woninginrichting/stoffering.

 

cc.     Voorgevelrooilijn

          Langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; Van een (woon)gebouw gelegen op de hoek van twee straten moeten beide gevels van het hoofdgebouw gelegen aan de straatkant gezien worden als voorgevel. In dit geval zijn er dus twee voorgevelrooilijnen.

 

dd.     Woning

          Een gebouw of gedeelte van een gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huis­houden.

 

ee.     Zelfstandige kantoorruimte

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het in administratieve zin doen functioneren van de instelling en dat geen ondergeschikt deel uitmaakt van een bedrijf.                                                                                        

         


Artikel 2                          Wijze van meten

                            1.       Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.       De dakhelling

          Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

b.       De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

c.       De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

d.       De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

e.       De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

f.        Afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens

Het dichtst bijgelegen punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens.

 

g.       Peil

a.       voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b.       voor andere bouwwerken de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse.

 


h.       Bruto bedrijfsvloeroppervlakte

          De totale vloeroppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle op een bouwperceel aanwezige bebouwing op, boven en onder peil, ten dienste van kantoren met inbegrip van alle daartoe behorende magazijnen, administratieruimten en overige dienstruimten

 

2.       Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw c.q. bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

 

 

 


Paragraaf II                      Bestemmingsregels

 

Artikel 3                          Agrarisch

                                      Doeleindenomschrijving

1.       Gronden, aangewezen voor agrarisch, zijn bestemd voor:

          a.         een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;

          b.         extensief recreatief medegebruik;

          c.         de bescherming en instandhouding van de binnen de bestemming aanwezige archeologische waarden.

         

2.       Bouwregels

                                      Op de voor agrarisch bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd, bouwwerken geen gebouwen zijnde welke ter plaatse noodzakelijk zijn uit het oogpunt van een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel uit een oogpunt van beheer en onderhoud overeenkomstig de doeleinden, waaronder begrepen beperkte voorziening ten behoeve van extensieve recreatie.

 

3.       Algemene ontheffingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 13.

 

4.       Algemene wijzigingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 14.

 

5.       Procedure.

          Bij toepassing van een ontheffings- en/of wijzigingsbevoegdheid geldt de procedure als bedoeld in artikel 15.


Artikel 4                          Bedrijventerrein

                                      Doeleindenomschrijving

1.       Gronden aangewezen voor bedrijventerrein zijn bestemd voor:

a.       bedrijven;

b.       kantoren;

c.       dienstverlening;

d.       bedrijfswoningen;

e.       een facility-point;

f.        groenvoorzieningen;

g.       nutsvoorzieningen;

h.       water en waterberging;

i.        parkeren;

j.        de bescherming van het grondwater, uitsluitend op de gronden met de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” op de plankaart.

                        met dien verstande dat:

a.         ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “milieuzone – zones wet milieubeheer 1” uitsluitend de             bedrijfsactiviteiten genoemd onder de categorieën 1 en 2 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsacti­viteiten zijn toegelaten, met dien verstande dat in afwijking van de bestemming ter plaatse van de aanduiding “bedrijf van categorie 3 a t/m s” op de plankaart uitsluitend de volgende bedrijvigheid in categorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten is toegestaan:

           3a.        een sloopbedrijf;

           3b.        een opslag-, veem- en pakhuisbedrijf;

           3c.        een bedrijf in infrastructurele werken;

           3d.        een groothandel in verwarmingssystemen;

           3e.        een carrosseriefabriek;

           3f.         een metaaloppervlaktebehandelingsbedrijf;

           3g.       een bouwbedrijf en een leverancier van industrie- en aandrijftechniek;

           3h.        een bedrijf in klimaatbeheersing;

           3i.         een loonwerk-, aannemers- en verhuurbedrijf;

           3j.         een timmerwerkplaats;

           3k.        een timmerwerkplaats;

           3l.         een gemeentewerf;

           3m.       een transportbedrijf;

           3n.        een technisch onderhouds- en servicebedrijf;

           3o.        een loodgieters- en verwarmingsbedrijf;

           3p.        een grondboorbedrijf;

           3q.        een metaalzagerij;

           3r.         een metaalbewerkingsbedrijf;

           3s.        een metaalbewerkingsbedrijf;

                       

          Indien van de bestemming afwijkende bedrijvigheid wordt gestaakt en de gronden en bouwwerken conform de bestemming in gebruik worden genomen, is vanaf dat moment uitsluitend gebruik in overeenstemming met de bestemming toegestaan. Van de bestemming afwijkende bedrijvigheid mag worden voortgezet bij verkoop van een bedrijf.

b.       ter plaatse van de op de plankaart aangegeven aanduiding “milieuzone – zones wet milieubeheer 2” uitsluitend de bedrijfsactiviteiten genoemd onder de categorieën 1 t/m 4 van de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegelaten;

c.       -    een waterzuiveringsinstallatie;

-    niet-volumineuze detailhandel met ten hoogste het be-drijfsvloeroppervlakte zoals dat aanwezig was op het moment van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan;

-    een sportcentrum met de bijbehorende voorzieningen, daaronder begrepen ondergeschikte horeca;

-    een antennemast,

zijn uitsluitend toegestaan op de gronden met de betreffende aanduiding op de plankaart;

d.       inrichtingen als bedoeld in artikel 41 van de wet geluidhinder, jo. Artikel 2.4. van het inrichtingen- en Vergunningenbesluit milieubeheer van 5 januari 1993 (stbl.1993.no 50) zijn niet toegelaten;

e.       kantoren zijn toegestaan als niet-zelfstandig onderdeel van een bedrijf, waarbij per bedrijfskavel het kantoorgedeelte ten hoogste 50% van het bedrijfsvloeroppervlak bedraagt, tot een maximum van 2000 m2;

zelfstandige kantoren zijn toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 800 m2 per vestiging;

f.        bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;

g.       ten behoeve van de bedrijven mag één facility-point binnen de bestemming worden opgericht;

h.       detailhandel is uitsluitend toegestaan in de vorm van volumineuze detailhandel dan wel ter plaatse van de aanduiding op de plankaart;

i.        voorzien dient te worden in voldoende parkeerplaatsen en voldoende laad- en losgelegenheid op eigen terrein; Hierbij gelden de volgende parkeernormen:

          a.      kantoren: tenminste 3 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;

                   arbeidsintensieve bedrijven (industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, etc.): tenminste 1,5 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;                                                     

                   arbeidsextensieve bedrijven (loods, opslag, groothandel, transportbedrijf, etc.): tenminste 0,7 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;                                                     

                   bedrijfsverzamelgebouw: tenminste 1,25 parkeerplaatsen per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak;

          b.      ten aanzien van overige bedrijfsruimte geldt een parkeernorm van 2,65 parkeerplaats per 100 m2 bruto bedrijfsvloeroppervlak.

 

Bouwregels

2.       Op de tot Bedrijventerrein bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

a.       gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak;

b.       een bestemmingsvlak dient voor tenminste 50% te worden bebouwd, een bestemmingsvlak mag worden bebouwd tot ten hoogste 80% mits er voldoende parkeerruimte op eigen terrein aanwezig is;                                

c.       de bouwhoogte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte die op de plankaart is aangegeven;

d.       de afstand van de bedrijfsgebouwen tot perceelsgrenzen moet ten minste bedragen 1 m met dien verstande dat bestaande situaties die afwijken van het bovenstaande mogen worden gehandhaafd;

 

e.       een facility-point mag geen grotere oppervlakte hebben dan 1000 m2;

f.        een bedrijfswoning een inhoudsmaat mag hebben van ten hoogste 600 m3 en de hoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte die op de plankaart is aangegeven;

g.       opslag is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij de afstand tot enige perceelsgrens tenminste 1 m bedraagt.

          opslag voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan van een gebouw is niet toegestaan. De maximale hoogte van opslag mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen op hetzelfde perceel;

h.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:

          maximaal 2 m voor erf- en terreinafscheidingen;

          maximaal 7 m voor palen en masten;

          maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

          maximaal 15 m voor windmolens, uitsluitend toegestaan op de gronden met de aanduiding “milieuzone – zones wet milieubeheer 2” en op een minimale afstand van 50 m tot de woningen aan de IJsselkade, IJsselveld, De Cope en de Julianalaan.

         

          Bestaande afwijking

3.       Het bepaalde in lid 2 geldt niet voor bebouwing en opslag die ten tijde van de ter visie legging van het plan reeds afwijkt van het bepaalde onder dat lid.

 

                                      Ontheffingsbevoegdheid

4.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in

a.       lid 1 onder a en b ten behoeve van bedrijfsactiviteiten die:

1.       niet in de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn vermeld;

2.       voorkomen in de naast hogere categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.


Deze ontheffing mag alleen worden verleend indien is gebleken dat het bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (werkwijze, verschijningsvorm en milieueffecten) kan worden gelijkgesteld met de ingevolge het eerste lid toegelaten categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

b.       lid 1, onder i. indien op een andere wijze verantwoorde wijze in het parkeren en laden en lossen kan worden voorzien en indien de brandveiligheid niet in het geding komt;

c.       lid 2, onder b voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage

          mits:

-    de verhoging noodzakelijk is uit oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering;

-    dit gewenst is indien er gebouwd is volgens de maximaal genoemde bebouwingspercentages per bouwzone;

-    de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;

-    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;

-    de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding is gewaarborgd;

-    op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is;

d.       lid 2, onder d en/of onder g voor het dichter bouwen en/of opslaan bij de perceelsgrens echter uitsluitend indien:

1.       de ruimtelijke structuur, bebouwingskarakteristiek en/of gebruiksmogelijkheden niet onevenredig worden aangetast;

2.       de brandveiligheid niet in het geding komt;

e.       lid 2 sub a. voor het bouwen voor de voorgevelrooilijn of het verlengde daarvan, mits de afstand tussen de voorgevelrooilijn en bebouwing tenminste 5 m bedraagt;

          De ontheffingen worden uitsluitend verleend indien één en ander geen nadelige invloed heeft op de nabije omgeving en geen onevenredige beperking opleveren voor de omliggende bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling.

 


5.       Wijzigingsbevoegdheid

a.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de desbetreffende activiteiten op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.

b.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de plankaart te wijzigen in die zin dat, indien van de bestemming afwijkende bedrijvigheid zoals omschreven in lid 1 wordt beëindigd, de betreffende aanduiding van de plankaart wordt verwijderd.

 

6.       Nadere eisen

a.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in dit artikel genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-    het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde Beeldkwaliteitkader “Bedrijventerrein IJsselveld” van de gemeente Montfoort;

-    de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

-    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

b.       Nadere eisen, als bedoeld onder a. kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

 

7.       Algemene ontheffingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 13.

 

8.       Algemene wijzigingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 14.

 

9.       Procedure.

          Bij toepassing van een ontheffings- en/of wijzigingsbevoegdheid geldt de procedure als bedoeld in artikel 15.


Artikel 5                          Groen

                                               Doeleindenomschrijving

1.       Gronden, aangewezen voor groen, zijn bestemd voor:

a.       groenvoorzieningen;

b.       water en waterberging;

c.       paden en langzaamverkeersverbindingen;

d.       de bescherming van het grondwater, uitsluitend op de gronden met de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” op de plankaart.

 

          Bouwregels

2.       Op de tot groen bestemde gronden mogen uitsluitend worden ge­bouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, daaronder begrepen voorwerpen van beeldende kunst, met een hoogte van ten hoogste  8 m.

 

          Ontheffingsbevoegdheid

3.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 1, ten behoeve van :

a.       parkeervoorzieningen;

b.       bouwwerken ten behoeve van openbaar nut, tot een oppervlakte van ten hoogste 15 m²  met een hoogte van maximaal 3 m.

 

4.       Algemene ontheffingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 13.

 

5.       Algemene wijzigingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 14.

 

6.       Procedure.

          Bij toepassing van een ontheffings- en/of wijzigingsbevoegdheid geldt de procedure als bedoeld in artikel 15.


Artikel 6                          Verkeer

                                      Doeleindenomschrijving

1.       Gronden, op de plankaart aangewezen voor verkeer, zijn bestemd voor:

a.       hoofdontsluitingswegen;

b.       langzaamverkeersroutes;

c.       parkeervoorzieningen;

d.       groenvoorzieningen;

e.       water, waterberging, bruggen en oeververbindingen;

f.        voorzieningen van openbaar nut;

g.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

h.       de bescherming van het grondwater, uitsluitend op de gronden met de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” op de plankaart.

 

          Bouwregels

2.       Op de tot verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming alsmede bouwwerken ten behoeve van voorzieningen van openbaar nut abri’s, evenwel met uitzondering van motorbrandstofverkooppunten, met dien verstande dat:

-         de hoogte van abri’s, mag ten hoogste bedragen 3 m;

-         de oppervlakte per abri’s ten hoogste mag bedragen 10 m2;         

-         de oppervlakte van een bouwwerk ten behoeve van doeleinden van openbaar nut mag ten hoogste bedragen 15 m² met een hoogte van maximaal 3 m;

-         de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste bedragen 15 m.


Artikel 7                          Water

          Doeleindenomschrijving

1.       Gronden, op de plankaart aangewezen voor water zijn bestemd voor:

a.       (hoofd)watergangen;

b.       waterberging;

c.       voorzieningen, bruggen, duikers en andere kunstwerken;

d.       taluds;

e.       oevers en oeververbindingen;

f.        waterpartijen, vijvers;

g.       de bescherming van het grondwater, uitsluitend op de gronden met de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” op de plankaart.

 

          Bouwregels

2.       Op de tot water bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming, zoals duikers en oeververbindingen.

 


Artikel 8                          Wonen

          Doeleindenomschrijving

1.       Gronden aangewezen voor wonen zijn bestemd voor

a.       eengezinswoningen.

b.       bijgebouwen ten behoeve van de onder a genoemde functie;

c.       bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

d.       aan huis gebonden beroepen, waarbij ten hoogste 40% van de vloeroppervlakte van de woning en de bijgebouwen mag worden gebruikt tot een maximum van 45 m2;

e.       groenvoorzieningen;

f.        water;

g.       parkeervoorzieningen;

h.       doeleinden van openbaar nut;

i.        tuinen en erven;

j.        de bescherming van het grondwater, uitsluitend op de gronden met de aanduiding “milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied” op de plankaart.

 

Bouwregels

2.       Op de tot wonen bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd ééngezinswoningen, met daarbij behorende bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, met dien verstande dat:

a.       de gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven bouwvlak, behoudens dat overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen;

b.       de goothoogte van de ééngezinswoningen ten hoogste 6 m mag bedragen;

c.       de hoofdgebouwen dienen te worden voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 30˚ en ten hoogste 60˚;

d.       het bepaalde onder c. geldt niet voor hoofdgebouwen die ten tijde van de ter visie legging van het plan reeds afwijken van het bepaalde onder dat lid.

3.       Voor bijgebouwen, aanbouwen van de woning en bouwwerken geen gebouw zijnde, gelden de navolgende regels:

a.       bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning mogen niet voor de voorgevel van de woning of het verlengde daarvan worden gebouwd;


b.       het gezamenlijk oppervlak aan bijgebouwen, aan- en uitbouwen per woning bedraagt ten hoogste 12,5% van de oppervlakte van het bouwperceel met een maximum van 250 m2 en met dien verstande dat het ten tijde van de ter inzagelegging van het ontwerp van het plan aanwezige grotere oppervlak mag worden gehandhaafd;

c.       per woning mogen ten hoogste 2 vrijstaande bijgebouwen worden gebouwd;

d.       de goothoogte respectievelijk nokhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m/ 5 m de goothoogte respectievelijk nokhoogte van aangebouwde bijgebouwen, aanbouwen en uitbouwen van de woning bedraagt ten hoogste 3,2 m/6 m;

e.       de breedte van de gezamenlijke dakkapellen op het dakvlak van de voorgevel van een gebouw bedraagt ten hoogste 50% van de breedte van dat dakvlak.

 

          Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

4.       Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a.       op de gronden, voorzover gelegen achter de voorgevelrooilijn, mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 3 m. bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, vlaggenmasten en antennes, waarvan de hoogte maximaal 2 m., 8 m. respectievelijk 15 m. mag bedragen.

b.       op de gronden, voorzover gelegen voor de voorgevelrooilijn, mag de hoogte van pergola’s maximaal 2,5 m., de hoogte van vlaggenmasten maximaal 5 m. en de hoogte van andere bouwwerken maximaal 1 m. bedragen;

c.       in afwijking van het onder b bepaalde, mag bij hoekpercelen waar sprake is van meer dan één voorgevelrooilijn, de hoogte van een erfafscheiding bij situering voor de voorgevelrooilijn van de zijstraat ook maximaal 2 m. bedragen, mits de erfafscheiding is gelegen op een afstand van minimaal 3 m. achter (het verlengde van) de voorgevel van het bijbehorende hoofdgebouw;

         

         


Ontheffingsbevoegdheid

5.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3 onder a., ten behoeve van de bouw van een entree alsmede erkers, mits:

1.       de afstand tot de voorperceelsgrens tenminste 1 m bedraagt;

2.       de diepte van de erker niet meer bedraagt dan 1,25 m en van een entreeportaal niet meer dan 2 m;

3.       de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m2;

4.       de breedte niet meer bedraagt dan de helft van de breedte van het hoofdgebouw;

5.       de goot- respectievelijk nokhoogte niet meer bedraagt dan 3m/3,5m.

 

          Nadere eisen

6.       a.       Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te

stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in lid 2, 3 en 4 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:

-    het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit, zoals neergelegd in het vastgestelde Beeldkwaliteitkader “Bedrijventerrein IJsselveld” van de gemeente Montfoort;

-    de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;

-    de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

b.       Nadere eisen, als bedoeld onder a. kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied.

 

7.       Algemene ontheffingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 13.

 

8.       Algemene wijzigingsbevoegdheid

          Hiermee wordt de bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders bedoeld zoals verwoord in artikel 14.

 

9.       Procedure.

          Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid geldt de procedure als bedoeld in artikel 15.

Artikel 9                          Leiding – riool (dubbelbestemming)

                                      Doeleindenomschrijving

1.       Gronden, aangegeven voor leiding – riool (dubbelbestemming), zijn primair bestemd voor de aanleg, instandhouding en herstel van een rioolwaterpersleiding alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming leiding – riool (dubbelbestemming) samenvallen.

                                     

                                      Bouwregels

                             2.      Binnen de op de plankaart aangeduide zone mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.

 

Aanlegvergunning

3.       Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren binnen de gronden als bedoeld in lid 1:

-         het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting;

-         het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

-         het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spit- en ploegwerk;

-         diepploegen;

-         het aanbrengen van gesloten verhardingen;

-         het indrijven van voorwerpen in de bodem;

-         het permanent opslaan van goederen waaronder begrepen het opslaan van afvalstoffen;

-         het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van waterlopen;

-         het plaatsen van objecten zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

                             4.      Het in lid 3 vervatte verbod geldt niet voor:

a.       werken en werkzaamheden van ondergeschikte betekenis binnen het op de bestemming gerichte normale onderhoud en beheer;

b.       werken en werkzaamheden, die op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt in uitvoering zijn.

                            


5.      De werken en werkzaamheden als bedoeld in lid 3 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachte gevolgen, geen onevenredige aantasting van de belangen van de watervoorziening ontstaat of kan ontstaan.

                             6.      Alvorens te beslissen omtrent een vergunning als bedoeld in lid 4 wordt de beheerder gehoord.

                                     

                                      Ontheffing

                             7.      Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en gebouwen ten dienste van de voor deze gronden geldende hoofd- en/of dubbelbestemming, met dien verstande dat:

a.       er geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de belangen als bedoeld in lid 1;

b.       er vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder.

 

8.       Procedure.

          Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid geldt de procedure als bedoeld in artikel 15.


Artikel 10                        Waterstaat – waterkering (dubbelbestemming)

                                      Doeleindenomschrijving                                                                     

1.       Gronden, aangewezen voor waterstaat - waterkering (dubbelbestemming), zijn primair bestemd voor de bescherming en instandhouding van de waterkering, de waterbeheersing en waterlopen, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen, voor zover zij met de bestemming waterstaatsdoeleinden secundaire waterkering (dubbelbestemming) samenvallen.

 

          Bouwregels

2.       Op de tot waterstaat - waterkering (dubbelbestemming) bestemde gronden mogen slechts worden gebouwd bouwwerken krachtens de in lid 1 genoemde bestemmingen, mits de belangen van de waterkering zich daartegen niet verzetten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterkerende functie van deze gronden. Bouwen binnen de kernzone van de waterkering is niet toegestaan

 

          Aanlegvergunning

3.       Het is verboden op of in de gronden binnen de bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, geen normale onderhoudswerkzaam­heden zijnde, uit te voeren:

a.       het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m2;

b.       het meer dan 0,5 m ophogen af afgraven van gronden, het egaliseren van gronden, anders dan noodzakelijk is in verband met het normale gebruik van de gronden;

c.       het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecom­municatieleidingen en de daarmee verband houdende installaties of apparatuur;

d.       het dempen of verleggen van waterlopen.


Paragraaf III                     Algemene regels

 

Artikel 11                        Overgangsrecht

          Overgangsrecht bouwwerken

1.       Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.       gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.       na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.       Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;

3.       Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

4.       Op de voorbereiding van een ontheffing is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

          Overgangsrecht gebruik

5.       Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

6.       Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.       Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

8.       Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

         


Artikel 12                        Algemene gebruiksregels

 

                                      Verbod ander gebruik

1.       Het is verboden de in de artikelen 3 t/m 10 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken, doen gebruiken of laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden. Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan:

         -        de opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn en het verlengde daarvan;

         -        het gebruik van (delen van) gebouwen als bedrijfswoning, anders dan op de plankaart aangeduid;

 

          Ontheffing

2.       Burgemeester en wethouders verlenen ontheffing van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

          Procedure

3.       Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 2 geldt de procedure zoals vervat in artikel 15.

 


Artikel 13                        Algemene ontheffingsregels

1.       Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels ontheffing kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:

a.       geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein;

b.       het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m.

 

2.       Burgemeester en Wethouders kunnen bij de verlening van de ontheffing voorwaarden ten aanzien van de situering van antennes stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen.

 

3.       De in lid 1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.

 

4.       Bij toepassing van de ontheffingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 15.


Artikel 14                        Algemene wijzigingsregels

                                      Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor zover het betreft de begrenzingen van de op de plankaart aangegeven bestemmingen, met dien verstande dat de oppervlakte van de te wijzigen aaneengesloten bestemming met niet meer dan 10% mag worden gewijzigd, indien daardoor het door de gemeenteraad vastgestelde beleid beter kan worden gerealiseerd, de aanliggende bestemmingen overeenkomstig worden gewijzigd en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

                                      Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geldt de procedure zoals vervat in artikel 15.


Artikel 15                        Procedureregels

1.       Indien Burgemeester en Wethouders een ontheffing als bedoeld in deze regels willen verlenen, dienen de volgende procedureregels in acht te worden genomen:

a.       het voornemen tot het verlenen van ontheffing ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;

b.       Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huis bladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op gebruikelijke wijze bekend;

c.       de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het verlenen van ontheffing gedurende de onder 1. genoemde termijn;

d.       Burgemeester en Wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend, de beslissing daaromtrent mee.

2.       Indien Burgemeester en Wethouders gebruik maken van een wijzigingsbevoegdheid, dienen in ieder geval de volgende procedureregels in acht te worden genomen:

a.       het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid ligt gedurende tenminste vier weken bij de gemeente voor een ieder ter inzage;

b.       Burgemeester en Wethouders maken de nederlegging tevoren in één of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke manier bekend;

c.       de bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester en Wethouders tegen het voornemen tot het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheid gedurende de onder 1. genoemde termijn;

d.       bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen meegezonden onder mededeling tot welke uitkomsten het overleg heeft geleid;

e.       tegen een besluit van Gedeputeerde Staten inzake goedkeuring kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.


Artikel 16                        Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 


Artikel 17                        Slotregel

         

          Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel Regels bestemmingsplan “Bedrijventerrein IJsselveld” van de gemeente Montfoort.


Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten