Gemeente:
Ooststellingwerf
Plannaam:
appelschboerestrk
Status:
Vastgesteld
Status Datum:
19-11-2009

DOCUMENT

 

Regels

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

a. plan:

het bestemmingsplan Appelscha-Boerestreek Speelpark/ Zalencentrum en omgeving van de gemeente Ooststellingwerf;

 

b. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0085.appelschboerestrk-0301;

 

c. aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

d. aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

e. attractietoestel:

een inrichting die is bestemd voor vermaak of ontspanning, met uitzondering van kartbanen, schietinrichtingen, skelterbanen, motorcrossbanen en naar de aard daarmee qua geluidsbelasting gelijk te stellen inrichtingen;

 

f. avondperiode:

de periode van 19.00 uur tot 23.00 uur;

 

g. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

h. bedrijfsvloeroppervlakte zalencentrum:

bedrijfsvloeroppervlakte welke rechtstreeks valt toe te rekenen aan de activiteiten van het zalencentrum exclusief ondersteunende voorzieningen, zoals toiletten, gangen, entreeruimten, keuken en kantoren;

 

i. bestaande:

1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning;

2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen gelden beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening of een ontheffing als bedoeld in artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening;

 

j. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

k. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming:

 

l. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

m. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

n. bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

o. bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

p. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

q. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

r. dagperiode:

de periode van 07.00 uur tot 19.00 uur;

 

s. dagrecreatieve voorziening:

een inrichting bestemd voor dagrecreatief gebruik;

 

t. gebouw:

elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

u. hoofdgebouw:

een gebouw dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

v. horeca:

een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/of exploiteren van zaalaccommodaties;

 

w. houseparty’s/discofeesten:

activiteiten in een inrichting welke is ingericht voor het verstrekken van drank voor gebruik ter plaatse waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en de gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen;

 

x. nachtperiode:

de periode van 23.00 uur tot 04.00 uur;

 

y. peil:

1. peil gebouw:

de hoogte van de afgewerkte vloer ter plaatse van de hoofdtoegang;

2. peil ander bouwwerk:

de hoogte ter plaatse van het gemiddelde afgewerkte terrein;

 

z. seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

aa. speelpark:

een dagrecreatieve voorziening met bijbehorende speeltoestellen voor met name personen beneden de leeftijd van 12 jaar, gedurende de dagperiode;

 

bb. woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

cc. zalencentrum:

centrum, waarin door derden op bedrijfsmatige wijze feesten en partijen worden georganiseerd.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

a. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

b. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

c. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

 

d. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

e. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk.

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Cultuur en Ontspanning - Speelpark

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘cultuur en ontspanning - speelpark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. speelpark en waterpartijen met bijbehorende speel- en attractietoestellen, met inachtneming van de aanduidingen, kiosken, souvenirwinkel, bioscoop en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen uitsluitend ten dienste van het speelpark. Onder speel- en attractietoestellen zijn in elk geval niet begrepen: kartbanen, schietinrichtingen, skelterbanen, motorcrossbanen en naar de aard daarmee qua geluidbelasting gelijk te stellen voorzieningen;

b. zalencentrum met een bedrijfsvloeroppervlakte van ten hoogste 1.000 m², ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – zalencentrum’, met dien verstande dat:

1. het houden van feesten en partijen voornamelijk in de avond- en nachtperiode als bedoeld in artikel 1, onder respectievelijk f en x van dit plan is toegestaan, echter niet in de nachtperiode van 04.00 uur tot 07.00 uur;

2. er in de periode dat er volgens punt 1 feesten en partijen zijn toegestaan, er een maximale omvang geldt van 350 bezoekers per evenement. In de dagperiode geldt een maximum van 1.000 bezoekers per evenement;

3. het niet is toegestaan tegelijkertijd meerdere feesten en partijen in het zalencentrum te houden. Het tegelijkertijd gebruiken van delen van het zalencentrum voor feesten en partijen is evenwel niet uitgesloten, mits de totale omvang van meerdere feesten en partijen samen het aantal van 350 bezoekers niet overschrijdt;

4. het houden van feesten en partijen niet is toegestaan indien tevens het speelpark is geopend en tevens niet in combinatie met de onder c bedoelde activiteiten;

c. activiteiten in het onder b bedoelde zalencentrum in de vorm van beurzen, congressen/symposia, tentoonstellingen, culturele en sportieve activiteiten, met dien verstande dat:

1. deze activiteiten uitsluitend zijn toegestaan in de dagperiode als bedoeld in artikel 1, onder r van dit plan;

2. de activiteiten slechts zijn toegestaan voor groepen met een omvang van 1.000 bezoekers per evenement;

3. de activiteiten slechts zijn toegestaan in de maanden november tot en met maart;

4. het aantal beurzen is beperkt tot vijf per jaar en er slechts beurzen zijn toegestaan die een directe relatie hebben met recreatie.

 

In de bestemming is tevens een speelautomatenhal tot een bebouwde oppervlakte van 300 m² als een zelfstandige dagrecreatieve voorziening binnen het bouwvlak begrepen, met een qua bedrijfsomvang ondergeschikte horecafunctie die in directe relatie staat tot een speelautomatenhal.

 

In de bestemming zijn tevens begrepen horecavoorzieningen ten dienste van het speelpark.

 

Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - speel- en attractietoestellen uitgesloten’ mogen geen speel- en attractietoestellen worden opgericht.

 

In de bestemming zijn niet begrepen houseparty’s, discofeesten en daarmee gelijk te stellen activiteiten.

 

In de bestemming is een waterpartij met een wateroppervlak van ten minste 2.033 m2 begrepen.

 

 

3.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van gebouwen geldt dat:

1. de gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, met uitzondering van kiosken met een hoogte van maximaal 4,5 m en een oppervlakte van maximaal 50 m2 per gebouw. Het zalencentrum wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning - zalencentrum’;

2. de goothoogte en bouwhoogte van de gebouwen bedragen respectievelijk 6 m en 10 m;

3. de bebouwde oppervlakte van een speelautomatenhal bedraagt ten hoogste 300 m²;

4. de bedrijfsvloeroppervlakte van een zalencentrum bedraagt ten hoogste 1.000 m².

 

b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

- de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 8 m bedraagt, met dien verstande dat de hoogte van de speel- en attractietoestellen ten hoogste 20 m mag bedragen, ter plaatse van de aanduidingen ‘specifieke vorm van cultuur en ontspanning – speel- en attractietoestellen toegestaan’ en ‘Wro-zone ontheffingsgebied’.

 

 

3.3 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

a. lid 3.2, sub b:

voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van speel- en attractietoestellen, tot een hoogte van 25 m, ter plaatse van de aanduiding ‘Wro-zone ontheffingsgebied’, met dien verstande dat:

1. de bedrijfseconomische noodzaak wordt aangetoond;

2. voorwaarden kunnen worden gesteld ten aanzien van de aard en omvang van de speel- en attractietoestellen;

3. een landschappelijk verantwoorde inpassing is gewaarborgd.

b. lid 3.2, sub a, onder 1:

voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van speel- en attractietoestellen buiten het bouwvlak tot een bebouwde oppervlakte van ten hoogste 400 m2 per gebouw en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk maximaal 6 m en 10 m.

c. lid 3.2, sub a, onder 1:

voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van beheer en onderhoud buiten het bouwvlak tot een gezamenlijke bebouwde oppervlak van ten hoogste 200 m2 met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m.

 

 

3.4 Toetsingscriteria ten behoeve van het verlenen van ontheffingen

 

De toepassing van de ontheffingsbevoegdheid dient beperkt te blijven tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

- het landschapsbeeld;

- het woon- en leefmilieu.

 

Bij het verlenen van de ontheffingsbevoegdheid dienen het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) en de Algemene Plaatselijke Verordening (exploitatievergunning horecabedrijf en speelautomatenhal) in acht te worden genomen.

 

 

3.5 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen:

- het gebruik van de gebouwen voor het verstrekken van logies en seksinrichtingen;

- het aanleggen van waterpartijen met een oppervlakte van minder dan 2.033 m²;

- het houden van feesten en partijen, congressen, symposia, tentoonstellingen, culturele en sportieve activiteiten buiten het in artikel 3.1 onder b bedoelde zalencentrum.

 

 

3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 sub c voor het toestaan van activiteiten buiten de periode november tot en met maart voor gezamenlijk ten hoogste 12 dagen per jaar.

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, afschermende beplanting en voetpaden.

 

In de bestemming zijn tevens begrepen:

a. houtsingels met een hoogte van ten minste 1,5 m ter plaatse van de aanduiding ‘houtsingel’;

b. houtwallen, tevens geluidsbeperkende voorziening, met een hoogte van ten minste 2 m ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’.

 

 

4.2 Bouwregels

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5 m bedraagt, hieronder niet begrepen erf- en terreinafscheidingen.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen het verwijderen van de aarden wal ter plaatse van de aanduiding ‘houtwal’.

Artikel 5 Wonen -

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘wonen - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen.

 

In de bestemming zijn begrepen:

a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen in de volgende categorie:

W2: uitsluitend vrijstaand;

  1. bijgebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde:

d. tuinen en erven;

e. bijbehorende voorzieningen.

 

 

5.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat:

1. de naar de weg gekeerde gevel van de bestaande woning en het verlengde daarvan als de bouwgrens dient te worden beschouwd, welke niet voor het oprichten van gebouwen mag worden overschreden, indien geen bestaande voorgevel aanwezig is, stelt het college van burgemeester en wethouders een bouwgrens passend in het bebouwingsbeeld vast;

2. de afstand van een woning tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 2,5 m bedraagt;

3. de goothoogte en hoogte van een woning ten hoogste respectievelijk 5,5 m en 9 m bedragen;

4. de dakhelling van de woningen ten minste 30° dient te bedragen;

5. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel ten hoogste 60% mag bedragen.

 

b. Voor het bouwen van bijgebouwen geldt dat:

1. de goothoogte ten hoogste 2,8 m bedraagt;

2. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten minste 50% van deze gronden onbebouwd en onoverdekt blijft;

3. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 1 m bedraagt, tenzij in de bouwperceelgrens wordt gebouwd;

4. de afstand van de bijgebouwen tot de voorgevel van de woning dan wel het verlengde van de voorgevel minimaal 2 m dient te bedragen.

 

c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

- de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5 m bedraagt, hieronder niet begrepen erf- en terreinafscheidingen.

 

 

5.3 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 4 ten behoeve van een geheel of gedeeltelijke platte afdekking van de woningen.

 

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen het gebruik van de bijgebouwen voor bewoning.

 

Artikel 6 Wonen -

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor ‘wonen - 3’ aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen.

 

In de bestemming zijn begrepen:

a. hoofdgebouwen in de vorm van woningen in de volgende categorie:

W3: vrijstaande of geschakelde woningen;

  1. bijgebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouwen zijnde:

d. tuinen en erven;

e. bijbehorende voorzieningen.

 

 

6.2 Bouwregels

 

a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen geldt dat:

1. de naar de weg gekeerde gevel van de bestaande woning en het verlengde daarvan als de bouwgrens dient te worden beschouwd, welke niet voor het oprichten van gebouwen mag worden overschreden, indien geen bestaande voorgevel aanwezig is, stelt het college van burgemeester en wethouders een bouwgrens passend in het bebouwingsbeeld vast;

2. de afstand van een woning tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 2,5 m bedraagt;

3. de goothoogte en hoogte van een woning ten hoogste respectievelijk 5,5 m en 9 m bedragen;

4. de dakhelling van de woningen ten minste 30° dient te bedragen;

5. de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel ten hoogste 60% mag bedragen.

 

b. Voor het bouwen van bijgebouwen geldt dat:

1. de goothoogte ten hoogste 2,8 m bedraagt;

2. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen per woning ten hoogste 50 m² bedraagt, met dien verstande dat ten minste 50% van deze gronden onbebouwd en onoverdekt blijft;

3. de afstand van een bijgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens ten minste 1 m bedraagt, tenzij in de bouwperceelgrens wordt gebouwd;

4. de afstand van de bijgebouwen tot de voorgevel van de woning dan wel het verlengde van de voorgevel minimaal 2 m dient te bedragen.

 

c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat:

- de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 5,5 m bedraagt, hieronder niet begrepen erf- en terreinafscheidingen.

 

 

6.3 Ontheffing van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 6.2, sub a, onder 4 ten behoeve van een geheel of gedeeltelijke platte afdekking van de woningen.

 

 

6.4 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een strijdig gebruik met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening wordt in elk geval begrepen het gebruik van de bijgebouwen voor bewoning.

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene ontheffingsregels

 

8.1 Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van de desbetreffende regels van het plan, met dien verstande dat:

a. van de voorgeschreven maten ten aanzien van perceelgrensafstand, goothoogte, hoogte en bebouwde oppervlakte met ten hoogste 10% wordt afgeweken;

  1. niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes (abri’s), transformatorstations, telefooncellen, fietsenstallingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken (doch geen verkooppunten voor motorbrandstoffen), in afwijking van de bestemming volgens het plan worden gebouwd, voorzover deze gebouwtjes geen grotere hoogte dan 2,75 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 12 m²;

  2. van de in het plan aangegeven bouw- en bestemmingsgrenzen in geringe mate wordt afgeweken, voorzover zulks bij de definitieve uitmeting noodzakelijk blijkt voor een goede uitvoering van het plan, mits de afstand van de bouwgrens tot de grens van de weg niet wordt verminderd.

 

 

8.2 De in lid 8.1 genoemde ontheffingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 9 Bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen

 

9.1 Nadere eisen

 

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van plaats en afmetingen van de in deze regels bedoelde gebouwen en andere bouwwerken, echter binnen de regels welke in deze regels ten aanzien van plaats en afmetingen zijn gesteld.

 

 

9.2 Toetsingscriteria

 

De nadere eisen met betrekking tot de bebouwing kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

- het landschapsbeeld;

- het woon- en leefmilieu.

 

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

A Overgangsrecht bouwwerken

 

1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.

 

2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

 

B Overgangsrecht gebruik

 

1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als ‘Regels van het bestemmingsplan Appelscha-Boerestreek Speelpark/Zalencentrum en omgeving’.

 

 

Vastgesteld ter openbare vergadering van de raad d.d. 27 oktober 2009

 

 

 

, voorzitter

 

 

 

, griffier

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

27 oktober 2009