Inhoud
Artikel 4 Verkeer – Verblijfsgebied
Artikel 7 Waarde – Archeologie
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
Artikel 12 Algemene procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Bijlage:
Overzicht beroep aan huis
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie De Moennik, Helden’ van de gemeente Peel en Maas.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0011-VG01 met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
stalling voor een auto of ander voertuig.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van het perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften.
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.
de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.
voorzieningen voor het op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc.
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de
vloer is gelegen op ten minste
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.
— voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
— in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
gedeelte van het bouwvlak zoals dit middels de bouwregels in de bestemming 'Wonen' beschreven wordt.
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of één huishouden plus maximaal drie personen of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de
borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplanting;
c paden;
d speelvoorzieningen;
e hondenuitlaatplaatsen;
f nutsvoorzieningen;
g kunstwerken;
h waterlopen en waterpartijen;
i boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
j terrassen ten behoeve van de in de aangrenzende bestemming gelegen woningen;
k ondergrondse warmtepompinstallaties ten behoeve van de in de aangrenzende bestemming gelegen woningen;
l fietsenstallingen;
m voorzieningen voor afvalinzameling.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b de
maximale bouwhoogte bedraagt
c de
maximale oppervlakte mag per gebouw
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal
b in
afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal
c er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen en overkappingen toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
b voet- en rijwielpaden;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
e speelvoorzieningen;
f nutsvoorzieningen;
g kunstwerken;
h waterlopen en waterpartijen.
i boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
j fietsenstallingen;
k voorzieningen voor afvalinzameling.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b de
maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt
c de
maximale oppervlakte van nutsvoorzieningen mag per gebouw
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:
a de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal
b in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van:
1 lichtmasten
maximaal
2 een
antenne-installatie maximaal
c er zijn geen overkappingen toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis;
b tuinen en erven;
c parkeervoorzieningen;
d boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het verbale bouwvlak, zoals is vastgelegd in de subleden c en d, gebouwd worden;
b per bouwperceel is maximaal 1 grondgebonden woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt;
c de
voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de hoofdweg
gekeerde zijde van de bouwgrens of maximaal
d de
diepte van de hoofdbebouwing mag niet meer dan
e de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
f erkers mogen voor de voorgevelrooilijn gerealiseerd worden, mits:
1 deze ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing,
2 deze
een maximale diepte van
3 de breedte niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
4 de
afstand tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
a bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;
b ze
dienen minimaal
c ze
mogen uitsluitend in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dan wel ten
minste
d de
goothoogte mag niet meer dan
e de
bouwhoogte mag niet meer dan
f
de oppervlakte per overkapping mag niet meer dan
g de
maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor zover
gelegen buiten het verbale bouwvlak voor hoofdgebouwen zoals geregeld in 5.2.1
sub d mag
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a de
maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b de
maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt
c per bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub f voor het plaatsen van een overkapping voor de voorgevel van het hoofdgebouw en buiten het bouwvlak, mits:
a de
afstand tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste
b de overkapping niet tegen de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;
b bewoning als afhankelijke woonruimte;
c kamerverhuur;
d logies-activiteiten;
e seksinrichtingen.
a het gebruik van woonbebouwing voor beroepen aan huis als genoemd in de bijlage, of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven en beroepen, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is derhalve rechtstreeks toegestaan, mits:
1 de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
2 de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
3 de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
4 degene die gebruiker van de woning is, ook degene is die het aan huisverbonden beroep of bedrijf uitoefent;
5 maximaal
40% van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende
bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven
met een maximum van
6 het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren c.q. geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
7 het gebruik mag geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
b activiteiten die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein zijn niet toegestaan in woningen;
c internetverkoop is slechts dan toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
d er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
e er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
f indien niet aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, dan is de activiteit niet rechtstreeks toegestaan in woonbebouwing en zal beoordeeld dienen te worden of er anderszins medewerking aan verleend kan worden.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder c voor het gebruik als kamerverhuur, met dien verstande dat:
a het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
b het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
c wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 onder b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
b per woning kan maar eenmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;
c een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;
d alle bijbehorende bouwwerken/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
e ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
f na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;
g het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.
De voor 'Wonen – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis;
met de daarbij behorende:
b tuinen en erven;
c parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf of op nabijgelegen gronden waarbij eventuele bestaande parkeergelegenheid niet nadelig beïnvloed wordt. De navolgende parkeernormen dienen daarbij in acht genomen te worden:
1 1,5 parkeerplaats per appartement;
2 1,5 parkeerplaats voor niet-vrijstaande grondgebonden woningen;
d ondergrondse warmtepompinstallaties;
e boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a op de gronden binnen deze bestemming zijn:
1 ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend rijwoningen toegestaan;
2 ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
b ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
c hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;
d de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag bij grondgebonden woningen niet meer dan de diepte van het bouwvlak bedragen;
e de
inhoud van een grondgebonden woning bedraagt ten minste
f
de zijgevel wordt in de zijdelingse
bouwperceelsgrens geplaatst dan wel ten minste
g de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
h de nokrichting dient evenwijdig aan de lijn ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ te liggen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a de
maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan
c er zijn geen overkappingen toegestaan;
d ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor/van:
a bewoning als afhankelijke woonruimte;
b kamerverhuur;
c logies-activiteiten;
d seksinrichtingen.
a het gebruik van woonbebouwing voor beroepen aan huis, als genoemd in de bijlage of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is derhalve rechtstreeks toegestaan, mits:
1 de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
2 de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;
3 de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
4 degene die gebruiker van de woning is, ook degene is die het aan huisverbonden beroep uitoefent;
5 maximaal
40% van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bebouwing
mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen met een maximum van
6 het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren c.q. geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
7 het gebruik mag geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
b activiteiten die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein zijn niet toegestaan in woningen;
c internetverkoop is slechts dan toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
d er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;
e er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;
f indien niet aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, dan is de activiteit niet rechtstreeks toegestaan in woonbebouwing en zal beoordeeld dienen te worden of er anderszins medewerking aan verleend kan worden.
De voor ‘Waarde -
Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of
kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende
voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Archeologische
Monumentenzorg en de Monumentenwet, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in lid
7.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte kleiner dan
c
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
d
het
aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 7.4.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
c
in het
kader van archeologische onderzoek plaatsvinden.
a
De in
lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische
waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen en warmtepompinstallaties;
b het
oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane
oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met
c de
ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal
d bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en inhoud van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
het afwijken van het bepaalde in 9.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse
bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal
a de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d de
bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
wordt vergroot tot maximaal
e de
bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde,
en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zend-,
ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal
1 losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
— buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
— binnen de bebouwde kom op bedrijventerrein en sportparken.
2 installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
— op
bebouwing met een bouwhoogte groter dan
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:
a het
overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover
dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan
b overschrijding
van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting
van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding
mag echter niet meer bedragen dan
c het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
a Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
1 gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie De Moennik, Helden’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………
Rosmalen, september 2011 Vastgesteld: 20 september 2011