Inhoud

Hoofdstuk 1     Inleidende regels  1

Artikel 1     Begrippen  1

Artikel 2     Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2     Bestemmingsregels  7

Artikel 3     Groen  7

Artikel 4     Verkeer – Verblijfsgebied  9

Artikel 5     Wonen  11

Artikel 6     Wonen – 1  15

Artikel 7     Waarde – Archeologie  18

Hoofdstuk 3     Algemene regels  21

Artikel 8     Anti-dubbeltelregel 21

Artikel 9     Algemene bouwregels  21

Artikel 10    Algemene afwijkingsregels  22

Artikel 11    Algemene wijzigingsregels  23

Artikel 12    Algemene procedureregels  24

Hoofdstuk 4     Overgangs- en  slotregels  25

Artikel 13    Overgangsrecht 25

Artikel 14    Slotregel 26


 

Bijlage:

Overzicht beroep aan huis


Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan

het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie De Moennik, Helden’ van de gemeente Peel en Maas.

 

bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0011-VG01 met de bijbehorende regels.

 

aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf aan huis

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.

 

beroep aan huis

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 
bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 


bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

garage

stalling voor een auto of ander voertuig.

 


gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

gestapelde woning

een woning in een woongebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat (en waar op het bijbehorende bouwperceel geen andere woningen voorkomen).

 

hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van het perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

huishouden

een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften.

 

kamerverhuur

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

 

logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

 

mantelzorg

de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.

 

nutsvoorziening

voorzieningen voor het op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc.

 

ondergronds bouwwerk

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

 

overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

 


peil

     voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

     in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

verbaal bouwvlak

gedeelte van het bouwvlak zoals dit middels de bouwregels in de bestemming 'Wonen' beschreven wordt.

 

voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

 

wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

 

woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of één huishouden plus maximaal drie personen of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.

 

zolder

ruimte(n) onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.


Artikel 2                   Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 
de afstand tot de bouwperceelsgrens

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 


Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                  Groen

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      bermen en beplanting;

c      paden;

d      speelvoorzieningen;

e      hondenuitlaatplaatsen;

f        nutsvoorzieningen;

g      kunstwerken;

h      waterlopen en waterpartijen;

i        boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

j        terrassen ten behoeve van de in de aangrenzende bestemming gelegen woningen;

k      ondergrondse warmtepompinstallaties ten behoeve van de in de aangrenzende bestemming gelegen woningen;

l        fietsenstallingen;

m    voorzieningen voor afvalinzameling.

 

3.2              Bouwregels

 

3.2.1        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

a      op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;

b      de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;

c      de maximale oppervlakte mag per gebouw 15 m² bedragen.

 

3.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;

b      in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;

c      er zijn geen bouwwerken ten behoeve van de terrassen en overkappingen toegestaan.

 

3.3              Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

 


Artikel 4                  Verkeer – Verblijfsgebied

4.1              Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Verblijfsgebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;

b      voet- en rijwielpaden;

c      parkeervoorzieningen;

d      groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;

e      speelvoorzieningen;

f        nutsvoorzieningen;

g      kunstwerken;

h      waterlopen en waterpartijen.

i        boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;

j        fietsenstallingen;

k      voorzieningen voor afvalinzameling.

 

4.2              Bouwregels

 

4.2.1        Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a      op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;

b      de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 3 meter;

c      de maximale oppervlakte van nutsvoorzieningen mag per gebouw 15 m² bedragen.

 

4.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepalingen:

a      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 meter bedragen;

b      in afwijking van het bepaalde onder a. mag de bouwhoogte van:

1      lichtmasten maximaal 12 meter bedragen;

2      een antenne-installatie maximaal 15 meter bedragen;

c      er zijn geen overkappingen toegestaan.

 


4.3              Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

 

 


Artikel 5                   Wonen

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis;

b      tuinen en erven;

c      parkeervoorzieningen;

d      boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1        Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het verbale bouwvlak, zoals is vastgelegd in de subleden c en d, gebouwd worden;

b      per bouwperceel is maximaal 1 grondgebonden woning toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerp-bestemmingsplan als uitgangspunt;

c      de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de hoofdweg gekeerde zijde van de bouwgrens of maximaal 3 meter daaruit;

d      de diepte van de hoofdbebouwing mag niet meer dan 12 meter bedragen;

e      de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

f        erkers mogen voor de voorgevelrooilijn gerealiseerd worden, mits:

1      deze ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing,

2      deze een maximale diepte van 1,5 meter hebben;

3      de breedte niet meer dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedraagt;

4      de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 3,5 meter bedraagt.

 

5.2.2        Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a      bijbehorende bouwwerken mogen binnen en buiten het bouwvlak gebouwd worden;

b      ze dienen minimaal 3 meter achter de voorgevel van de woning geplaatst te worden, tenzij het een garage betreft. In dat geval mag de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' niet minder dan 5 meter bedragen;

c      ze mogen uitsluitend in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dan wel ten minste 1 meter daaruit;

d      de goothoogte mag niet meer dan 3,3 meter bedragen;

e      de bouwhoogte mag niet meer dan 6 meter bedragen;

f        de oppervlakte per overkapping mag niet meer dan 30 m² bedragen, met dien verstande dat een overkapping achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw gerealiseerd wordt;

g      de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen buiten het verbale bouwvlak voor hoofdgebouwen zoals geregeld in 5.2.1 sub d mag 80 m² bedragen.

 

5.2.3        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a      de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen;

b      de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter.

c      per bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan.

 

5.3             Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

a      ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;

b      ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;

c      ter waarborging van de verkeersveiligheid;

d      ter waarborging van de sociale veiligheid;

e      ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.

 

5.4             Afwijken van de bouwregels

 

5.4.1        Afwijken overkapping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5.2.2 sub f voor het plaatsen van een overkapping voor de voorgevel van het hoofdgebouw en buiten het bouwvlak, mits:

a      de afstand tot de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' ten minste 3,50 meter bedraagt;

b      de overkapping niet tegen de voorgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd.

 


5.5             Specifieke gebruiksregels

 

5.5.1        Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijbehorende bouwwerken betreft;

b      bewoning als afhankelijke woonruimte;

c      kamerverhuur;

d      logies-activiteiten;

e      seksinrichtingen.

 

5.5.2        Beroep aan huis

a      het gebruik van woonbebouwing voor beroepen aan huis als genoemd in de bijlage, of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven en beroepen, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is derhalve rechtstreeks toegestaan, mits:

1      de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;

2      de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;

3      de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;

4      degene die gebruiker van de woning is, ook degene is die het aan huisverbonden beroep of bedrijf uitoefent;

5      maximaal 40% van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen en bedrijven met een maximum van 25 m² bij bouwpercelen tot 750 m², 35 m² bij bouwpercelen van 750 m² tot 1.500 m² en 45 m² bij bouwpercelen vanaf 1.500 m²;

6      het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren c.q. geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;

7      het gebruik mag geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

b      activiteiten die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein zijn niet toegestaan in woningen;

c      internetverkoop is slechts dan toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;

d      er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;

e      er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;

f        indien niet aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, dan is de activiteit niet rechtstreeks toegestaan in woonbebouwing en zal beoordeeld dienen te worden of er anderszins medewerking aan verleend kan worden.

 

5.6             Afwijken van de gebruiksregels

 

5.6.1        Kamerverhuur

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.5.1 onder c voor het gebruik als kamerverhuur, met dien verstande dat:

a      het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;

b      het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;

c      wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

 

5.6.2        Bewoning als afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 onder b voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a      er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;

b      per woning kan maar eenmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;

c      een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;

d      alle bijbehorende bouwwerken/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;

e      ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;

f        na beëindiging van de situatie dient de omgevingsvergunning te worden ingetrokken;

g      het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.

 


Artikel 6                   Wonen – 1

6.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis;

met de daarbij behorende:

b      tuinen en erven;

c      parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf of op nabijgelegen gronden waarbij eventuele bestaande parkeergelegenheid niet nadelig beïnvloed wordt. De navolgende parkeernormen dienen daarbij in acht genomen te worden:

1      1,5 parkeerplaats per appartement;

2      1,5 parkeerplaats voor niet-vrijstaande grondgebonden woningen;

d      ondergrondse warmtepompinstallaties;

e      boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

6.2             Bouwregels

 

6.2.1        Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a      op de gronden binnen deze bestemming zijn:

1      ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' uitsluitend rijwoningen toegestaan;

2      ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

b      ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;

c      hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

d      de horizontale diepte van het hoofdgebouw mag bij grondgebonden woningen niet meer dan de diepte van het bouwvlak bedragen;

e      de inhoud van een grondgebonden woning bedraagt ten minste 150 m³ en niet meer dan 650 m³;

f        de zijgevel wordt in de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst dan wel ten minste 1 meter daaruit;

g      de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

h      de nokrichting dient evenwijdig aan de lijn ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ te liggen.

 


6.2.2        Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a      de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 1 meter mag bedragen;

b      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen;

c      er zijn geen overkappingen toegestaan;

d      ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.

 

6.3             Specifieke gebruiksregels

 

6.3.1        Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor/van:

a      bewoning als afhankelijke woonruimte;

b      kamerverhuur;

c      logies-activiteiten;

d      seksinrichtingen.

 

6.3.2        Beroep aan huis

a      het gebruik van woonbebouwing voor beroepen aan huis, als genoemd in de bijlage of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen, wordt geacht in overeenstemming te zijn met de woonbestemming en is derhalve rechtstreeks toegestaan, mits:

1      de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;

2      de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de Bouwverordening;

3      de woonfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;

4      degene die gebruiker van de woning is, ook degene is die het aan huisverbonden beroep uitoefent;

5      maximaal 40% van de begane grondvloeroppervlakte en de voor de woonfunctie bestemde bebouwing mag worden gebruikt voor aan huis verbonden beroepen met een maximum van 25 m² bij bouwpercelen tot 750 m²;

6      het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren c.q. geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;

7      het gebruik mag geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreffen die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;

b      activiteiten die in de regel worden uitgeoefend in winkelpanden of op een industrieterrein zijn niet toegestaan in woningen;

c      internetverkoop is slechts dan toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;

d      er mag geen verstoring plaatsvinden in de evenwichtige opbouw van de voorzieningenstructuur;

e      er mag geen detailhandel plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop in het klein in direct verband met het aan huis gebonden beroep;

f        indien niet aan voornoemde voorwaarden wordt voldaan, dan is de activiteit niet rechtstreeks toegestaan in woonbebouwing en zal beoordeeld dienen te worden of er anderszins medewerking aan verleend kan worden.

 


Artikel 7                  Waarde – Archeologie

7.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

 

7.2             Bouwregels

a      Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen, voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en een fundering gelegen op een diepte van meer dan 0,4 m onder maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.

b      Indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

1      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

2      de verplichting tot het doen van opgravingen;

3      de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg en de Monumentenwet, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

 

7.3             Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 7.2 sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.

 


7.4             Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

 

7.4.1        Verboden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

a      het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;

b      het uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte kleiner dan 100 m² en dieper dan 0,4 m onder het maaiveld, zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen, met dien verstande dat de werkzaamheden begeleid worden door een amateur archeoloog.

c      het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;

d      het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 m onder het maaiveld.

 

7.4.2        Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

a      het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;

b      reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;

c      in het kader van archeologische onderzoek plaatsvinden.

 

7.4.3        Toelaatbaarheid

a      De in lid 7.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

b      Alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

c      Een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

 

 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 8                  Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 9                  Algemene bouwregels

9.1              Ondergronds bouwen

 

9.1.1        Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

9.1.2        Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

a      ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met uitzondering van ondergrondse bouwwerken ten behoeve van waterhuishoudkundige voorzieningen en warmtepompinstallaties;

b      het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m²;

c      de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil;

d      bij het berekenen van de geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en inhoud van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.

 

9.1.3        Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 m onder peil onder de voorwaarde dat:

a      de waterhuishouding niet wordt verstoord;

b      geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

 


9.2              Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

 

9.3             Algemene regel over bestaande afstanden en andere maten

 

9.3.1        Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.3.2        Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

9.3.3        Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 9.3.1 en 9.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

 

 

Artikel 10              Algemene afwijkingsregels

 

10.1          Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;

b      de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;

c      de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

d      de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

e      de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de volgende voorwaarden:

1      losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:

     buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;

     binnen de bebouwde kom op bedrijventerrein en sportparken.

2      installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:

     op bebouwing met een bouwhoogte groter dan 10 m; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zo nodig in overleg met de monumentencommissie.

 

 

Artikel 11              Algemene wijzigingsregels

11.1.1     Algemene wijzigingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:

a      het overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

b      overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;

c      het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 


Artikel 12              Algemene procedureregels

12.1          Nadere eisen

Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

 

Hoofdstuk 4              Overgangs- en
slotregels

Artikel 13              Overgangsrecht

13.1          Overgangsrecht bouwwerken

a      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b      Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

c      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

13.2          Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c      Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 


Artikel 14              Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Herontwikkeling locatie De Moennik, Helden’.

 

 

 

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

………………………

 

 

 

De voorzitter,                                        De griffier,

 

……….                                                            ………

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, september 2011                               Vastgesteld: 20 september 2011