Inhoud
Artikel 6 Waarde – Archeologie
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Artikel 11 (Wettelijke) regelingen
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
het bestemmingsplan 'Dörper Toore, Helden’ van de gemeente Peel en Maas.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0012-VG01 met de bijbehorende regels.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanduidingsgrens
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een met het hoofdgebouw verbonden gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw dan wel in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een onderdeel van het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de voor mantelzorg of inwonende ouders bedoelde huishouding is gehuisvest.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten -met uitzondering van beroepen aan huis-, daaronder niet begrepen en niet zijnde een seksinrichting.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot de beroepsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk en waarvan de omvang in activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend.
een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel en/of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
de grens van een bouwvlak.
een boven peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
de waarde die aan een natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied is toegekend en wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat natuurobject, gebouw, bouwwerk of gebied.
een gesloten bovenbeëindiging van een bouwwerk c.q. gebouw.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling, het verkopen, verhuren en leveren van zaken aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
een bouwkundige constructie die een ruimte in een woning of gebouw scheidt van de buitenlucht, daaronder begrepen het dak, die bestaat uit:
— een bouwkundige constructie waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB onderscheidenlijk 35 dB(A);
— een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.
een publiekgerichte activiteit die een bijdrage levert aan het culturele, sociale en/of sportieve leven.
stalling voor een auto of ander voertuig.
gevellijn
aangeduide lijn die aangeeft waar een dove gevel gerealiseerd moet worden;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
hoofdverblijf
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is, dat ten minste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
een verzameling van één of meer personen die een woonruimte bewoont en daar zichzelf voorziet, of door derden wordt voorzien, in dagelijkse levensbehoeften.
het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerverhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.
de zorg voor chronisch zieken, gehandicapten en hulpbehoevenden door naasten.
voorzieningen voor het op het openbare net aangesloten voorzieningen van algemeen nut, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer, alsmede containers voor glas, kleding, plastic etc.
bouwen onder peil.
een
(gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op
ten minste
een
(gedeelte van een) gebouw of ruimte, waarvan de bovenkant van de vloer is
gelegen op minimaal
een bouwwerk, geen gebouw zijnde dat is omsloten door maximaal één wand en is voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport en een luifel.
een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnentuin, gevormd door de gevels van belendende, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing.
— Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
— In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf door eenzelfde persoon of een zelfde groep personen die niet elders over een hoofdverblijf beschikken en waardoor die ruimte als reguliere woning is aan te merken. Zie ook hoofdverblijf.
een dak zonder dakhelling.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
— de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde zelfstandige woningen.
gedeelte van het bouwvlak zoals dit middels de bouwregels in de bestemming 'Wonen' beschreven wordt.
gevel aan de voorzijde van een gebouw gerelateerd aan de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.
denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen en die de grens aangeeft van het bouwvlak tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.
voorzieningen en constructies ten behoeve van de op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, riolering, kabels en leidingen, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.
een van het hoofdgebouw en aangebouwde bijgebouwen vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van é-n afzonderlijk huishouden of één huishouden plus maximaal drie personen of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
onder het splitsen van woningen wordt verstaan het treffen van voorzieningen in bestaande al dan niet gedeeltelijk of geheel te vernieuwen woningen, zodanig dat binnen de bestaande of te vernieuwen of te vergroten bouwmassa meerdere zelfstandige woningen ontstaan. De zelfstandigheid blijkt uit de aanwezigheid per woning van een eigen toegang, keuken, badkamer, woon- en slaapkamers. In de bouwmassa is/zijn één of meer geheel gesloten woningscheidende wand(-en) aanwezig.
een tot bewoning bestemd gebouw dat, vanuit bouwtechnisch oogpunt gezien, blijvend is bestemd voor permanente bewoning door een particulier huishouden. Het voldoet aan alle criteria die van toepassing zijn op woningen, behalve aan het hebben van een keukeninrichting die bestemd is voor het bereiden van complete maaltijden en/of het hebben van een toilet. Wel moet de ruimte gelegen zijn in een gebouw dat ter compensatie van deze aan de wooneenheid ontbrekende elementen gemeenschappelijke voorzieningen bevat.
ruimte(n)
onder een kap, voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de
omtrekmuren minder dan
een private voorziening bij een woning waarin mensen voor hun plezier zwemmen.
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
de lengte en breedte van een bouwwerk: buitenwerks, dit is de afstand gemeten tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a groenvoorzieningen;
b bermen en beplanting;
c paden;
d speelvoorzieningen;
e nutsvoorzieningen;
f kunstwerken;
g evenementen;
h waterlopen en waterpartijen;
i boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen worden gebouwd;
b de
maximale bouwhoogte bedraagt
c de
maximale oppervlakte mag per gebouw
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal
b overkappingen zijn niet toegestaan;
c in
afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van lichtmasten maximaal
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
b voet- en rijwielpaden;
c parkeervoorzieningen;
d groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
e speelvoorzieningen en -toestellen;
f straatmeubilair;
g voorzieningen van algemeen nut;
h kunstwerken;
i waterlopen en waterpartijen;
j boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
b de
bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal
c de
maximale oppervlakte van gebouwen bedraagt
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de navolgende bepaling:
a de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving, waaronder geconcentreerd bouwen;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 ten behoeve van het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van kunstwerken, voorwerpen betreffende de beeldende kunst, speelvoorzieningen en -toestellen, indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:
a deze qua aard en omvang in de omgeving passen;
b de
bouwhoogte maximaal
c de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en/of abiotische waarden niet onevenredig worden aangetast;
d bij speelvoorzieningen en -toestellen, de bodem, op grond van voorafgaand bodemonderzoek niet zodanig verontreinigd is dat bezwaren bestaan tegen de realisering van deze speelvoorzieningen en -toestellen.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
b seksinrichtingen;
c kamperen;
d opslag van goederen en materialen;
e horeca.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofd- en bijgebouwen;
b tuinen en erven;
c parkeervoorzieningen;
d boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b op de gronden binnen deze bestemming mogen vrijstaande, twee-aaneen-gebouwde, aaneengebouwde en patiowoningen worden gebouwd;
c het aantal wooneenheden mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal wooneenheden’ is aangegeven;
d de
voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de hoofdweg
gekeerde zijde van de bouwgrens of maximaal
e de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt:
1 bij
vrijstaande woningen minimaal
2 bij
twee-aaneengebouwde woningen
f
de diepte van de hoofdbebouwing mag niet meer
dan
g de
diepte van de hoofdbebouwing in één bouwlaag mag niet meer dan
h de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
i de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte';
j
erkers mogen voor de voorgevellijn gerealiseerd
worden, mits deze ondergeschikt zijn aan de hoofdbebouwing, een maximale diepte
van
k voor het bouwen van patiowoningen gelden in afwijking van het bepaalde onder e,f, g,h, en i de volgende regels:
1 per
bouwperceel dient binnen het bouwvlak minimaal
2 hoofdgebouwen dienen afgedekt te worden met een plat dak, met uitzondering van het bepaalde in sublid 4;
3 de
hoogte van de laagbouw mag niet meer bedragen dan
4 per
hoofdgebouw mag maximaal
l ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dient verplicht een dove gevel te worden gerealiseerd.
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
a bijgebouwen mogen binnen het gehele bouwvlak gebouwd worden;
b ze
dienen minimaal
c ze
mogen uitsluitend in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd, dan wel ten
minste
d de
goothoogte mag niet meer dan
e de
bouwhoogte mag niet meer dan
f
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen
mag
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a de
maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan
b in
afwijking van het bepaalde onder a mag de maximale bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding –
afwijkende bouwhoogte erf- en terreinafscheiding’ niet meer dan
c de
maximale goothoogte van een overkapping bedraagt
d de
maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt
e per bouwperceel is maximaal 1 niet-overdekt zwembad toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
a ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c ter waarborging van de verkeersveiligheid;
d ter waarborging van de sociale veiligheid;
e ter waarborging van de brandveiligheid en rampen bestrijding.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het bebouwen van een bouwperceel van een vrijstaande woning tot een hoger bebouwingspercentage, mits het in het plan beoogde stedenbouwkundige beeld niet wordt geschaad.
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
a permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
b bewoning als afhankelijke woonruimte;
c kamerverhuur;
d logies-activiteiten;
e seksinrichtingen.
Maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van
het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt voor het beroep aan huis,
met een maximum van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.1 onder a voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in het hoofd- of bijgebouw, met dien verstande dat:
a de woonfunctie als hoofdfunctie behouden blijft;
b bedoeld gebruik geen onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat mag opleveren en geen onevenredige afbreuk mag doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt; dit betekent onder meer dat:
1 geen omgevingsvergunning wordt verleend voor het uitoefenen van bedrijvigheid, dat onder de werking van bijlage I van het Besluit omgevingsrecht valt, tenzij het desbetreffende gebruik door middel van het stellen van voorwaarden verantwoord is;
2 het gebruik naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming moet zijn;
3 het gebruik de woonfunctie dient te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijgebouw uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
4 geen activiteiten mogen worden uitgeoefend die in de regel voorkomen op een bedrijventerrein of in winkelpanden (waaronder begrepen kapsalons).
c het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
d er voldaan wordt aan de vigerende parkeernormen waarbij parkeren zoveel mogelijk op eigen terrein plaats dient te vinden;
e geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop in het klein in verband met bedrijfsmatige activiteiten in of bij het hoofdgebouw;
f
maximaal 40% van het begane grondvloeroppervlak
van het hoofdgebouw en de daarbij behorende bijgebouwen voor een bedrijf aan
huis in gebruik mag zijn, zulks met een absoluut maximum van
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van het bepaalde in lid 5.5.1 onder c voor het gebruik als kamerverhuur, met dien verstande dat:
a het gebruik geen overlast voor het woonmilieu oplevert en geen onevenredige afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
b het gebruik naar de aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
c wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein. Indien niet op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien, dient te worden aangetoond dat elders in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien. Parkeergelegenheid mag niet in het openbaar gebied worden gerealiseerd.
De voor ‘Waarde -
Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de
archeologische waarden van de gronden.
a
Voor
het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien
uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de
gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische
monumentenzorg, overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de Archeologische
Monumentenzorg en de Monumentenwet, die voldoet aan door het bevoegd gezag bij
omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
afwijken van het bepaalde in lid 6.2
sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie
afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze
bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
a
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte groter dan
b
het
uitvoeren van grondbewerkingen met een oppervlakte kleiner dan
c
het
graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
d
het
aanleggen van leidingen dieper dan
Het in lid 6.4.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het
normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis
zijn;
b
reeds
in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in
lid 6.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische
waarden van de gronden.
b
Alvorens
over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen
waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal
worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een
rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
a ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b het
oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane
oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met
c de
ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal
d bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte en inhoud van ondergrondse gebouwen niet in aanmerking genomen.
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor
afwijken van het bepaalde in 8.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse
bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal
a de waterhuishouding niet wordt verstoord;
b geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het
bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen,
gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten,
luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de
overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
a de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
b de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
c de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
d de
bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
wordt vergroot tot maximaal
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a er mag geen tweede woning ontstaan en om dit te voorkomen mogen ten behoeve van de inwoning maximaal 3 van de 4 volgende voorzieningen worden gerealiseerd: keuken, badkamer, toilet, achteringang;
b per woning kan maar eenmaal gebruik worden gemaakt van de inwoningsregeling;
c een eigen voordeur aan de voor- of zijgevel is niet toegestaan;
d alle bijgebouwen/verbouwingen dienen te voldoen aan de ten tijde van de aanvraag geldende eisen van het bouwbesluit en de bouwverordening;
e ten behoeve van de inwoning mag geen aparte aansluiting op de nutsvoorzieningen worden aangelegd. Hiervoor moet gebruik worden gemaakt van de reeds bestaande aansluiting;
f na beëindiging van de situatie dient de vergunning te worden ingetrokken;
g het gedeelte dat ten behoeve van inwoning wordt aangewend, dient aansluitend aan de woning een onderlinge verbinding te hebben met de woning, niet zijnde een verbinding buitenom.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen voor:
a het
overschrijden van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover
dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De
overschrijding mag echter niet meer bedragen dan
b overschrijding
van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting
van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de
verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding
mag echter niet meer bedragen dan
c het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan.
a Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1 gedeeltelijke worden vernieuwd of veranderd;
2 na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
c Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
a Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c Indien het gebruik, bedoeld in onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard en jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Dörper Toore, Helden’.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter, De griffier,
………. ………
Rosmalen, juni 2011 Vastgesteld: 28 juni 2011