Inhoud

Hoofdstuk 1      Inleidende regels  1

Artikel 1      Begrippen  1

Artikel 2      Wijze van meten  5

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels  7

Artikel 3      Agrarisch  7

Artikel 4      Agrarisch – Intensieve veehouderij 12

Artikel 5      Groen  14

Hoofdstuk 3      Algemene regels  15

Artikel 6      Anti-dubbeltelbepaling  15

Artikel 7      Algemene bouwregels  15

Artikel 8      Algemene afwijkingsregels  16

Artikel 9      Algemene wijzigingsregels  16

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels  17

Artikel 10    Overgangsrecht 17

Artikel 11    Slotregel 18


 

Hoofdstuk 1            Inleidende regels

Artikel 1                   Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

plan:

het bestemmingsplan ‘Jacobusstraat 42 te Egchel’ van de gemeente Peel en Maas.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1894.BPL0038-VG01 met de bijbehorende regels.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en / of het bebouwen van deze gronden.

 

aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren.

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en / of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huishouding ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

 


beroep aan huis:

de uitoefening van een dienstverlenend beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten door de gebruik(st)er(s) van de woning, op het gebied van de juridische, therapeutische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en medische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening, dat met volledig behoud van de woonfunctie door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen kan worden uitgeoefend.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw, waarbij voor vrijstaande bijgebouwen ook een functionele ondergeschiktheid aanwezig dient te zijn.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 


bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die de goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

extensief recreatief medegebruik:

niet-gemotoriseerde dagrecreatieve activiteiten, zoals wandelen of fietsen, die nauwelijks of geen invloed hebben op de in de bestemming gegeven functies.

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

intensieve veehouderij:

een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend gericht is op het houden van vee (mestvee, fokzeugen, mestvarkens), pluimvee of pelsdieren.

 

peil

a      voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

b      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

voorgevel:

de naar de weg gekeerde zijde van een woning.

 

wet / wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d. dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald.

 

woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

 

 

 

 

 


Artikel 2                   Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en / of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatste van het bouwwerk.

 

de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

 


Hoofdstuk 2            Bestemmingsregels

Artikel 3                   Agrarisch

 

3.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      agrarisch bedrijfsmatig gebruik;

b      agrarisch hobbymatig gebruik;

 

met daaraan ondergeschikt:

c       extensief dagrecreatief medegebruik;

d      een oefenweide ten behoeve van een trimsalon, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - 12';

e      parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

f        een evenemententerrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein', overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.4.2;

g       groenvoorzieningen;

h      paden en ontsluitingsvoorzieningen;

i        boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

3.2             Bouwregels

 

3.2.1         Gebouwen

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

 

3.2.2         Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Op de voor 'Agrarisch' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van:

a      bestaande paardrijbakken en daarbij behorende lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;

b      erf- en terreinafscheidingen met een open constructie, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,50 meter bedraagt.

 

 

 

 

 

 

3.3             Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1         Afwijken van de bouwregels ten behoeve van schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 ten behoeve van het bouwen van schuilgelegenheden, mits:

a      per kadastraal perceel met een minimale oppervlakte van 0,5 hectare maximaal één schuilgelegenheid wordt gebouwd;

b      de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;

c       de oppervlakte van de schuilgelegenheid maximaal bedraagt:

1      25 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte van 0,5 hectare tot 1 hectare;

2      40 m² bij een kadastraal perceel met een oppervlakte groter dan 1 hectare;

d      de noodzaak van de schuilgelegenheid uit oogpunt van dierenwelzijn is aangetoond;

e      de schuilgelegenheid inpasbaar is ten opzichte van de ter plaatse aanwezige natuurlijke, landschappelijke, abiotische, archeologische en/of cultuurhistorische waarde van de gronden;

f        geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      de verkeersveiligheid;

2      het woon- en leefklimaat;

3      de milieusituatie;

4      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

3.3.2         Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hoogzit

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van een hoogzit voor de uitoefening van de jacht of natuurstudie, mits de bouwhoogte maximaal 6 meter bedraagt.

 

3.3.3         Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een voederberging of voederruif

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van een voederberging of voederruif voor de instandhouding van het wild, mits:

a      de inhoud van de voederberging of voederruif maximaal 3 m³ bedraagt;

b      de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

 

3.3.4         Afwijken van de bouwregels ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 ten behoeve van het bouwen van:

a      tijdelijke hoge teeltondersteunende voorzieningen, mits:

1      de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;

2      de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone -wijzigingsgebied 1 ob', specifiek ter plaatse van de aanduiding 'overig - open bolle akker' en ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 3 bd' en 'wro-zone - wijzigingsgebied 5 gv';

3      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden.

b      tijdelijke lage teeltondersteunende voorzieningen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

1      de voorzieningen niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied 6 bn'.

2      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van actuele en bestaande natuur, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en archeologische waarden.

 

 

3.4             Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1         Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

a      kamperen;

b      detailhandel;

c       paardenbakken, anders dan bedoeld in artikel 3.2.2;

d      het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen, van wagens en materialen;

e      het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;

f        (buiten)opslag, waaronder de opslag van mest(stoffen), behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik.

 

3.4.2         Regels ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

a      evenementen zijn maximaal drie keer per jaar toegestaan voor de duur van maximaal drie aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw;

b      evenementen ten behoeve van de paardensport zijn onbeperkt toegestaan voor de duur van maximaal 10 aaneengesloten dagen per evenement, inclusief op- en afbouw.

 

 

3.5             Afwijken van de gebruiksregels

 

3.5.1         Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4 ten behoeve van het gebruik van gronden voor incidentele evenementen, mits:

a      het een tijdelijk of periodiek terugkerend tijdelijk evenement, per locatie maximaal drie keer per jaar voor een aaneengesloten periode van drie dagen, betreft, inclusief op- en afbouw;

 

 

b      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      de verkeersveiligheid;

2      het woon- en leefklimaat;

3      de milieusituatie;

4      de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

5      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;

c       in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden;

d      in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

 

3.5.2         Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, mits:

a      het kampeerterrein mag uitsluitend als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf en direct aansluitend aan het bestemmingsvlak voor dat agrarisch bedrijf worden opgericht;

b      de voorziening niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied - 1', 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied - 2', 'concentratiegebied glastuinbouw - 1' of 'concentratiegebied glastuinbouw - 2';

c       aangetoond moet worden dat binnen het agrarisch bestemmingsvlak geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van het kampeerterrein;

d      het totaal aantal kampeermiddelen op het kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans niet zijn toegestaan;

e      geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      de verkeersveiligheid;

2      het woon- en leefklimaat;

3      de milieusituatie;

4      de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

5      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing;

f        in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden;

g       in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein.

h      het kampeerterrein voldoende landschappelijk wordt ingepast.

 

 

 

 

3.5.3         Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van een paardrijbak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.4.1 ten behoeve van de inrichting en het gebruik van gronden als paardrijbak, mits:

a      de paardrijbak uitsluitend mag worden gebouwd direct aansluitend aan een agrarisch bouwvlak, dan wel de bestemming 'Wonen';

b      aangetoond moet worden dat binnen de aangrenzende bestemming geen reële mogelijkheden zijn voor realisering van een paardrijbak;

c       de oppervlakte maximaal 20 x 40 m² bedraagt;

d      de paardrijbak mag worden omheind door een bouwwerk geen gebouw zijnde in de vorm van een open afscheiding met een bouwhoogte van maximaal 1,50 meter;

e      in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden;

f        geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

1      het woon- en leefklimaat;

2      de milieusituatie;

3      de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;

4      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bebouwing.


Artikel 4                   Agrarisch – Intensieve veehouderij

 

4.1             Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch – intensieve veehouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

g       een intensieve veehouderij;

h      een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis in hoofd- en / of bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;

i        waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

j        extensief dagrecreatief medegebruik;

 

met de daarbij behorende:

k      tuinen, erven, verhardingen en terreinen;

l        parkeervoorzieningen;

m    groenvoorzieningen.

 

 

4.2             Bouwregels

 

4.2.1         Algemeen

a      Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden opgericht.

b      Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

 

4.2.2         Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

a      De goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m.

b      De bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 8,5 m.

c       De gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte.

 

4.2.3         Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

a      Per bouwvlak is slechts één bedrijfswoning toegestaan.

b      De voorgevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde grens van het bouwvlak.

c       De inhoud van een bedrijfswoning inclusief bijgebouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.

d      De goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 5,5 m.

e      De bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 10 m.

f        De bouw van de bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan nadat het bedrijf feitelijk functioneert en nadat is aangetoond dat daadwerkelijk sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf.

4.2.4         Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen:

a      De goothoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,2 m.

b      De bouwhoogte van een bijgebouw mag niet meer bedragen dan 6 m.

c       Bijgebouwen dienen minimaal 3 m achter de voorgevel van de bedrijfswoning geplaatst te worden.

d      De afstand tussen een bijgebouw en de bedrijfswoning mag maximaal 15 meter bedragen.

 

4.2.5         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

a      De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 1 m mag bedragen.

b      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer dan 12 m bedragen.

c       De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen.

 

4.3             Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1         Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

b      detailhandel;

c       een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG)

d      seksinrichtingen;

e      kamperen en verblijfsrecreatie

f        horeca;

g       buitenopslag;

h      huisvesting tijdelijke werknemers;

i        bewoning van vrijstaande bijgebouwen.

 

4.3.2         Intensieve veehouderij uitgesloten

Ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij uitgesloten’ mogen de gebouwen uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van opslag en kantoor.

 


Artikel 5                   Groen

 

5.1             Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a      groenvoorzieningen;

b      bermen en beplanting;

c       doeleinden van openbaar nut;

d      waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;

e      extensief dagrecreatief medegebruik.

 

5.2             Bouwregels

 

5.2.1         Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

 

5.2.2         Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

a      Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen;

b      De bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

5.3             Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

a      opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en / of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

b      het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

c       het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

 

 

Hoofdstuk 3            Algemene regels

Artikel 6                   Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7                   Algemene bouwregels

7.1             Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

 

7.1.1         Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

 

7.1.2         Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

a      Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.

b      Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².

c       De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 m onder peil.

d      Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse bouwwerken mede in aanmerking genomen.

 

7.1.3         Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sub 6.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat:

a      de waterhuishouding niet wordt verstoord;

b      geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

 


7.2             Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

 

 

Artikel 8                   Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

a      de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;

b      de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;

c       de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en / of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:

1      installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:

a      op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;

b      tegen gevels aan, wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doet aan de aanwezige kwaliteiten.

 

 

Artikel 9                   Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

a      overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag niet meer dan 10% worden vergroot;

b      het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

 

Hoofdstuk 4            Overgangs- en slotregels

Artikel 10              Overgangsrecht

 

10.1        Overgangsrecht bouwwerken

b      Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2      na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

c       Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2        Overgangsrecht gebruik

a      Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c       Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d      Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 


10.3        Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van dat overgangsrecht.

 

Artikel 11              Slotregel

De regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Jacobusstraat 42 te Egchel’.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

                                 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, mei 2012                                                                            vastgesteld: 22-05-2012