Een verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, is in ieder geval ook het gebruik van:
a. gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksinrichting;
b. onbebouwde gronden:
1. als stand- of ligplaats van onderkomens;
2. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en andere al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en produkten;
een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
