Bestemmingsplan

caricole cadzand-bad

REGELS

 

 

 

H1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

 

H2. Bestemmingsregels

Artikel 3. Recreatie

Artikel 4. Waterstaatswerken

Artikel 5. Waterstaat - Waterkering

 

H3. Algemene regels

Artikel 6. Anti-dubbeltelregel

Artikel 7. Algemene aanduidingsregels

Artikel 8. Algemene afwijkingsregels

Artikel 9. Overige regels

 

H4. Slot- en overgangsregels

Artikel 10. Overgangsrecht

Artikel 11. Slotregel

 

 


 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1. Begrippen

 

1.1          plan

het bestemmingsplan Caricole Cadzand-Bad met identificatienummer NL.IMRO.1714.bpcaricole-ON01 van de gemeente  Sluis.

1.2          bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3          aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.4          aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5          antenne - installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigings­constructie.

1.6          bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7          bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.8          bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.9          bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.10       bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.11       bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.12       bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.13       bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.14       bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.15       evenementen

gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, op het gebied van kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.16       extensieve dagrecreatie

niet - gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.17       gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.18       horecabedrijf

een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.19       kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.20       landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet - levende natuur.

1.21       natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.22       NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie - instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.23       nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.24       omgevingswaarde

de fysieke, van nature  aanwezige, waardevolle kenmerken van het strand, de zee en de duinen, zoals de specifieke begroeiing, openheid en hoogteverschillen.

1.25       overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.26       peil

de bovenzijde van de vloer van het nieuwe strandpaviljoen, zijnde 6,00 meter + NAP.

1.27       seksinrichting

het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of een verblijfsmiddel, verrichten van seksuele handelingen.

1.28       Staat van Horeca activiteiten

de Staat van Horeca activiteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.29       toetsingscommissie strandontwikkelingen

een door het bevoegd gezag aangewezen onafhankelijke commissie, samengesteld vanuit verschillende  disciplines, die de kwaliteit van ontwikkelingen voor zowel verbouw- als  nieuwbouwplannen op het strand beoordeelt.

 

 


Artikel 2. Wijze van meten

 

 

2.1 Meetregels

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.      afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

b.      bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

c.      breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

d.      goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

e.      inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

f.       oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

g.      dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

h.      vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 


 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3. Recreatie

 

3.1  Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      dagrecreatieve voorzieningen;

b.      uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca – strandpaviljoen’: een strandpaviljoen;

c.      ter plaatse van de aanduiding 'strand': strand;

d.      waterkeringen;

e.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en water.

 

 

3.2  Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

a.      de bebouwde oppervlakte van een strandpaviljoen dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

b.      de bebouwde oppervlakte van een strandpaviljoen bedraagt ten hoogste 1.000 m²;

c.      gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend ter plaatse van de gronden met de specifieke bouwaanduiding  “opbouw strandpaviljoen” worden gebouwd;

d.      de oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt in totaal ten hoogste 450 m²;

e.      de goothoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 4 m¹;

f.       de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m¹.

 

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

a.      de bouwhoogte van terrasschermen bedraagt ten hoogste 2 m¹;

b.      de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten en antennes bedraagt ten hoogste 10 m¹;

c.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 6 m¹.

 

 

3.3  Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de uitstraling van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

a.      de gebruiksmogelijkheden van het strand;

b.      de omgevingswaarde.

 

 

3.4  Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Algemeen

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      het aantal strandpaviljoens in dit bestemmingsplan bedraagt ten hoogste 1;

b.      horeca is toegestaan tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;

c.      het gedeelte van het bouwwerk op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - strandpaviljoen' dat niet mag worden overkapt, mag gebruikt worden ten behoeve van horecaterras;

d.      het gebruik van de gronden en gebouwen als seksinrichting is niet toegestaan;

e.      de opslag van materialen en goederen buiten gebouwen of overkappingen is niet toegestaan.

 

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van het nieuwe strandpaviljoen zonder dat het bestaande strandpaviljoen in de bestemming Waterstaatswerken is verwijderd.

 

 


 

Artikel 4 Waterstaatswerken

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaatswerken aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      waterstaatkundige voorzieningen, dijken, sluizen, bruggen en duikers daaronder begrepen;

b.      water en bijbehorende voorzieningen voor de waterhuishouding;

c.      duinen, struiken en opgaande beplanting en bijbehorende voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals picknickplaatsen, beelden en nutsvoorzieningen;

d.      bijbehorende voorzieningen zoals wegen, voet- en fietspaden en groenvoorzieningen ten dienste van de bestemming.

 

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:    

a.      Op of in de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van de bestemming;

b.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 15 m¹.

 


 

Artikel 5. Waterstaat – Waterkering

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering‘ aangewezen gronden zijn - bij wijze van dubbelbestemming - bestemd voor:

a.      bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van de primaire en regionale waterkering;

b.      water en bijbehorende voorzieningen voor de waterhuishouding.

 

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.      op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 van dit artikel genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m¹;

c.      ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

 

5.3.1 Hogere bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder b van dit artikel ten behoeve van het bouwen van hogere bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

a.      de omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend ten behoeve van de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

b.      de omgevingsvergunning wordt verleend, indien het belang van de waterstaatskundige functie van de primaire en regionale waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;

c.      alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

5.3.2 Oprichten nieuwe bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder c van dit artikel ten behoeve van het oprichten van nieuwe bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

a.      de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterstaatskundige functie van de primaire en regionale waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;

b.      alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

5.3.3 Uitbreiding bestaande bebouwing

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 onder c van dit artikel ten behoeve van het uitbreiden van bestaande bouwwerken, met inachtneming van het volgende:

a.      de omgevingsvergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de waterstaatskundige functie van de primaire en regionale waterkering door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;

b.      alvorens omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.

 

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van

werkzaamheden

 

5.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde,  of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakte­verhardingen;

b.      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;

c.      het aanleggen van boven‐ of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d.      het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

 

5.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod in lid 4.1 van dit artikel is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.      werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;

c.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

d.      reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

e.      noodzakelijk zijn voor de sloop van het bestaande en realisering van het nieuwe strandpaviljoen.

 

5.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.1 van dit artikel zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterstaatskundige functies van de primaire en regionale waterkering niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

5.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.1 van dit artikel wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de waterkering of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 4.3 van dit artikel wordt voldaan.
 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 6. Antidubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan

uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere

bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 7. Algemene aanduidingsregels

 

 

7.1  Gebiedsaanduiding ‘milieuzone –landschaps- en natuurbescherming’

 

7.1.1 Aanduidingsomschrijving

De in de gebiedsaanduiding  ‘milieuzone –landschaps- en natuurbescherming’ gelegen gronden mogen - behalve voor de andere daar voorkomende functies - gebruikt worden voor het behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van actuele en potentiële landschappelijke waarden en natuurwaarden.

 

7.1.2 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in de gebiedsaanduiding  ‘milieuzone – landschaps- en natuurbescherming‘ gelegen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het wijzigen van de waterstand en de waterhuishouding;

b.      ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;

c.      het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

d.      het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

e.      het inplanten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;

f.       het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van aanwezige waterlopen.

 

7.1.3 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 7.1.2 bepaalde geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden, die:

a.      normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.      werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;

c.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

d.      reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

e.      noodzakelijk zijn voor de sloop van het bestaande en realisering van het nieuwe strandpaviljoen.

 

7.1.4 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

Werken of werkzaamheden als bedoeld onder 7.1.2 zijn slechts toelaatbaar, indien hierdoor dan wel door daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de functie van de gronden ten behoeve van de aanwezige landschappelijke waarden en natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

 

 

 

 

Artikel 8. Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.      afwijkingen van hoogtematen met ten hoogste 10%;

b.      de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 9. Overige regels

 

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het

moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

 


 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel 10. Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.      dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.      indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

 

 

Artikel 11. Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan ‘Caricole Cadzand-Bad'.