bestemmingsplan
CAMPING DE PLOEG GROEDE
Regels
Artikel 4. Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 5. Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 6. Anti-dubbeltelregel
Artikel 7. Algemene bouwregels
Artikel 8. Algemene gebruiksregels
Artikel 9. Algemene afwijkingsregels
Artikel 10. Algemene wijzigingsregels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan “Camping de Ploeg Groede” met identificatienummer NL.IMRO.1714.bpdeploeggroede-ON01 van de gemeente Sluis;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aan- of uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.7 bebouwing
eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen;
1.9 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer of exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
1.10 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of (horeca)bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
1.11 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanige exploitatie dat daarbij gedurende het jaar, in verschillende perioden, aan verschillende personen die hun hoofdverblijf elders hebben, recreatieve verblijfsmogelijkheden worden geboden;
1.12 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein;
1.13 bestaand
ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bevoegd gezag
het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wabo;
1.17 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.18 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;
1.21 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.24 bouwwerk geen gebouw zijnde
een bouwwerk of gedeelte daarvan, voor zover dat geen gebouw of onderdeel daarvan is;
1.25 bouwwerk voor recreatief nachtverblijf
een constructie van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.26 centrale voorzieningen
gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve bedrijfsuitoefening, zijnde sanitaire voorzieningen, kantines, kantoren, recepties, zalen, beheerloodsen, bowling, overdekte zwembaden, wellness, bedrijfswoning en huisvesting ten behoeve van personeel;
1.27 dagrecreatie
vrijetijdsbesteding gedurende de dag zoals sport en spel, wandelen, paardrijden of het houden van een evenement; er is daarbij geen sprake van verblijfsrecreatie;
1.28 dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.29 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen;
1.31 extensieve dagrecreatie
niet – gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen, natuurobservatie, sporten en toestellen voor buitenfitness;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.34 hoofdverblijf
het gebruik van een gebouw door eenzelfde persoon of eenzelfde huishouden op een wijze die ingevolge het bepaalde in de artikelen 24 tot en met 31 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens noopt tot inschrijving in de basisadministratie van de gemeente Sluis;
1.35 horecabedrijf
een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties;
1.36 huishouden
een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
1.37 kampeermiddelen
tenten, vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf;
1.38 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
1.39 omgevingsvergunning
vergunning als bedoeld in artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.40 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.41 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.42 peil
de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt, en in de andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein
1.43 perceelsgrens
de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan eenzelfde eigenaar behoren dan wel niet door eenzelfde gebruiker worden benut;
1.44 permanente bewoning
1.45 gebruik van een (deel van een) gebouw als hoofdverblijf;
recreatief verblijf
het recreatief nachtverblijf door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar;
1.46 recreatiewoning
een gebouw dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;
1.47 Staat van Horeca activiteiten
de Staat van Horeca activiteiten die is opgenomen in bijlage 1 van deze regels;
1.48 standplaats
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
1.49 verbeelding
de verbeelding, waarop de bestemmingen en aanduidingen van de gronden die in het plangebied zijn gelegen zijn aangegeven;
1.50 verblijfsrecreatie
het kortdurend verblijf van één of meerdere personen met overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarbij in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;
1.51 verblijfsrecreatief appartement
een deel van een gebouw dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;
1.52 vrijstaand
een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een andere gebouw;
1.53 Wabo
de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.54 waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit.;
1.55 weg
als bedoeld in artikel 1, lid 1, sub b van de Wegenverkeerswet 1994;
1.56 Wegenverkeerswet
de Wegenverkeerswet 1994, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
1.57 winkelvloeroppervlakte
het oppervlak van een (winkel)unit dat voor het publiek vrij toegankelijk is, dan wel zichtbaar is, inclusief de ruimten die direct met de verkoop of het uitvoeren van diensten samenhangen;
1.58 wonen
het gehuisvest zijn in een woning;
1.59 woning
een (gedeelte van een) gebouw bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren, met dien verstande dat wanneer de betreffende gevels niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. opgaande beplantingen ten behoeve van een adequate groene omzoming van recreatieterreinen;
b. groen en water;
c. waterberging en waterafvoermogelijkheden;
d. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd.
b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Aanlegverbod
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
3.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod uit lid 3.3.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken, of werkzaamheden die:
a. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, mits in overeenstemming met het voorgaande bestemmingsplan;
c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
d. op grond van het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 bij deze regels, bij de samenvoeging van twee recreatieterreinen noodzakelijk zijn om tot een adequate groene omzoming van het samengevoegde recreatieterrein te komen.
3.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar als naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate past bij het beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. dagrecreatie;
b. detailhandel;
c. dienstverlening;
d. horeca tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mag worden gebouwd:
a. binnen het bouwvlak:
1. gebouwen en overkappingen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen;
b. binnen en buiten het bouwvlak:
1. bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde.
4.2.2 Gebouwen en overkappingen
Voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen gelden de volgende regels:
a. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
b. De goothoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen mag niet meer bedragen dan 6 meter.
c. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van dagrecreatieve voorzieningen mag niet meer bedragen dan 10 meter.
d. Indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand tenminste 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:
a. Recreatief nachtverblijf is niet toegestaan.
b. De winkelvloeroppervlakte voor detailhandel mag niet meer dan 50 m² bedragen.
c. De bedrijfsvloeroppervlakte voor dienstverlening mag niet meer dan 50 m² bedragen;
d. Horeca is uitsluitend toegestaan in de categorieën 1a en 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten, met dien verstande dat een hotel niet is toegestaan;
e. De bedrijfsvloeroppervlakte voor horeca mag niet meer dan 200 m² bedragen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. verblijfsrecreatie in kampeermiddelen;
b. verblijfsrecreatie in bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
c. ter plaatse van de aanduiding 'groen': uitsluitend recreatief medegebruik en de realisatie en instandhouding van groen en water met landschapswaarden in de vorm van landschappelijke groenelementen, recreatieve paden, paardenweiden en waterpartijen;
d. ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: tevens opslag van agrarische producten, caravans, boten en inboedels, voor zover gelijk te stellen aan milieucategorie 1 of 2 uit de handreiking Bedrijven en milieuzonering (VNG, 2009);
e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – hulp- en nevenbedrijf': tevens een toeleveringsbedrijf aan of afnemer van (producten van) agrarische bedrijven;
f. ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’: tevens verblijfsrecreatie in recreatiewoningen;
g. ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’: tevens een bedrijfswoning;
h. spel-, sport- en speelvoorzieningen;
i. centrale voorzieningen voor dienstverlening, beheer, sanitair voorzieningen voor gezamenlijk gebruik en onderhoud ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
j. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ontsluitingswegen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water, waterberging en overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
5.2.1 Toelaatbare bebouwing
Op deze gronden mogen worden gebouwd:
a. binnen het bouwvlak: gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen;
b. binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’: recreatiewoningen en verblijfsrecreatieve appartementen;
c. binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning: bedrijfswoningen;
d. binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’: gebouwen ten behoeve van opslag;
e. binnen het bouwvlak op een standplaats: bouwwerken voor recreatief nachtverblijf;
f. binnen en buiten het bouwvlak: bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde.
5.2.2 Centrale voorzieningen
Voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen gelden de volgende regels:
a. De oppervlakte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen mag niet meer bedragen dan 15% van het bouwvlak.
b. Binnen de gebouwen voor centrale voorzieningen zijn maximaal 2 verblijfseenheden toegestaan voor de huisvesting van personeel.
c. De goothoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
d. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen ten behoeve van centrale voorzieningen mag niet meer bedragen dan 9 meter.
e. Indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand tenminste 3 meter.
5.2.3 Recreatiewoningen en verblijfsrecreatieve appartementen
Voor recreatiewoningen en verblijfsrecreatieve appartementen gelden de volgende regels:
a. Recreatiewoningen en verblijfsrecreatieve appartementen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’.
b. In het bestemmingsvlak zijn ten hoogste één recreatiewoning en vier verblijfsrecreatieve appartementen toegestaan.
c. De recreatiewoning en de verblijfsrecreatieve appartementen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
d. Het aantal slaapplaatsen in de recreatiewoning en de verblijfsrecreatieve appartementen samen bedraagt ten hoogste 29.
e. De oppervlakte van de recreatiewoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 200 m² bedragen.
f. De inhoud van de recreatiewoning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
g. De goothoogte van de recreatiewoning mag niet meer dan 5 meter bedragen.
h. De bouwhoogte van de recreatiewoning mag niet meer dan 9 meter bedragen.
i. Bij de recreatiewoning mag een bijgebouw gerealiseerd worden met goothoogte van maximaal 4 meter, een bouwhoogte van maximaal 8 meter en een oppervlakte van maximaal 60 m².
5.2.4 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
a. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’.
b. In het bestemmingsvlak is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan.
c. De oppervlakte van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 200 m² bedragen.
d. De inhoud van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 1.000 m³ bedragen.
e. De goothoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 5 meter bedragen.
f. De bouwhoogte van bedrijfswoningen mag niet meer dan 9 meter bedragen.
g. Bij een bedrijfswoning mag een bijgebouw gerealiseerd worden met goothoogte van maximaal 4 meter, een bouwhoogte van maximaal 8 meter en een oppervlakte van maximaal 60 m².
h. Indien gebouwen en overkappingen niet aaneen worden gebouwd, bedraagt de onderlinge afstand tenminste 3 meter.
5.2.5 Opslag en hulp- en nevenbedrijf
Voor gebouwen ten behoeve van opslag en voor gebouwen ten behoeve van hulp- en nevenbedrijf gelden de volgende regels:
a. Gebouwen ten behoeve van opslag zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘opslag’.
b. Gebouwen ten behoeve van hulp- en nevenbedrijf zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – hulp- en nevenbedrijf';
c. Gebouwen ten behoeve van opslag en gebouwen ten behoeve van hulp- en nevenbedrijf zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestaande bebouwing.
5.2.6 Standplaatsen
Voor bouwwerken voor recreatief nachtverblijf op standplaatsen gelden de volgende regels:
a. Het aantal standplaatsen, daarbij inbegrepen het aantal natuurkampeerplaatsen in de bestemming ‘Recreatie – Recreatienatuur’, bedraagt ten hoogste 204;
b. Het aantal standplaatsen in de bestemming ‘Recreatie – Recreatienatuur’ bedraagt ten hoogste 10;
c. Het aantal standplaatsen waarop bouwwerken voor recreatief nachtverblijf zijn toegestaan, bedraagt ten hoogste 152.
d. Standplaatsen waarop bouwwerken voor recreatief nachtverblijf zijn toegestaan, zijn niet toegestaan in de bestemming ‘Recreatie – Recreatienatuur’;
e. De oppervlakte van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 70 m².
f. De goothoogte van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 3 meter.
g. De bouwhoogte van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde overkapping mag niet meer bedragen dan 5 meter.
h. De onderlinge afstand tussen bouwwerken voor recreatief nachtverblijf bedraagt tenminste 3 meter.
5.2.7 Bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde gelden de volgende regels:
a. De bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,25 meter bedragen.
b. De bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer dan 8 meter bedragen.
c. De bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 10 meter bedragen.
d. De bouwhoogte van verlichtingsmasten met neerwaartse uitstraling mag niet meer dan 5 meter bedragen.
e. De bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.2.8 Voorwaardelijke verplichtingen
a. Het oprichten van een nieuw hoofdgebouw is alleen toegestaan als de bebouwing voldoet aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels.
b. Het uitbreiden van het recreatieterrein buiten de bestaande grenzen is alleen toegestaan als het terrein landschappelijk wordt ingepast conform het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels. De landschappelijke inpassing dient voorafgaand aan de ingebruikname van standplaatsen buiten de bestaande grenzen en voorafgaand aan de realisatie van bouwwerken voor recreatief nachtverblijf buiten de bestaande grenzen te worden gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient na realisatie in stand te worden gehouden en beheerd.
c. Het uitbreiden van het recreatieterrein buiten de bestaande grenzen is alleen toegestaan als ten minste een waterberging/ infiltratievoorziening wordt gerealiseerd waarvan de wijze en de dimensionering is afgestemd met het waterschap. Het gaat hier om de te verharden oppervlakten van de gebouwen, bouwwerken voor recreatief nachtverblijf en verhard terrein. Deze dienen kenbaar gemaakt te worden in de aanvraag voor de omgevingsvergunning. De goedgekeurde waterberging / infiltratievoorziening wordt opgenomen in de te verlenen omgevingsvergunning.
d. Het uitbreiden van het recreatieterrein buiten de bestaande grenzen is alleen toegestaan als vooraf overeenstemming met het Waterschap is bereikt over de afvoer van afvalwater in het bestemmingsplangebied.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Verlichtingsmasten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.7 onder d voor het toestaan van hogere verlichtingsmasten, met inachtneming van de volgende regels:
a. Er vindt geen lichtuitstraling naar de bovenkant plaats;
b. De bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter;
c. Aangetoond is dat hogere lichtmasten noodzakelijk zijn voor de veiligheid en het comfort van de bezoekers;
d. De hogere masten leiden niet tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
e. Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbinden met betrekking tot de periode en uren dat de hogere lichtmasten in gebruik zijn.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:
a. Een kampeermiddel is uitsluitend toegestaan op een standplaats.
b. Het permanent bewonen of laten bewonen van kampeermiddelen, bouwwerken voor recreatief nachtverblijf met bijbehorende aan- en uitbouw en bijgebouwen of recreatiewoningen is niet toegestaan.
c. Het aanbieden van faciliteiten voor verblijfsrecreatie anders dan door middel van een bedrijfsmatige exploitatie is niet toegestaan.
d. Recreatief nachtverblijf mag gedurende het hele jaar.
e. Recreatief nachtverblijf in een bijgebouw is niet toegestaan.
f. Een onoverdekt zwembad is niet toegestaan.
g. Het is niet toegestaan onbebouwde gronden te gebruiken voor:
1. de opslag van vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen met een hoogte en een oppervlakte van respectievelijk meer dan 1,5 meter en 50 m²;
2. als uitstallings- opslag- en standplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en boten;
3. als opslagplaats voor bagger en grondspecie.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Onoverdekt zwembad
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.4 onder f voor de aanleg van een onoverdekt zwembad, met inachtneming van de volgende regels:
a. het zwembad mag uitsluitend ten dienste zijn aan het ter plaatste gevestigde verblijfsrecreatiebedrijf;
b. de grootte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 250 m²;
c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken worden niet onevenredig aangetast;
d. bij het bij een omgevingsvergunning afwijken is het bevoegd gezag bevoegd om nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering en afmeting van het zwembad alsmede met betrekking tot het treffen van voorzieningen ter afscherming van het zwembad, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, dan wel voor een verantwoorde en evenwichtige inpassing van het zwembad in de omgeving;
e. het bevoegd gezag wint schriftelijk advies in bij de waterbeheerder van de afvalwaterketen over de afvoercapaciteit van het riool.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftopbouwen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons, overstekende daken en goten buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.
7.2 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 meter bedraagt;
c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
7.3 Bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Bestaande afstanden
Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.
7.3.2 Bestaande maten en hoeveelheden
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.
7.3.3 Herbouw
In geval van herbouw is het bepaalde in lid 9.2.1 en 9.2.2 slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats of binnen het geldende bouwvlak plaatsvindt en indien er geen belemmeringen zijn met betrekking tot milieu en natuur.
7.4 Afstand van woningen tot wegen
Ingeval van herbouw van een (bedrijfs-, dienst-)woning elders op een bestemmingsvlak of bouwvlak mag de afstand van de woning (inclusief aan- en uitbouwen) tot de as van de weg – ter beperking van geluidhinder – niet worden verkleind.
De algemene gebruiksregels luiden als volgt:
a. Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.
b. Het bevoegd gezag wijkt af van het bepaalde onder a, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:
a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
11.1 Voldoende parkeergelegenheid
a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk (anders dan rechtstreeks toegestaan) of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het vastgestelde 'beleid parkeernormen' bepaald wat de parkeerbehoefte is en of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
c. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien op eigen terrein voorzien kan worden in de benodigde parkeergelegenheid.
d. In het geval van verbouw, vervangende nieuwbouw of een functiewijziging van een bestaand pand waarbij de parkeerbehoefte maximaal met 2,0 parkeergelegenheden toeneemt is het niet nodig dat in deze extra parkeergelegenheid wordt voorzien.
11.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid
a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 sub c als niet op eigen terrein kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid of dit vanuit ruimtelijk of stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst is maar parkeren kan worden opgevangen door benutting van bestaande parkeerruimte in de openbare ruimte. Inzichtelijk moet zijn gemaakt wat de parkeerdruk in die openbare ruimte is en acceptabele loopafstanden moeten in acht zijn genomen. Getoetst wordt aan het beleid parkeernormen.
b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 sub c als niet op eigen terrein kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid of dit vanuit ruimtelijk of stedenbouwkundig oogpunt niet gewenst is en parkeren ook niet kan worden opgevangen door benutting van bestaande parkeerruimte in de openbare ruimte, maar de aanleg van extra parkeerplaatsen in de openbare ruimte binnen acceptabele loopafstanden wel is gewaarborgd. Getoetst wordt aan het beleid parkeernormen.
c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 sub a en c en in minder parkeergelegenheid worden voorzien dan het beleid parkeernormen voorschrijft indien op eigen terrein en ook binnen acceptabele loopafstand onvoldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is of te realiseren is, maar gebruik wordt gemaakt van mobiliteitsalternatieven. Gemotiveerd dient te worden dat minder parkeerplaatsen nodig zijn omdat gebruik wordt gemaakt van mobiliteitsalternatieven. Dit moet in vergunningsvoorwaarden worden gewaarborgd.
d. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 sub a en c en in minder parkeergelegenheid worden voorzien dan het beleid parkeernormen voorschrijft indien op eigen terrein en ook binnen loopafstand onvoldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is of te realiseren is, maar de ontwikkeling van groot openbaar belang is. Gemotiveerd dient te worden dat er aantoonbare bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de parkeernorm rechtvaardigen.
e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1 sub a en c en in minder parkeergelegenheid worden voorzien dan het beleid parkeernormen voorschrijft indien op eigen terrein en ook binnen loopafstand onvoldoende parkeergelegenheid in de openbare ruimte aanwezig is of te realiseren is, maar het parkeren op gebiedsniveau wel kan worden verbeterd. In een dergelijk geval dient een financiële bijdrage te worden geleverd voor aanleg en verbetering van parkeervoorzieningen elders.
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:
a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan “Camping de Ploeg Groede”.