Bestemmingsplan

Heilleweg 16 sluis

REGELS

 

 

H1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

 

H2. Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap en Natuurwaarden

Artikel 4. Agrarisch met Waarden - Landschapswaarden

Artikel 5. Natuur

Artikel 6. Wonen

 

H3. Algemene regels

Artikel 7. Anti-dubbeltelregel

Artikel 8. Algemene afwijkingsregels

Artikel 9. Overige regels

 

H4. Slot- en overgangsregels

Artikel 10. Overgangsrecht

Artikel 11. Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1. Begrippen

 

1.1          plan

het bestemmingsplan Heilleweg 16 met identificatienummer NL.IMRO.1714.bpheilleweg16-VG01 van de gemeente  Sluis.

1.2          bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3          aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden, regels worden gesteld.

1.4          aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5          aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6          aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7          agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en / of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

a.      grondgebonden agrarisch bedrijf:

1.   akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;

2.   bollenteelt: de teelt van bloembollen al dan niet in samenhang met de teelt van bolbloemen;

3.   fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;

4.   grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond waarvoor in de bedrijfsvoering de weidegang essentieel is;

5.   paardenhouderij: het fokken van paarden, het houden, stallen of africhten van paarden ten behoeve van de vlees- en / of melkproductie, handel en / of de gebruiksgerichte paardenhouderij;

6.   sierteelt: de teelt van siergewassen op open grond al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

b.      niet - grondgebonden agrarisch bedrijf:

1.   glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;

2.   intensieve kwekerij: de teelt van gewassen, paddenstoelen daaronder begrepen, in gebouwen;

3.   intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet of in beperkte mate afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;

c.      aquacultuur: de teelt van (zout)watergebonden organismen waaronder begrepen zagers, schelpdieren en vissen, al dan niet in gebouwen;

d.      overige teelten van gewassen of dieren, al dan niet in gebouwen.

1.8          antenne - installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigings­constructie.

1.9          bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.10       bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.11       bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12       bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13       boog- en gaaskassen

al dan niet verplaatsbare gebouwen, overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van gewassen.

1.14       bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.15       bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.16       bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17       bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.18       bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19       bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20       bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.21       cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en / of historische gaafheid.

1.22       dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.23       deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijk deskundige of commissie van deskundigen aangaande een specifiek aspect van de ruimtelijke ordening, zoals een archeologische deskundige, landschapsdeskundige, milieudeskundige en natuurdeskundige.

1.24       detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan diegenen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.25       dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.26       extensieve dagrecreatie

niet - gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.27       gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28       hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, constructie, afmetingen of functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29       huishouden

een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.30       kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning of bijgebouw door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.31       kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.32       landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet - levende natuur.

1.33       natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.34       NED

nieuwe economische drager: een nevenactiviteit gericht op plattelandsontwikkeling.

1.35       NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie - instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

1.36       neventak

een agrarische bedrijfstak op een agrarisch bedrijf die wat productieomvang betreft ondergeschikt is aan de agrarische hoofdtak.

1.37       normaal onderhoud

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

1.38       nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.39       overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.40       peil

a.      voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg of de kruin van een dijk grenzen: de hoogte van die weg respectievelijk kruin van de dijk;

b.      in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld.

1.41       plattelandsontwikkeling

stimulering van (de integratie van) de functies landbouw, natuur, milieu, economie, recreatie en cultuur, waarbij agrarische ondernemers die gevestigd zijn op functionerende landbouwbedrijven en ondernemers die gevestigd zijn op voormalige agrarische bedrijven de uitvoerders zijn.

1.42       recreatief verblijven

het door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar tijdelijk te verblijven.

1.43       Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt.

1.44       teeltondersteunende voorzieningen

bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden agrarische teelten, nader te onderscheiden in:

a.      boog- en gaaskassen: al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met en omsloten door lichtdoorlatend materiaal anders dan glas;

b.      afdekfolie: folie die op de bodem wordt aangebracht;

c.      containervelden: al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;

d.      overkappingconstructies: bouwwerken zonder wanden, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, zoals hagelnetten;

e.      stellingen: bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld.

1.45       Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.46       woning

een gebouw of een gedeelte van een gebouw geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.

 

 


Artikel 2. Wijze van meten

 

 

2.1 Meetregels

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

a.      afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

b.      bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

c.      breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

d.      goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

e.      inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

f.       oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

g.      dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

h.      vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 


 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschap en Natuurwaarden

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch met waarden - Landschap en Natuurwaarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;

b.      behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;

c.      aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

d.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water en nutsvoorzieningen.

 

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.      op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, – met uitzondering van paardenbakken, stapmolens, stellingen, overkappingen en voorzieningen voor opslag –  worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m¹;

c.      de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m¹.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, ten behoeve van het bouwen van een paardenbak en / of stapmolen, met in achtneming van het volgende:

a.      de omgevingsvergunning wordt verleend voor de gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is en waar nog geen paardenbak en/of stapmolen aanwezig is;

b.      de omgevingsvergunning wordt niet verleend binnen een afstand van 50 m¹ ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;

c.      indien de afstand tot gronden met de bestemming Natuur minder dan 100 m¹ bedraagt wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;

d.      verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

e.      verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps-, natuur- en cultuurhistorische waarden;

f.       de bouwhoogte van een paardenbak of stapmolen bedraagt maximaal 2 m¹;

g.      de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m².

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      voorzieningen voor opslag, niet zijnde bouwwerken, zoals mestbassins en bassins voor de opslag van andere stoffen zoals water, zijn niet toegestaan;

b.      de opslag van goederen anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen perceel, is niet toegestaan;

c.      containervelden en bassins ten behoeve van aquacultuur zijn niet toegestaan.

d.      bij een paardenbak en / of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan

 

 

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden – Landschap en Natuurwaarden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het aanleggen van wegen of verharde paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b.      het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting, met uitzondering van het vervangen van bomen in de boomgaard;

c.      het omzetten van grasland in bouwland;

d.      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

e.      het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.       het graven en dempen van sloten.

 

3.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

c.      reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

3.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor:

a.      de landschapswaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast

b.      de structuur van greppels en glooiingen in het perceel, zoals die zijn neergelegd in het inrichtingsplan Heilleweg 16 dd. 24 mei 2016 (opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting van dit bestemmingsplan) niet wordt aangetast.

 

3.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 3.5.3 wordt voldaan.

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 4. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

 

4.1  Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      de uitoefening van grondgebonden agrarische bedrijven;

b.      behoud, versterking en ontwikkeling van aanwezige landschaps- en cultuurhistorische waarden;

c.      aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;

d.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groenelementen, (natuurvriendelijke) oevers, water, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

a.      op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m¹;

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m¹.

 

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, ten behoeve van het bouwen van een paardenbak en / of stapmolen, met in achtneming van het volgende:

a.      de omgevingsvergunning wordt verleend voor de gronden grenzend aan bestemmingsvlakken van andere bestemmingen waar een woning toegestaan en aanwezig is en waar nog geen paardenbak en/of stapmolen aanwezig is;

b.      de omgevingsvergunning wordt niet verleend binnen een afstand van 50 m¹ ten opzichte van de meest nabij gelegen woning van derden;

c.      indien de afstand tot gronden met de bestemming Natuur minder dan 100 m¹ bedraagt wordt de omgevingsvergunning uitsluitend verleend indien geen onevenredige aantasting van de landschaps- of natuurwaarden van het natuurgebied plaatsvindt;

d.      verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

e.      verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot een onevenredige aantasting van landschaps- en cultuurhistorische waarden

f.       de bouwhoogte van een paardenbak of stapmolen bedraagt maximaal 2 m¹;

g.      de oppervlakte van een paardenbak bedraagt maximaal 1.200 m².

 

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      de opslag van goederen, anders dan agrarische producten afkomstig van het eigen agrarisch bedrijf, is niet toegestaan;

b.      de opslag van agrarische producten ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf met een totale stapelhoogte van meer dan 8 m¹ is niet toegestaan;

c.      de opslag van dierlijke mest ten behoeve van handelsdoeleinden is niet toegestaan;

d.      containervelden en bassins voor aquacultuur zijn niet toegestaan;

e.      het gebruik van lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor een aaneengesloten periode langer dan 8 maanden is niet toegestaan;

f.       Wgh - inrichtingen zijn niet toegestaan.

g.      bij een paardenbak en / of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan.

 

 

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

4.5.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting met uitzondering van het vervangen van bomen;

b.      het graven en dempen van sloten.

 

4.5.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 4.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

c.      reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

4.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de

landschappelijke of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

4.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van een landschapsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 4.5.3 wordt voldaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 5. Natuur

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      behoud, herstel en ontwikkeling van aanwezige en potentiële natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden;

b.      extensief agrarisch gebruik in de vorm van beweiding en voederwinning;

c.      extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;

d.      water en bijbehorende voorzieningen zoals aanlegsteigers;

e.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals ondergrondse faunapassages en de daarbij behorende voorzieningen, fiets- en wandelpaden, bermen en bermsloten, waterpartijen, kleinschalige nutsvoorzieningen, bruggetjes en duikers.

 

 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

a.      op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd;

b.      de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m¹;

c.      de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen, overkappingen of erfafscheidingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m¹.

 

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of

van werkzaamheden

 

5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Natuur’ zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het aanleggen van wegen of verharde paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

b.      het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;

c.      het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

d.      het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting;

e.      het aanleggen van dammen, kades, duikers, vlonders, schoeiingen of aanlegsteigers.

 

5.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;

c.      reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

 

 

5.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de

natuur-, landschaps- en/of cultuurhistorische waarden:

a.      niet worden aangetast of;

b.      niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien nodig mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen.

 

5.3.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of

werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van een

landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 5.3.3

wordt voldaan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel 6. Wonen

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      het wonen met aan - huis - gebonden beroepen,  kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, en de  opslag van agrarische machines en aanverwante materialen en producten;

b.      bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals  erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water.

 

 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag gebouwd worden en gelden de volgende regels:

a.      gebouwen met bijbehorende aan- en uitbouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;

b.      de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt tenminste 3 m¹;

c.      indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneengebouwd worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van tenminste 3 m¹;

d.      de goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en / of de inhoud van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedragen ten hoogste:

 

Bouwwerk

Goothoogte

Bouwhoogte

Oppervlakte/inhoud

Woning (inclusief aan- en uitbouwen)

4 m

8 m

1.750 m³

Bijgebouw (inclusief aan- en uitbouwen)

4,50 m

12 m

500 m²

Overkappingen

 

4 m

50 m²

Paardenbak en/of stapmolen

 

2 m

1.200 m²

Erfafscheidingen voor de voorgevel

 

1 m

 

Erfafscheidingen elders

 

2 m

 

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

3 m

 

 

e.      de goothoogte van woningen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:

1.      de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak tenminste 0,5 m¹ bedraagt;

2.      de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,5 m¹ bedraagt;

3.      de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van de woning ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt;

4.      de breedte van dakkapellen aan de achterkant van de woning ten hoogste 70% van het dakvlak bedraagt;

 

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

a.      er is ten hoogste één woning toegestaan;

b.      de vloeroppervlakte ten behoeve van aan - huis - gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 m²;

c.      het aanbieden van meer dan 3 kamers ten behoeve van logies met ontbijt per woning is niet toegestaan;

d.      het aanbieden van overnachtingsmogelijkheden is uitsluitend toegestaan indien er op het  betreffende perceel gewoond wordt en er sprake is van een planologische samenhang tussen de  woning en de logiesfunctie;

e.      het gebruiken van een deel van de woning, of een aan- of uitbouw van de woning ten behoeve van het ontvangen of verlenen van mantelzorg is toegestaan;

f.       de opslag van caravans, boten en inboedels is uitsluitend binnen de bestaande gebouwen toegestaan;

g.      bij een paardenbak en / of stapmolen is het gebruik van een geluidsinstallatie, of verlichting door middel van lichtmasten die niet zijn voorzien van bovenafdekking, niet toegestaan;

h.      detailhandel is niet toegestaan.

 

 

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor een NED, met inachtneming van het volgende:

a.      de omgevingsvergunning wordt verleend voor:

1.   een NED die voorkomt in de positieve lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 1, met dien verstande dat verblijfsrecreatie (groepsaccommodatie, appartementen en hotelkamers) zoals genoemd in bijlage 1 niet is toegestaan;

2.   overige bedrijfsactiviteiten, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de NED's zoals vermeld in bijlage 1, met dien verstande dat detailhandel niet is toegestaan;

b.      de oppervlakte van een NED bedraagt ten hoogste de in bijlage 1 genoemde omvang;

c.      de NED vindt plaats in bestaande gebouwen op het bestemmingsvlak;

d.      de NED of NED's zijn niet toegestaan in de woning;

e.      de NED, of alle NED's tezamen op een bestemmingsvlak, wordt of worden uitgeoefend in een kleinschalige omvang, hetgeen blijkt uit:

1.   de ruimtelijke uitstraling;

2.   de verkeersaantrekkende werking, waarbij verlening van de omgevingsvergunning niet tot een onevenredige toename leidt van de automobiliteit;

3.   de categorie uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten waartoe de activiteit behoort, waarbij geldt dat:

·        de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort;

·        de bedrijfsactiviteit ten hoogste tot categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten behoort, mits is aangetoond dat daardoor geen milieuhinder voor aangrenzende percelen ontstaat; alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hierover schriftelijk advies van de milieudeskundige;

f.        de verkeersveiligheid wordt niet negatief beïnvloed;

g.      op eigen terrein wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;

h.      opslag van goederen ten behoeve van de NED buiten gebouwen is niet toegestaan;

i.       nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtmasten en lichtbakken voor reclamedoeleinden daaronder begrepen, zijn niet toegestaan;

j.       ter plaatse van de NED wordt voorzien in een adequate landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van tenminste 10 m¹; op basis van een landschapsplan, opgesteld door een gecertificeerde landschapsarchitect of goedgekeurd door de landschaps- en natuurdeskundige, kan volstaan worden met een landschappelijke inpassing waarbij voldaan wordt aan de 'Richtlijn landschappelijke  inpassing gemeente Sluis' zoals opgenomen in bijlage 3;

k.      verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;

l.       de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als zorg wordt gedragen voor ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- of natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting van het erf;

m.    medewerking wordt slechts verleend indien een privaatrechtelijke overeenkomst wordt gesloten over de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing en de ruimtelijke kwaliteitswinst.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

 

Artikel 7. Antidubbeltelbepaling

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan

uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere

bouwplannen, waarvoor een omgevingsvergunning voor bouwen is vereist, buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 8. Algemene afwijkingsregels

 

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.      afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.      de omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

 

Artikel 9. Overige regels

 

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het

moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel 10. Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwen luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bestemmingsplan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.   na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.      dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.      indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregeling van dat plan.

 

 

 

Artikel 11. Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam Regels van het bestemmingsplan ‘Heilleweg 16 Sluis'.