1.1 plan:
het bestemmingsplan Landgoed Eeckenrhoode met identificatienummer NL.IMRO.0866.BP00169-0201 van de gemeente Waalre.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aangebouwd bijgebouw:
een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat direct dan wel niet direct ten dienste staat aan de woonfunctie.
1.6 afhankelijke woonruimte:
een aangebouwd of vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg tijdelijk gehuisvest is.
1.7 archeologisch deskundige:
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.
1.8 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
1.9 archeologische verwachting:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten.
1.10 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten.
1.11 agrarische grondgebruik:
gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/ of door middel van het houden van dieren.
1.12 bedrijf aan huis:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, gericht op consumentenverzorging, geheel of overwegend door middel van het handwerk en waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.13 beroep aan huis:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen, met in overwegende mate behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.
1.14 bestaand:
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, met uitzondering van bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- bij gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.17 bijgebouw:
een gebouw behorende bij een op het zelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.18 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.20 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.21 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt.
1.22 dagrecreatie:
vormen van recreatie waarbij geen recreatief nachtverblijf mogelijk is.
1.23 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen en/of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.24 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen.
1.25 ecologische hoofdstructuur:
een samenhangend netwerk van natuurgebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Tot de ecologische hoofdstructuur behoren bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden en ecologische verbindingszones.
1.26 extensief dagrecreatief medegebruik:
vormen van dagrecreatief medegebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden en sportvissen.
1.27 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.28 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.29 kantoor:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee gelijk te stellen gebied waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.
1.30 landgoedtuin:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door de ontwikkeling van de onderlinge samenhang en beïnvloeding tussen de levende en niet-levende natuur volgens een specifiek ontwerp.
1.31 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding tussen de levende en niet-levende natuur.
1.32 mantelzorg:
het bieden van zorg in een woning aan een naaste die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.33 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora- en fauna.
1.34 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, bemalinginstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
1.35 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een wand.
1.36 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.37 paardenbak:
al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.
1.38 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.39 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een erotische massagesalon of een (raam)prostitutiebedrijf, al of niet in combinatie met elkaar.
1.40 teeltondersteunende voorzieningen:
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren, te onderscheiden in:
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie zijn toegestaan zo lang de teelt dit vereist met een maximum van 8 maanden per jaar, te onderscheiden in:
- lage tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter, zoals afdekfolies, insectengaas, acryldoek, lage tunnels;
- hoge tijdelijke voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 meter, zoals hagelnetten, schaduwhallen, wandelkappen.
- permanente teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen die langer dan 6 maanden per jaar op dezelfde locatie zijn toegestaan, te onderscheiden in:
- lage permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van maximaal 1,5 meter, zoals containervelden;
- hoge permanente voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen met een bouwhoogte van minimaal 1,5 meter, zoals bakken op stellingen (met regenkappen) en teeltondersteunende kassen.
- overige teeltondersteunende voorzieningen: teeltondersteunende voorzieningen anders dan de bovenstaande teeltondersteunende voorzieningen, zoals stellages met en voor regenkappen bij de grondgebonden teelt van (zacht)fruit, boomteelthekken en vraatnetten.
1.41 vrijstaand bijgebouw:
een van de woning (en haar aangebouwde bijgebouwen) vrijstaand bijgebouw, dat niet direct ten dienste staat van de woonfunctie, zoals een garage, een berging of een hobbyruimte en dat zowel wat betreft afmetingen als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.42 water:
al het oppervlaktewater, zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen.
1.43 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, gemalen en inlaten.
1.44 wonen:
het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid.
1.45 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.
1.46 wooneenheid:
eenheid in de vorm van een woning.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend, met dien verstande dat daarbij ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing worden gelaten als de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt:
2.1 afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van een gebouw, waar die afstand het kortst is;
2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen, tenzij anders in de regels is vermeld;
2.3 bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat gelegen is binnen de bestemming of binnen een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming;
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.5 dakhellig:
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak;
2.6 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.7 horizontale diepte van een gebouw:
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
2.8 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.9 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:
de buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren) gemeten afstand;
2.10 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.11 peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk dat in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse van het bouwwerk;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende bestaande maaiveld of het afgewerkte bouwterrein;
Artikel 3 Agrarisch met waarden
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische grondgebruik;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en kenmerken van het in artikel 16 lid 3.1 genoemde cultuurhistorische akkercomplex Achtereind;
- watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterpartijen, oevers en taluds;
- bestaande verharde en onverharde wegen;
- extensief dagrecreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandelpaden;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen en (onderhouds)paden, voor zover geen teeltondersteunende voorzieningen.
3.2.1 Algemeen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat:
- bouwwerken voor mestopslag, voeropslag, sleuf- en andere silo's, mest- en andere bassins en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan;
- paardenbakken niet zijn toegestaan;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van de inscharing van paarden niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
3.3.1 Vergunning plichtige werken:
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet of provinciale ontgrondingenverordening;
- het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
- het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
- werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.
- het vellen en/of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist), ter plaatse van de aanduiding 'Waarde cultuurhistorie akkercomplex Achtereind';
- het beplanten met houtgewas, ter plaatse van de aanduiding 'waarde cultuurhistorie akkercomplex Achtereind';
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- de aanleg van oeverbeschoeiing kaden en/of aanlegplaatsen;
- het aanbrengen van de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het geen bouwwerken betreft);
3.3.2 Uitzonderingen:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- zover vergunningverlening reeds plaats vindt door een Waterschap in het kader van de waterhuishoudkundige toetsing op basis van het Keur.
3.3.3 Toetsingscriteria:
- de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en/of natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het ter plaatse aanwezige cultuurhistorische vlak, zoals genoemd in artikel 16 lid 3.1 , niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone-water' niet minder geschikt worden voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen en het Waterschap hierover heeft geadviseerd.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarische grondgebruik;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van landschappelijke waarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en kenmerken van het in artikel 16 lid 3.1 genoemde cultuurhistorische akkercomplex Achtereind;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van het watersysteem;
- watergangen, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterpartijen, oevers en taluds;
- bestaande verharde en onverharde wegen;
- extensief dagrecreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandelpaden;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, perceelsontsluitingen en (onderhouds) paden, voor zover geen teeltondersteunende voorzieningen.
4.2.1 Algemeen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
- bouwwerken voor mestopslag, voeropslag, sleuf- en andere silo's, mest- en andere bassins en andere aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan;
- paardenbakken niet zijn toegestaan;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten behoeve van de inscharing van paarden niet meer mag bedragen dan 1,5 meter;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- teeltondersteunende voorzieningen niet zijn toegestaan.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Agrarisch' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
4.3.1 Vergunning plichtige werken:
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, tenzij daarvoor een vergunning is vereist krachtens de Ontgrondingenwet of provinciale ontgrondingenverordening;
- het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
- het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
- werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.
- het vellen en/of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist), ter plaatse van de aanduiding 'waarde cultuurhistorie akkercomplex Achtereind';
- het beplanten met houtgewas, ter plaatse van de aanduiding 'waarde cultuurhistorie akkercomplex Achtereind';
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- de aanleg van oeverbeschoeiing kaden en/of aanlegplaatsen;
- het aanbrengen van de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (voor zover het geen bouwwerken betreft);
4.3.2 Uitzonderingen:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- zover vergunningverlening reeds plaats vindt door een Waterschap in het kader van de waterhuishoudkundige toetsing op basis van het Keur.
4.3.3 Toetsingscriteria:
- de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en/of natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het ter plaatse aanwezige cultuurhistorische vlak, zoals genoemd in artikel 16 lid 3.1 , niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone-water' niet minder geschikt worden voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen en het Waterschap hierover heeft geadviseerd.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende bos met daarop afgestemde bosbouw;
- de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;
- behoud, herstel en/of ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en kenmerken van het in artikel 16 lid 3.1 genoemde cultuurhistorische akkercomplex Achtereind;
- watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen voor bruggen, oevers en taluds;
- bestaande verharde en onverharde wegen;
- extensief dagrecreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals voet- en fietspaden.
5.2.1 Algemeen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het beheer, zoals hoogzitten, voedervoorzieningen e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Bos' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
5.3.1 Vergunning plichtige werken:
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
- het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
- werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.
- het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist)
- de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen.
5.3.2 Uitzonderingen:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- zover vergunningverlening reeds plaats vindt door een Waterschap in het kader van de waterhuishoudkundige toetsing op basis van het Keur.
5.3.3 Toetsingscriteria:
- de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en/of natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het ter plaatse aanwezige cultuurhistorische vlak, zoals genoemd in artikel 16 lid 3.1 , niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone-water' niet minder geschikt worden voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen en het Waterschap hierover heeft geadviseerd.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden;
- watergangen en andere waterpartijen, waterhuishoudkundige voorzieningen, oevers en taluds;
- bestaande verharde en onverharde wegen;
- agrarisch natuurbeheer, uitsluitend voorzover de natuur- en landschapswaarden daardoor niet onevenredig worden aangetast;
- extensief dagrecreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen, zoals wandelpaden.
6.2.1 Algemeen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
6.2.2 Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve, van extensief dagrecreatief medegebruik, zoals banken, picknicktafels e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter;
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve, van het beheer, zoals hoogzitten, voedervoorzieningen e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Natuur' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
6.3.1 Vergunning plichtige werken:
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
- het diepwoelen, -ploegen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, dieper dan 0,5 meter;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
- het dempen van waterlopen, sloten en greppels;
- werken en werkzaamheden die de waterhuishouding beïnvloeden, zoals bemalen, onderbemalen, slaan van putten, draineren, etc.
- het vellen of rooien van houtgewas (indien geen omgevingsvergunning voor kappen is vereist);
- het beplanten met houtgewas;
- de aanleg van oeverbeschoeiing, kaden en/of aanlegplaatsen.
6.3.2 Uitzonderingen:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd;
- zover vergunningverlening reeds plaats vindt door een Waterschap in het kader van de waterhuishoudkundige toetsing op basis van het Keur.
6.3.3 Toetsingscriteria:
- de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en/of natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het ter plaatse aanwezige cultuurhistorische vlak, zoals genoemd in artikel 16 lid 3.1 , niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone-water' niet minder geschikt worden voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen en het Waterschap hierover heeft geadviseerd.
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en andere open terreinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen, met de daarbij behorende verhardingen;
- perceelsontsluitingen;
- de instandhouding, herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschappelijke en natuurwaarden.
7.2.1 Algemeen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
7.2.2 Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Het bevoegde gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.2 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte toe te staan mits:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedraagt;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
- het straatbeeld daardoor niet ruimtelijk wordt aangetast;
- de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
- hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.3.2 Toegangsportalen:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.2 om toegangsportalen toe te staan, mits:
- de horizontale diepte van het toegangsportaal niet meer dan 1,50 meter bedraagt, gemeten uit de voorgevel van het gebouw waaraan wordt aangebouwd;
- de bouwhoogte van het toegangsportaal niet meer dan 3 meter bedraagt;
- het straatbeeld daardoor niet ruimtelijk wordt aangetast;
- de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
- hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.3.3 Erkers:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2.2 om erkers toe te staan, mits:
- de diepte van een erker, gemeten uit de betreffende gevel(s) van het gebouw niet meer dan 1,5 meter bedraagt;
- de gezamenlijke oppervlakte van de erker(s) bij elke woning niet meer dan 6 m² bedraagt;
- een erker niet meer dan 1 bouwlaag heeft;
- de bouwhoogte van een erker niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waaraan de erker wordt aangebouwd;
- het straatbeeld daardoor niet ruimtelijk wordt aangetast;
- de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
- hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
- het gebruik van gronden voor detailhandel, bedrijfsdoeleinden en groothandel is niet toegestaan.
Artikel 8 Tuin - Landgoedtuin
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin - Landgoedtuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- een landgoedtuin;
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
- verharde en semi verharde wegen ten behoeve van de ontsluiting van de gebouwen;
- parkeervoorzieningen ten behoeve van het wonen.
8.2.1 Algemeen:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming.
8.2.2 Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1 meter bedragen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve, van tuinmeubilair, zoals banken, picknicktafels e.d., niet meer mag bedragen dan 2 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
Het bevoegde gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8 lid 2.2 om bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte toe te staan mits:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 meter bedraagt;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 2,5 meter bedraagt;
- het straatbeeld daardoor niet ruimtelijk wordt aangetast;
- de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
- hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Tuin - Landgoedtuin' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
8.4.1 Vergunning plichtige werken:
- het ontginnen, bodem verlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem;
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of ander houtgewas;
- het anderszins aanpassen van de landgoedtuin.
8.4.2 Uitzonderingen:
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
8.4.3 Toetsingscriteria:
- de werken en/of werkzaamheden nodig zijn voor de realisering of handhaving van de aan de gronden gegeven bestemming, functies of waarden;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de landschappelijke en/of natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische waarden en kenmerken van het ter plaatse aanwezige cultuurhistorische vlak, zoals genoemd in artikel 16 lid 3.1 , niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
- door deze werken en/of werkzaamheden, danwel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de gronden ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone-water' niet minder geschikt worden voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen en het Waterschap hierover heeft geadviseerd.
Artikel 9 Wonen - Landgoed
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- Wonen;
- aan huis gebonden beroepen en/of mantelzorg;
- bijbehorende tuinen en erven;
- erfbeplanting en landschappelijke beplanting ten behoeve van een goede inpassing en/of visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
- (ontsluitings)wegen en parkeervoorzieningen;
- paardenbak uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'paardenbak';
- waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen, waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
9.2.1 Algemeen:
- per bouwvlak is maximaal 1 woning toegestaan;
- de realisatie van het hoofgebouw met bijgebouwen ter hoogte van de 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' is toegestaan na realisatie van 60% van de nieuw natuur zoals is weergegeven in het inrichtingsplan dat is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan;
- in gebruik name van het hoofdgebouw met bijgebouwen ter hoogte van de 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' is toegestaan na realisatie van 100% van de nieuw natuur zoals is weergegeven in het inrichtingsplan dat is opgenomen als bijlage bij dit bestemmingsplan.
9.2.2 Hoofdgebouw:
- hoofdgebouwen mogen uitstuitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- de inhoud van de hoofdgebouw als zodanig aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - wonen 1' bedraagt maximaal 2.160 m³;
- de inhoud van de hoofdgebouw als zodanig aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' bedraagt maximaal 1.965 m³, inclusief aangebouwde bijgebouwen;
- de oppervlakte van de hoofdgebouw als zodanig aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - wonen 1' bedraagt maximaal 360 m²;
- de oppervlakte van de hoofdgebouw als zodanig aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' bedraagt maximaal 500 m², inclusief aangebouwde bijgebouwen;
- de bouwhoogte van de hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 9 meter;
- de dakhelling van de hoofdgebouw is gelegen tussen de 0° en 45°;
- de dakhelling van de aangebouwde bijgebouwen is gelegen tussen de 0° en 60°;
- de afstand tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 10 meter.
9.2.3 Vrijstaande bijgebouwen:
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:
- er mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak worden gebouwd met dien verstande dat er maximaal 2 bijgebouwen per woning mogen worden opgericht;
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning als zodanig aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - wonen 1' is maximaal 185 m²;
- de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning als zodanig aangeduid met 'specifieke bouwaanduiding - wonen 2' is maximaal 400 m²;
- de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 5,5 meter;
- de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,3 meter;
- de dakhelling is gelegen tussen de 30° en 60°;
- in bijgebouwen mogen alleen verdiepingsvloeren worden aangebracht ten behoeve van opslag van materialen.
9.2.4 Kelders:
- bij iedere woning mogen één of meer kelders worden gebouwd;
- de kelders moeten vanuit de woning of een aangebouwd bijgebouw bereikbaar zijn;
- de oppervlakte van de kelders mag in totaal niet meer bedragen dan 1,5 maal de oppervlakte van de woning, exclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- de bovenkant van een kelder gelegen buiten de bebouwing dient geheel gelegen te zijn beneden maaiveld.
9.2.5 Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- bouwhoogte van de erfafscheidingen bedraagt maximaal 2 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 4 meter;
- de oppervlakte van de paardenbak, ter hoogte van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' bedraagt maximaal 2.000 m²
- in afwijking van het bepaalde onder a. bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten, ter hoogte van de functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' maximaal 8 meter;
- het gebruik van de lichtmasten zal uitsluitend in de periode tussen 7.00 en 22.00 uur plaatsvinden.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 9 lid 2.3 sub d toestaan dat een vrijstaand bijgebouw bij een woning om architectonische redenen een bouwhoogte heeft van 9 meter.
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval gerekend het gebruik:
- het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
- een publieksgericht beroeps- bedrijfsactiviteit aan huis, anders dan genoemd in artikel artikel 9 lid 4.2;
- bedrijfsmatige exploitatie van zwembaden is niet toegestaan.
9.4.2 Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits:
- de woning blijft voldoen aan het bepaalde inde gemeentelijke bouwverordening en het bouwbesluit;
- de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofd- en bijgebouwen tot een maximum van 90 m²;
- er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf;
- eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd;
- geen gebruik plaatsvindt dat vergunnings- of meldingsplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer (dan wel een AMvB op grond van deze wet) zoals deze van kracht is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteiten geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van de belendende woonbebouwing;
- verkoop en opslag van motorbrandstoffen en horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
- het niet betreft activiteiten die in de regel in winkelpanden worden uitgeoefend, zoals een kappersbedrijf;
- het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
9.5.1 Woonruimte in vrijstaande of aangebouwde bebouwing
- Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9 lid 4.1 sub a toestaan dat een vrijstaand of aangebouwd bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
- een verzoek om toepassing van deze omgevingsvergunning schriftelijk wordt ingediend door de eigenaar van de hoofdgebouw (mantelzorgverlener) en de mantelzorgontvanger;
- uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon/personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
- de tijdelijke bewoning van een bijgebouw noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- in de aanvraag het oppervlakte van de afhankelijke woonruimte wordt aangegeven, alsmede hoe de ruimte concreet wordt ingedeeld en gebruikt (dit dient te geschieden middels een gemaatvoerde plattegrond met gevels en doorsnede);
- het bruto vloeroppervlak van de afhankelijke woonruimte maximaal 50 m² bedraagt; Voor bestaande bijgebouwen welke groter zijn dan 50 m² geldt een maximum van 80 m²;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- het bijgebouw een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw van waaruit de mantelzorg wordt verleend;
- de bebouwing blijft voldoen aan de eisen zoals gesteld in de Bouwverordening en het Bouwbesluit;
- Het bevoegde gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9 lid 5.1 sub a op naam van mantelzorgontvanger;
- degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend dient, op het moment dat het bijgebouw gebruikt kan worden ten behoeve van de mantelzorg, hiervan het bevoegd gezag op te hoogte te stellen;
- degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger of de hoofdbewoner van het hoofdgebouw, dient het bevoegd gezag onmiddellijk te informeren indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon/personen ten behoeve waaraan de omgevingsvergunning is verleend.
- het bevoegd gezag trekt de ingevolge artikel 9 lid 5.1 sub a verleende omgevingsvergunning in, indien:
- de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door degene(n) ten behoeve van wie de omgevingsvergunning is verleend;
- de bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
- binnen 26 weken na onherroepelijk worden van het afwijkingsbesluit, geen gebruik is gemaakt van deze omgevingsvergunning;
- de mantelzorgverlener(s), niet meer op het adres woonachtig is waar de mantelzorg plaatsvindt;
- uiterlijke 3 maanden na de intrekking van het afwijkingsbesluit, dienen aangebrachte voorzieningen in het betreffende bijgebouw verwijderd te worden, zodat bewoning van het bijgebouw niet meer mogelijk is.
Artikel 10 Waarde - Archeologie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden, waarbij de bestemming Waarde - Archeologie voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming (en).
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
10.2.1 Verbod
Het is verboden om te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie mede bestemde gronden.
10.2.2 Uitzonderingen
Het onder
artikel 10 lid 2.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- bebouwing waarbij de bodem tot maximaal 0,30 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en);
- bebouwing waarvan de oppervlakte niet meer dan 100 m² bedraagt en die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemmingen;
- de bebouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) mits:
- de bestaande fundering wordt gebruikt;
- de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
- bebouwing ten behoeve van archeologisch onderzoek met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in
artikel 10 lid 2.1 voor het bouwen volgende de andere daar voorkomende bestemming (en), mits:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord, of;
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 10 lid 2.2 aan de vergunning.
10.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 10 lid 3.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
10.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag besluit om af te wijken met een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 10 lid 3.1 wint zij schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Verbod
Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie aangewezen gronden de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag;
- het ophogen en ontgraven van de bodem;
- het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het aanleggen van drainage;
- het scheuren van grasland;
- het aanleggen, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde Waterschap;
- het aanleggen of uitbreiden van oppervlakteverhardingen, zoals wegen, paden, banen of parkeergelegenheden;
- het aanleggen of verwijderen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
- het aanbrengen van diepwortelende bomden en/of beplanting;
- het rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting, waarbij de stobben worden verwijderd.
10.4.2 Uitzonderingen
Het onder
artikel 10 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing als aan tenminste één van de onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
- het werken en/of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot maximaal 0,30 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
- het werken en/of werkzaamheden betreft die behoren tot de normale agrarische werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 0,5 meter onder het bestaande maaiveld wordt geroerd;
- de werken en/of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 100 m²;
- de werken en/of werkzaamheden het normale onderhoud en beheer betreffen;
- de werken en/of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
- de werken en/of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachten een reeds verleende vergunning;
- de werken en/of werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
10.4.3 Toetsingscriteria
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn, of:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden als gevolg van de werken en/of werkzaamheden niet worden gestoord, of:
- op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd middels het verbinden van voorschriften als bedoeld in artikel 10 lid 4.4 aan de vergunning.
10.4.4 Voorwaarden
Het bevoegd gezag kan de vergunning als bedoeld in
artikel 10 lid 4.1 onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen;
- de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
10.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 10 lid 4.1 wint zijn schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
10.5 Wijzigingsbevoegdheid
10.5.1 Verwijderen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn, of als gronden ingevolge artikel 3 van de monumentenwet 1988 zijn beschermd.
Artikel 11 Waarde - Attentiegebied EHS
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding van de waterhuishoudkundige situatie van de attentiegebieden EHS ten behoeve van de hierbinnen gelegen ecologische hoofdstructuur, waaronder natte natuurparels.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.3.1 Verbod
Het is verboden om op de voor 'Waarde - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het verzetten van grond van meer dan 1000 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingswet;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
- het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
11.3.2 Uitzonderingen
- die tot het normale onderhoud en beheer worden gerekend;
- die ten tijde van het van kracht worden van dit bestemmingsplan in uitvoering waren of waarvoor op dat tijdstip reeds een vergunning was verleend;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- die plaatsvinden op gronden met de bestemming 'Wonen - Landgoed' of 'Tuin'.
11.3.3 Toetsingscriteria
De in
artikel 11 lid 3.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien als gevolg van deze werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan, hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.
11.3.4 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 11 lid 3.1 wint zij schriftelijk advies in bij het betrokken waterschapsbestuur.
Artikel 12 Waarde - Landgoed
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landgoed aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud, bescherming en beheer van de samenhang binnen het landgoed als ruimtelijk-functionele eenheid (natuur, bos, landbouw, park, tuin, recreatie en wonen), mede in relatie tot de in het inrichtingsplan vastgelegde landschappelijke entiteit.
12.2 Bouwregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits deze passen binnen de ruimtelijke functionele eenheid en voldoen aan de beeldkwaliteit zoals die is vastgelegd in het inrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan die als bijlage zijn opgenomen bij dit bestemmingsplan.
12.3 Nadere eisen
Burgemeesters en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat deze ruimtelijk functionele eenheid aan zouden kunnen tasten. De nadere eisen zijn erop gericht dat de ruimtelijk - functionele eenheid zoveel mogelijk wordt behouden.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.4.1 Werken en werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
- het opsplitsen van het landgoed in meerdere separate onderdelen;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van ondergrondse transport, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
12.4.2 Uitzonderingen
- indien de werken en/of werkzaamheden gewoon onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaand bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
- werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van het landgoed als bedoeld in het inrichtingsplan van het landgoed dat als bijlage bij het bestemmingsplan is opgenomen;
- voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
- voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 12 lid 4.1 .
12.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 12 lid 4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige ruimtelijk-functionele eenheid niet onevenredig (kan) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden;
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) de ruimtelijk-functionele eenheid wordt behouden.
12.4.4 Advies
Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van een ter zake deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de ruimtelijk-functionele eenheid van het landgoed, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene bouwregels
14.1 Bestaande en afwijkende maatvoering
- Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maatvoering en situering van bouwwerken gelden de bouwregels, zoals die onder de bestemmingen en algemene bouwregels zijn voorgeschreven, dan wel de bestaande overschrijding daarvan, zoals deze op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, of kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
- Het bepaalde onder a geldt niet voor bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
- In geval van herbouw is het bepaalde onder a, uitsluitend van toepassing indien herbouw op dezelfde plaats geschiedt.
Artikel 15 Algemene gebruiksregels
Tot gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik en/of laten gebruiken van bouwwerken voor een seksinrichting;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van (raam)prostitutie;
- het plaatsen, laten plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens in strijd met de gegeven bestemming;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden als standplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel ter plaatse;
- de permanente bewoning van onderkomens en/of gebouwen die niet voor permanente bewoning bestemd zijn;
- het gebruik en/of laten gebruiken van bedrijfsgebouwen voor (zelfstandige) bewoning;
- het gebruik en/of laten gebruiken van gronden voor het opslaan, storten, lozen of bergen van al dan niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, behoudens voor zover zulks in overeenstemming is met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- het gebruik van gronden voor het al dan niet voor de verkoop opslaan en opstellen van ongebruikte en/of gebruikte machines en voer- of vaartuigen c.q. onderdelen daarvan, welke al dan niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, is niet toegestaan, behoudens voor zover het betreft parkeren in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
- het gebruik van gronden en bouwwerken waarvoor bij of krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 een vergunning is vereist en waarvoor deze vergunning niet is verleend, met dien verstande dat indien de Natuurbeschermingswet 1998 wordt vervangen de nieuwe wetgeving hier gelezen moet worden in plaats van de Natuurbeschermingswet 1998.
Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
Binnen deze dubbelbestemming zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming, alsmede ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemmingen, mits:
- het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en niet dieper dan de bestaande fundering wordt gebouwd;
- gebouwen maximaal 2,5 meter uit de plaats van de bestaande fundering worden opgericht;
- de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 500 m²;
- bouwen waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm onder het bestaande maaiveld.
16.1 milieuzone - boringsvrije zone
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud van de beschermende kleilaag in de bodem van de boringsvrije zone van het waterwingebied Aalsterweg/Klotputten. Hier gelden, naast de regels van dit plan, de regels die zijn opgenomen in de Provinciale Milieuverordening Noord-Brabant.
16.2 reconstructiewetzone - extensiveringsgebied
Ter plaatse van de van de aanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' gelden voor intensieve veehouderijen specifieke regels die zijn opgenomen in de bestemmingen 'Agrarisch' en 'Agrarisch met waarden - Natuur'.
16.3 cultuurhistorische vlakken
16.3.1 Cultuurhistorische vlak en waarden en kenmerken
Ter plaatse van de aanduiding 'waarde cultuurhistorie akkercomplex Achtereind' zijn de gronden mede bestemd voor de instandhouding, herstel en ontwikkeling van het cultuurhistorische vlak akkercomplex Achtereind, met de volgende waarden en kenmerken: een open akkercomplex met de bolle ligging en met een esdek en de restanten van beemden en elzensingels.
16.3.2 Regels
Voor de in
artikel 16 lid 3.1 genoemde gronden gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.
16.4 zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen
Ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone - water', zijn de gronden mede bestemd voor de ontwikkeling, instandhouding en herstel van watersystemen. daartoe gelden ter plaatse van de aanduiding 'zoekzone - water' specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemmingen waarbinnen deze gelden.
Artikel 17 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels of de aanwijzingen op de verbeelding, voor:
- een gering afwijking van de voorgeschreven maten en percentages, mits:
- de afwijking niet meer dan 10% bedraagt van de voorgeschreven maten en percentages;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- de afwijking niet wordt toegepast voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de bestemming 'Tuin' en 'Wonen - Landgoed';
- een geringe overschrijding van de bestemmings- en/of bouwgrenzen en/of aanduidingsgrenzen met ten hoogste 2 meter, indien een meetverschil of de feitelijke toestand van het terrein daartoe aanleiding geeft, of indien een rationele verkaveling van de gronden ene geringe overschrijding vergt;
- voor het bouwen van werken van beeldende kunst tot een bouwhoogte van 15 meter;
- het bouwen van antennemasten ten dienste van het algemeen belang, mits de bouwhoogte niet meer dan 40 meter bedraagt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig afwijken van het artikel 18 lid 1 sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 18 lid 1 sub a met maximaal 10%.
- Het artikel 18 lid 1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het artikel 9 lid 4 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het artikel 9 lid 4 , na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het artikel 18 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan Landgoed Eeckenrhoode, Waalre.