<h1>Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen</h1> <hr> <h2>Artikel 3 AGRARISCH</h2> <h3>3.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor AGRARISCH aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h4>a gebouwen ten behoeve van:</h4> <h4>- het grondgebonden agrarisch bedrijf;</h4> <h4></h4> <h4>- bedrijfswoningen;</h4> <h4></h4> <h4>b agrarische cultuurgrond;</h4> <h4>c openbare nutsvoorzieningen;</h4> <h4>d ontsluitingswegen en paden;</h4> <h4>e waterhuishoudkundige voorzieningen;</h4> <h4>f sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;</h4> <h4>g recreatief medegebruik in de vorm van fiets-, wandel- en ruiterpaden;</h4> <h4>h bouwwerken, geen gebouwen zijnde.</h4> <h3>3.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>Op de tot AGRARISCH bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.</h4> <h4>3.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>b de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk</h5> <h5>14 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn;</h5> <h5>c de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen;</h5> <h4>3.2.2 Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden tevens de volgende bepalingen:</h4> <h5>a een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd</h5> <h5>b het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande aantal;</h5> <h5>c de goot- en bouwhoogte van een bedrijfswoning mogen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn.</h5> <h4>3.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:</h4> <h5>a aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>b de oppervlakte mag niet meer dan 75 mē per bedrijfswoning bedragen;</h5> <h5>c de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte</h5> <h5>afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;</h5> <h5>d de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van de bedrijfswoning, met een maximum van 4 m;</h5> <h5>e de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan</h5> <h5>3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.</h5> <h4>3.2.4 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.</h5> <h4>3.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwblok worden gebouwd;</h5> <h5>b binnen een bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;</h5> <h5>c in afwijking van het bepaalde onder a en b mogen erf- en terreinafscheidingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen.</h5> <h3>3.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften</h3> <h4>3.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:</h4> <h5>a het bepaalde in 3.2.1 onder b en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m;</h5> <h5>b het bepaalde in 3.2.2 onder a en toestaan dat een bedrijfswoning aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat vrijstelling uitsluitend wordt verleend indien:</h5> <h5>- het aantal te bouwen bedrijfswoningen past binnen het woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;</h5> <h5></h5> <h5>- het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;</h5> <h5></h5> <h5>- de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige functies niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde;</h5> <h5></h5> <h5>c het bepaalde in 3.2.2 onder c en toestaan dat de goot- en bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 m;</h5> <h5>d het bepaalde in 3.2.3 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning;</h5> <h5>e het bepaalde in 3.2.5 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 m, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.</h5> <h4>3.3.2 De in 3.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de verkeersveiligheid;</h5> <h5>c de sociale veiligheid;</h5> <h5>d de milieusituatie;</h5> <h5>e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>3.3.3 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 18.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h3>3.4 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>3.4.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming</h4> <h4>3.4.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 3.4.1, wordt in ieder geval gerekend:</h4> <h5>a het gebruik van gronden voor de plaatsing van kampeermiddelen;</h5> <h5>b het gebruik van onbebouwde gronden voor de opslag van voer- of vaartuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond- en bodemspecie, puin en vuilstortingen;</h5> <h5>c het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;</h5> <h5>d het gebruik van een bedrijfswoning als recreatiewoning;</h5> <h5>e het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.</h5> <h3>3.5 Vrijstelling gebruiksvoorschriften</h3> <h4>3.5.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 3.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>3.5.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 18.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h3>3.6 Wijzigingsbevoegdheid</h3> <h4>3.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van agrarische bedrijfsgebouwen met bijbehorend erf wordt gewijzigd in de bestemming BEDRIJF, MAATSCHAPPELIJK of WOONGEBIED, mits de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige functies niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde, of een te verlenen hogere grenswaarde, en met dien verstande dat indien sprake is van een wijziging in de bestemming WOONGEBIED:</h4> <h5>- in geval van de sloop van overtollige agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, aan het bestaande aantal woningen één inpandige of vrijstaande woning mag worden toegevoegd;</h5> <h5></h5> <h5>- de wijzing past binnen het Woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat.</h5> <h5></h5> <h4>3.6.2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming van agrarische cultuurgronden ter plaatse van de aanduiding wijzigingsbevoegdheid wordt gewijzigd in de bestemming WOONGEBIED mits:</h4> <h5>a dit past binnen het Woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;</h5> <h5>b sprake is van een landschappelijke inpassing;</h5> <h5>c bodemonderzoek heeft uitgewezen dat de kwaliteit van de bodem de wijziging niet in de weg staat;</h5> <h5>d ecologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van ecologische waarden;</h5> <h5>e archeologisch onderzoek heeft uitgewezen dat de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van archeologische waarden;</h5> <h5>f de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidsgevoelige functies niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde;</h5> <h5>g wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert;</h5> <h5>h het proces van de watertoets is doorlopen.</h5> <h4>3.6.3 De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de verkeersveiligheid;</h5> <h5>c de sociale veiligheid;</h5> <h5>d de milieusituatie;</h5> <h5>e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>3.6.4 Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 14.1.1 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 4 BEDRIJF</h2> <h3>4.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor BEDRIJF aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h5>a gebouwen ten behoeve van:</h5> <h5>- bedrijven die zijn genoemd in de bij dit plan behorende lijst van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer en risicovolle inrichtingen;</h5> <h5></h5> <h5>- productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;</h5> <h5></h5> <h5>- bedrijfswoningen;</h5> <h5></h5> <h5>b alsmede ter plaatse van de aanduiding bedrijfsactiviteit:</h5> <h5>- op perceel Grindweg 37 voor een transportbedrijf;</h5> <h5></h5> <h5>- op perceel Grindweg 57 voor dienstverlening landbouw;</h5> <h5></h5> <h5>- op perceel Voetpad 20 voor een wormenkwekerij;</h5> <h5></h5> <h5>c tuinen, erven en binnenterreinen;</h5> <h5>d op- en inritten;</h5> <h5>e groenvoorzieningen;</h5> <h5>f parkeervoorzieningen;</h5> <h5>g waterlopen;</h5> <h5>h waterhuishoudkundige voorzieningen;</h5> <h5>i openbare nutsvoorzieningen;</h5> <h5>j bouwwerken, geen gebouwen zijnde.</h5> <h3>4.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>b het bebouwingspercentage van het bouwperceel mag niet meer dan 60 bedragen, tenzij op de plankaart anders is vermeld;</h5> <h5>c de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 4 respectievelijk 9 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn;</h5> <h5>d het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande aantal.</h5> <h4>4.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten behoeve van het wonen gelden tevens de volgende bepalingen:</h4> <h5>a aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>b de oppervlakte mag niet meer dan 75 mē per bedrijfswoning bedragen;</h5> <h5>c de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;</h5> <h5>d de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;</h5> <h5>e de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap.</h5> <h4>4.2.3 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de inhoud van een gebouw mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen.</h5> <h4>4.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;</h5> <h5>b binnen een bouwvlak mag de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.</h5> <h3>4.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften</h3> <h4>4.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:</h4> <h5>a het bepaalde in 4.2.1 onder c en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 m;</h5> <h5>b het bepaalde in 4.2.1 onder d en toestaan dat een bedrijfswoning aan het aantal wordt toegevoegd, met dien verstande dat:</h5> <h5>- het aantal te bouwen bedrijfswoningen past binnen het Woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;</h5> <h5></h5> <h5>- het aantal bedrijfswoningen niet meer dan één per bedrijf bedraagt;</h5> <h5></h5> <h5>- de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige functies niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde;</h5> <h5></h5> <h5>c het bepaalde in 4.2.2 onder e en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van de bedrijfswoning, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van de bedrijfswoning;</h5> <h5>d het bepaalde in 4.2.4 onder b en toestaan dat de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel dan wel het verlengde daarvan wordt vergroot tot niet meer dan 5 m, mits de afstand tot de perceelgrenzen niet minder dan 3 m bedraagt.</h5> <h4>4.3.2 De in 4.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de verkeersveiligheid;</h5> <h5>c de sociale veiligheid;</h5> <h5>d de milieusituatie;</h5> <h5>e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>4.3.3 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h3>4.4 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>4.4.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h4>4.4.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 4.4.1, wordt in ieder geval gerekend:</h4> <h5>a het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;</h5> <h5>b het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in de bij dit plan behorende lijst van bedrijven onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding bedrijfsactiviteit;</h5> <h5>c het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel,</h5> <h5>anders dan productiegebonden detailhandel;</h5> <h5>d het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.</h5> <h3>4.5 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h3> <h4>4.5.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 4.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>4.5.2 Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, vrijstelling verlenen van het bepaalde in 4.4.2 onder b en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die niet voorkomen op de bij dit plan behorende lijst van bedrijven of die behoren tot een andere categorie dan de categorieën 1 en 2, mits:</h4> <h5>a deze bedrijven naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die behoren tot de categorieën 1 en 2 van de bij dit plan behorende lijst van bedrijven;</h5> <h5>b het geen inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer of risicovolle inrichtingen betreft.</h5> <h4>4.5.3 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h3>4.6 Wijzigingsbevoegdheid</h3> <h4>4.6.1 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming WOONGEBIED, mits:</h4> <h5>a dit past binnen het Woonplan waarover met Gedeputeerde Staten overeenstemming bestaat;</h5> <h5>b de geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op geluidgevoelige functies niet hoger is dan de voorkeursgrenswaarde of een te verlenen hogere grenswaarde;</h5> <h5>c wijziging geen onaanvaardbare belemmering van de bedrijfsvoering voor omliggende bedrijven en instellingen oplevert.</h5> <h4>4.6.2 Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding bedrijfsactiviteit komt te vervallen.</h4> <h4>4.6.3 De wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien het middels de bestemming of de aanduiding toegestane gebruik is beëindigd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de verkeersveiligheid;</h5> <h5>c de sociale veiligheid;</h5> <h5>d de milieusituatie;</h5> <h5>e de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>4.6.4 Bij gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid is de in 14.1.1 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 5 MAATSCHAPPELIJK</h2> <h3>5.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor MAATSCHAPPELIJK aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h5>a gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;</h5> <h5>b ter plaatse van de aanduiding monument (rijks), mede voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarde;</h5> <h5>c een inpandige hobbyruimte en opslagruimte voor materialen en mallen.</h5> <h3>5.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>b de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 respectievelijk 10 m, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en/of bouwhoogte indien deze hoger zijn.</h5> <h3>5.3 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>5.3.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h4>5.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 5.3.1, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.</h4> <h3>5.4 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h3> <h4>5.4.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 5.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>5.4.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 6 MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS</h2> <h3>6.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor MAATSCHAPPELIJK - BEGRAAFPLAATS aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h5>a gebouwen ten behoeve van een begraafplaats;</h5> <h5>b voet- en fietspaden;</h5> <h5>c tuinen, erven en binnenterreinen;</h5> <h5>d op- en inritten;</h5> <h5>e groenvoorzieningen;</h5> <h5>f parkeervoorzieningen;</h5> <h5>g waterlopen;</h5> <h5>h waterhuishoudkundige voorzieningen;</h5> <h5>i openbare nutsvoorzieningen;</h5> <h5>j bouwwerken, geen gebouwen zijnde.</h5> <h3>6.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 mē bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte van een gebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan 3 m;</h5> <h5>c de bouwhoogte van een gebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 m.</h5> <h4>6.2.2 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.</h5> <h4>6.2.3 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m; bedragen.</h5> <h3>6.3 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>6.3.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h4>6.3.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 6.3.1, wordt het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend.</h4> <h3>6.4 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h3> <h4>6.4.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 6.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>6.4.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 7 VERKEER</h2> <h3>7.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor VERKEER aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h5>a wegen en straten;</h5> <h5>b voet- en rijwielpaden;</h5> <h5>c groenvoorzieningen;</h5> <h5>d parkeervoorzieningen;</h5> <h5>e openbare nutsvoorzieningen;</h5> <h5>f waterlopen;</h5> <h5>g waterhuishoudkundige voorzieningen;</h5> <h5>h bouwwerken, geen gebouwen zijnde,</h5> <h4>waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer.</h4> <h3>7.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>7.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarvoor de volgende bepalingen gelden:</h4> <h5>a de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.</h5> <h4>7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:</h4> <h5>a de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen.</h5> <h3>7.3 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>7.3.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h3>7.4 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h3> <h4>7.4.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 7.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>7.4.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 8 WATER</h2> <h3>8.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor WATER aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h5>a water en waterlopen;</h5> <h5>b waterberging;</h5> <h5>c waterhuishouding;</h5> <h5>d waterhuishoudkundige voorzieningen;</h5> <h5>e openbare nutsvoorzieningen;</h5> <h5>f bouwwerken, geen gebouwen zijnde.</h5> <h3>8.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>8.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd anders dan ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen, waarvoor de volgende bepalingen gelden:</h4> <h5>a de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.</h5> <h4>8.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling:</h4> <h5>a de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen.</h5> <h3>8.3 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>8.3.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h3>8.4 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h3> <h4>8.4.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 8.3.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>8.4.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 9 WOONGEBIED</h2> <h3>9.1 Bestemmingsomschrijving</h3> <h4>De op de plankaart voor WOONGEBIED aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h5>a woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep;</h5> <h5>b aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;</h5> <h5>c tuinen, erven en binnenterreinen;</h5> <h5>d woonstraten, voet- en fietspaden en op- en inritten;</h5> <h5>e groenvoorzieningen;</h5> <h5>f parkeervoorzieningen;</h5> <h5>g speelvoorzieningen;</h5> <h5>h waterlopen;</h5> <h5>i waterhuishoudkundige voorzieningen;</h5> <h5>j openbare nutsvoorzieningen;</h5> <h4>met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.</h4> <h3>9.2 Bouwvoorschriften</h3> <h4>9.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;</h5> <h5>b het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande dan wel vergunde aantal;</h5> <h5>c een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>d een hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is;</h5> <h5>e de horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, dan wel de bestaande horizontale diepte op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;</h5> <h5>f de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijwoningen;</h5> <h5>g de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 4 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goothoogte indien deze hoger is;</h5> <h5>h de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is.</h5> <h4>9.2.2 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h5> <h5>b aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan</h5> <h5>2 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;</h5> <h5>c de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 75 mē bedragen, met dien verstande dat het bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een bouwperceel niet meer dan 50 mag bedragen;</h5> <h5>d de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;</h5> <h5>e de goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum van 4 m;</h5> <h5>f de bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een kap mag niet meer bedragen dan 5,50 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelsgrens niet meer mag bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap;</h5> <h5>g de afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op deze perceelgrens.</h5> <h4>9.2.3 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.</h5> <h4>9.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:</h4> <h5>a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen;</h5> <h5>b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m.</h5> <h3>9.3 Vrijstelling van de bouwvoorschriften</h3> <h4>9.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van:</h4> <h5>a het bepaalde in 9.2.1 onder e en toestaan dat de horizontale diepte van een hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van vrijstelling niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting van het binnenterrein ter plaatse;</h5> <h5>b het bepaalde in 9.2.1 onder f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m;</h5> <h5>c het bepaalde in 9.2.1 onder g en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 m;</h5> <h5>d het bepaalde in 9.2.1 onder h en toestaan dat de bouwhoogte van een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;</h5> <h5>e het bepaalde in 9.2.2 onder b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2 m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mits:</h5> <h5>- de horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt;</h5> <h5></h5> <h5>- deze aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 9.2.2 onder d, e en f , geen grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en;</h5> <h5></h5> <h5>- het bepaalde in 9.2.2 onder a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen;</h5> <h5></h5> <h5>f het bepaalde in 9.2.2 onder c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot maximaal 100 mē, met dien verstande dat het in 9.2.2 onder c genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;</h5> <h5>g het bepaalde in 9.2.2 onder e en toestaan dat de goothoogte van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de goothoogte van het hoofdgebouw met een maximum van 4 m;</h5> <h5>h het bepaalde in 9.2.2 onder f en toestaan dat de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw en bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw.</h5> <h4>9.3.2 De in 9.3.1 genoemde vrijstellingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de woonsituatie;</h5> <h5>c de verkeersveiligheid;</h5> <h5>d de sociale veiligheid;</h5> <h5>e de milieusituatie;</h5> <h5>f de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>9.3.3 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h3>9.4 Gebruiksvoorschriften</h3> <h4>9.4.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h4>9.4.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, als bedoeld in 9.4.1, wordt in ieder geval het volgende gerekend.</h4> <h5>a het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep;</h5> <h5>b het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;</h5> <h5>c het gebruik van bijgebouwen voor 'bed en breakfast';</h5> <h5>d het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.</h5> <h3>9.5 Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h3> <h4>9.5.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in 9.4.1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>9.5.2 Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 9.4.2 onder a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.</h4> <h4>9.5.3 De in 9.5.2 genoemde vrijstelling kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de woonsituatie;</h5> <h5>c de verkeersveiligheid;</h5> <h5>d de sociale veiligheid;</h5> <h5>e de milieusituatie;</h5> <h5>f de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>9.5.4 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h1>Hoofdstuk III Algemene bepalingen</h1> <hr> <h2>Artikel 10 Anti-dubbeltelbepaling</h2> <h4>Grond welke eenmaal op basis van deze voorschriften in aanmerking werd of moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere aanvragen om bouwvergunning buiten beschouwing.</h4> <h2>Artikel 11 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening</h2> <h4>De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:</h4> <h4></h4> <h5>a de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;</h5> <h5>b de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;</h5> <h5>c het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;</h5> <h5>d de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;</h5> <h5>e de ruimte tussen bouwwerken.</h5> <h2>Artikel 12 Algemene gebruiksbepalingen</h2> <h5>a Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.</h5> <h5>b Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.</h5> <h5>c Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist en deze is verleend.</h5> <h5>d Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde onder a en het bepaalde in 16.2.3, indien strikte toepassing van de verbodsbepalingen zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h5> <h5>e Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h5> <h2>Artikel 13 Algemene vrijstellingsbepaling</h2> <h3>13.1 Vrijstelling</h3> <h4>13.1.1 Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:</h4> <h5>a de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;</h5> <h5>b de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;</h5> <h5>c de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;</h5> <h5>d de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;</h5> <h5>e het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:</h5> <h5>- de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 6 mē bedraagt;</h5> <h5></h5> <h5>- de bouwhoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.</h5> <h5></h5> <h4>13.1.2 De in 13.1.1 bedoelde vrijstelling kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:</h4> <h5>a het straat- en bebouwingsbeeld;</h5> <h5>b de woonsituatie;</h5> <h5>c de milieusituatie;</h5> <h5>d de verkeersveiligheid;</h5> <h5>e de sociale en/of externe veiligheid;</h5> <h5>f de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.</h5> <h4>13.1.3 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in 14.1.2 opgenomen procedure van toepassing.</h4> <h2>Artikel 14 Algemene procedurebepalingen</h2> <h4>14.1.1 Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot wijziging van het plan is de procedure als bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.</h4> <h4>14.1.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de volgende procedure van toepassing:</h4> <h5>a een ontwerpbesluit ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;</h5> <h5>b de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;</h5> <h5>c de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het schriftelijk indienen van zienswijzen gedurende de onder a genoemde termijn;</h5> <h5>d burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mee.</h5> <h1>Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen</h1> <hr> <h2>Artikel 15 Strafbepaling</h2> <h4>Overtreding van de gebruiksbepalingen is een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a onder 20 van de Wet op de economische delicten.</h4> . <h2>Artikel 16 Overgangsbepalingen</h2> <h3>16.1 Bouwwerken</h3> <h4>16.1.1 Bouwwerken, die op het tijdstip van de eerste terinzagelegging van het ontwerpplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet, en in enigerlei opzicht van het plan afwijken, mogen, mits de bestaande afwijkingen naar de aard en omvang niet worden vergroot:</h4> <h5>a gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;</h5> <h5>b na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning geschiedt binnen twee jaar na het tenietgaan.</h5> <h4>16.1.2 Het bepaalde in 16.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, doch zijn gebouwd zonder of in afwijking van een bouwvergunning - voor zover vereist - in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.</h4> <h3>16.2 Gebruik</h3> <h4>16.2.1 Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan en dat strijdig is met het plan mag worden voortgezet.</h4> <h4>16.2.2 Het bepaalde in 16.2.1. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.</h4> <h4>16.2.3 Het is verboden het met het plan strijdige gebruik te wijzigen, tenzij de strijdigheid van dat gebruik ten opzichte van het gebruik overeenkomstig de bestemmingen in dit plan, naar de aard en omvang niet wordt vergroot.</h4> <h2>Artikel 17 Slotbepaling</h2> <h4>Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als:</h4> <h3>"VOORSCHRIFTEN BESTEMMINGSPLAN MUNNEKEBUREN"</h3> <h4>februari 2008.</h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4>Aldus vastgesteld door de Raad in de vergadering d.d.</h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4>, Voorzitter</h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4>, Griffier</h4> <h4> </h4> <h4> </h4> <h4> </h4> <h4>Bijlagen</h4> <h4></h4> <h4>bij de voorschriften</h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4>1. Lijst van bedrijven</h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4>2. Voorschrift MAATSCHAPPELIJK</h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4></h4> <h4>Artikel 1 MAATSCHAPPELIJK</h4> <h4>1.1 Bestemmingsomschrijving</h4> <h4>De op de plankaart voor MAATSCHAPPELIJK aangewezen gronden zijn bestemd voor:</h4> <h4></h4> <h4>a gebouwen ten behoeve van:</h4> <h4>- maatschappelijke voorzieningen;</h4> <h4></h4> <h4>- bedrijfswoningen;</h4> <h4></h4> <h4>b wegen, voet- en fietspaden;</h4> <h4>c tuinen, erven en binnenterreinen;</h4> <h4>d op- en inritten;</h4> <h4>e groenvoorzieningen;</h4> <h4>f parkeervoorzieningen;</h4> <h4>g speelvoorzieningen;</h4> <h4>h waterlopen;</h4> <h4>i waterhuishoudkundige voorzieningen;</h4> <h4>j openbare nutsvoorzieningen;</h4> <h4>k bouwwerken, geen gebouwen zijnde.</h4> <h4>1.2 Bouwvoorschriften</h4> <h4>1.1.2 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h4>a een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;</h4> <h4>b de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 respectievelijk 10 m, tenzij anders op de plankaart is aangegeven;</h4> <h4>c het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestaande aantal.</h4> <h4>1.1.3 Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende bepalingen:</h4> <h4>a de inhoud mag niet meer dan 75 m3 bedragen;</h4> <h4>b de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.</h4> <h4>1.1.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:</h4> <h4>a de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;</h4> <h4>b de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 10 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde vóór de naar de weg gekeerde gevel of het verlengde daarvan niet meer dan 5 m mag bedragen.</h4> <h4>1.2 Gebruiksvoorschriften</h4> <h4>1.2.1 Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met deze bestemming.</h4> <h4>1.2.2 Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting gerekend.</h4> <h4>1.3. Vrijstelling van de gebruiksvoorschriften</h4> <h4>1.3.1 Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.</h4> <h4>1.3.2 Bij gebruikmaking van de vrijstellingsbevoegdheid is de in het plan opgenomen procedure van toepassing.</h4>