HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
- het plan:
het bestemmingsplan Scheltingapolder van de gemeente Weststellingwerf;
- het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0098.BPScheltingapolder-0401 met de bijbehorende regels;
- aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
- aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
- bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
- bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
- bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;
- bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
- gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
- kampeermiddel:
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een (sta-)caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde;
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
- landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
- natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;
- normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
- nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
- peil:
a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. indien in of op het water wordt gebouwd:
- het ter plaatse geldende peil;
d. het peil zoals door of namens Burgemeester en Wethouders is bepaald.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
- de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van kleine bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
- de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
- de dakhelling van een bouwwerk:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
- de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
- de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
- de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:
vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de natuurgebieden,
met daaraan ondergeschikt:
-
een weg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “weg”;
-
een uitkijkheuvel;
-
agrarisch medegebruik;
-
groenvoorzieningen;
-
paden;
-
waterlopen en waterpartijen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding “water” in ieder geval water is gerealiseerd;
-
waterhuishoudkundige voorzieningen;
-
gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen,
met daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1. In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1. Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de in lid 3.1 genoemde natuurwaarden;
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het landschappelijk beeld,
ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1, voor het bouwen van gebouwen ten dienste van het beheer van natuurgebieden, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen en de oppervlakte per gebouw niet meer dan 15 m² mag bedragen.
3.3.2. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 6 opgenomen procedure van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
- het gebruik van gronden ten behoeve van standplaatsen voor kampeermiddelen;
-
de stalling en/of opslag van machines, voer-, vaar-, en vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
-
het gebruik als opslag-, stort-, lozings-, of bergplaats van voorwerpen, stoffen en materialen.
3.5 Aanlegvergunning
3.5.1. Het is verboden op de gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
a. het afgraven, egaliseren of ophogen van gronden;
b. het graven en dempen van watergangen en waterpartijen;
c. het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;
d. het aanleggen of verharden van paden, bermen en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
3.5.2. Het in lid 3.5.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a. het normale onderhoud, de normale exploitatie of de realisatie van het gebied betreffen;
b. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.5.3. De in lid 3.5.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en/of landschappelijke waarden van de gronden.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene ontheffingsregels
5.1.1. Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van:
a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen, percentages, tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
b. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
c. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
5.1.2. De in 5.1.1 bedoelde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
a. de in lid 3.1 genoemde natuurwaarden;
b. de milieusituatie;
c. het landschappelijke beeld;
d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.1.3. Bij gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 6 opgenomen procedure van toepassing.
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en Wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
-
Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van het bestemmingsplan Scheltingapolder van de gemeente
Weststellingwerf”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 13 september 2010.
De voorzitter, De griffier,
