artikel 1.1 Begripsbepalingen
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. aan huis gebonden beroep: dienstverlenend beroep dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie overeenkomt;
b. agrarisch bedrijf: een bedrijf dat zich richt op het voortbrengen van agrarische producten; daaronder tevens begrepen aquacultuur, waaronder wordt verstaan de teelt van watergebonden organismen als planten, algen, weekdieren, schelpdieren en vissen;
c. agrarische bouwwerken: bouwwerken behorend bij een agrarisch bedrijf met uitzondering van erf-, terreinafscheidingen, drink- en voederbakken;
d. bebouwing: één of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
e. bedrijf: een onderneming die is gericht op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
f. bedrijfsvloeroppervlak: de gezamenlijke oppervlakte van vaste vloeren in gebouwen – mestdoorlatende vloeren daaronder begrepen – die worden of kunnen worden gebruikt voor de huisvesting van dieren ten behoeve van intensieve veehouderij, waaronder begrepen de hok- of stalruimten, inclusief scheidingswanden en gangpaden;
g. bedrijventerrein: een terrein van ten minste een hectare dat bestemd en geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en niet-commerciële dienstverlening en industrie en opgenomen in het Integraal Bedrijventerrein Inventarisatiesysteem;
h. beschermingszone: beschermingszone, voor zover grenzend aan een regionale waterkering zoals aangegeven op kaart 7 behorende bij deze verordening en zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Waterwet zoals deze luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening;
i. bestaand: gebruik dat en bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening krachtens een bestemmingsplan zijn toegelaten;
j. bestaande intensieve veehouderij: een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, krachtens een bestemmingsplan, toegelaten intensieve veehouderij;
k. bestaande neventak: een op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, krachtens een bestemmingsplan, toegelaten neventak;
l. bestaand solitair glastuinbouwbedrijf: een op het tijdstip van inwerking van deze verordening krachtens een bestemmingsplan toegelaten glastuinbouwbedrijf dat is gelegen buiten de glastuinbouwconcentratiegebieden op de Axelse Vlakte bij Terneuzen, bij Kapelle, Oosterland, Rilland, Sint Annaland of Sirjansland;
m. bestemmingsplan: een plan zoals bedoeld in artikel 3.1 van de Wro; het bepaalde in artikel 9.1.4, eerste lid van de Invoeringswet Wro is van overeenkomstige toepassing;
n. binnenhaven: een haven ten behoeve van de binnenvaart die niet onmiddellijk aan zee of aan de Westerschelde grenst;
o. bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar, ingevolge de regels van een bestemmingsplan, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
p. bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
q. continuïteit: de ontwikkeling van een bedrijf op een termijn van 10 jaar;
r. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
s. evenement: een éénmalige of ten hoogste 3 keer per jaar terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van ontspanning, kunst of cultuur; de reguliere beoefening van gemotoriseerde luchtsporten of regulier gebruik van landingsplaatsen wordt niet tot het begrip evenement gerekend;
t. gemotoriseerde luchtsporten: het in wedstrijdverband, ter voorbereiding op wedstrijden of voor recreatieve doeleinden gebruiken van gemotoriseerde luchtvaartuigen, zoals modelvliegtuigen, ultra lichte vliegtuigen, micro light aeroplanes, schermvliegtuigen, paramotorvliegen, met uitzondering van zweeftoestellen.
u. glastuinbouwbedrijf: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
v. grondgebonden agrarisch bedrijf: een bedrijf dat geheel of nagenoeg geheel afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waarbij geheel of nagenoeg geheel gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel een ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van niet meer dan 1 meter;
w. grootschalig bedrijventerrein: een als zodanig op kaart 1 aangegeven bedrijventerrein;
x. grootschalige detailhandelsvoorzieningen: detailhandelsvoorzieningen met een bruto vloeroppervlak van 1500 m² of meer;
y. grootschalige zelfstandige kantoren: kantoren met meer dan 1000 m² bruto vloeroppervlak waar niet-kantoorfuncties geen substantieel onderdeel uitmaken van het gebouw of de gebouwen;
z. intensieve veehouderij: een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat zich toelegt op de teelt van slacht-, fok-, leg-, pels- of melkdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang;
aa. kampeermiddelen:
1° een tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of stacaravan,
2° enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
bb. kassen: gebouwen van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de teelt of veredeling van tuinbouwgewassen, fruitteelt of sierteelt;
cc. kleinschalige bedrijventerreinen: bedrijventerreinen niet zijnde een grootschalig bedrijventerrein;
dd. kleinschalige kampeerterreinen: kampeerterreinen die in gebruik zijn als neventak bij een agrarisch of bij een ander bedrijf dan wel behorend bij een woning;
ee. knelgeval: een in de provincie Zeeland gevestigde intensieve veehouderij die in verband met de realisering van een natuurontwikkelingsproject, stads- of dorpsuitbreiding of –vernieuwing of een gebiedsgericht project wordt verplaatst;
ff. lawaaisporten: het in wedstrijdverband, ter voorbereiding op wedstrijden of voor recreatieve doeleinden gebruiken van voer- of vaartuigen met verbrandingsmotoren zoals motoren, bromfietsen, waterscooters en modelvaartuigen alsmede alle modelvliegtuigen en het beoefenen van de schietsport met vuurwapens in de open lucht;
gg. loswal: een kadeterrein dat bestemd en geschikt is voor het laden en lossen van schepen;
hh. neventak: een bedrijfsonderdeel dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven niet als hoofdtak kan worden aangemerkt of een activiteit waaruit de betrokkene niet het hoofdinkomen verwerft;
ii. omgevingskwaliteiten: kwaliteiten die van belang zijn voor een goede leefomgeving, bij de beschrijving waarvan tenminste de navolgende aspecten in beschouwing worden genomen: luchtkwaliteit, stank, geluid, lichtvervuiling, veiligheid, bodem- en waterkwaliteit - waterbodems en grondwater daaronder begrepen -, waterkwantiteit, ecologische en natuurlijke kwaliteit, landschappelijke en beeldkwaliteit, cultuurhistorische kwaliteit, bereikbaarheid en sociale kwaliteit;
jj. Omgevingsplan: het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018;
kk. peil: het aansluitende afgewerkte terrein, met dien verstande dat in geaccidenteerd terrein wordt gemeten vanaf het niveau van het afgewerkte terrein dat direct aansluit op de dichtstbijzijnde weg;
ll. solitaire bedrijvigheid binnen de bebouwde kom: niet op bedrijventerreinen geclusterde bedrijven die, op basis van een in de toelichting bij het bestemmingsplan opgenomen onderbouwing, toelaatbaar zijn binnen de bebouwde kom, daaronder mede verstaan detailhandels- en horecabedrijven;
mm. teeltondersteunende voorzieningen: boog- en gaaskassen, overkappingsconstructies en stellingen ten behoeve van de bescherming van grondgebonden plantaardige agrarische teelten alsmede ten behoeve van het voorkomen van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen bij grondgebonden agrarische teelten;
nn. tiphoogte: de totale hoogte van een windturbine, vanaf het peil tot aan het uiteinde of tip van de rotor in de hoogste stand;
oo. traditionele windmolen: een molen die in vroeger tijden is bedoeld voor bemaling ten behoeve van waterbeheer, het malen van granen of overige ambachtelijke werkzaamheden waarbij het gaande werk nog volledig intact dan wel in overwegende mate intact is;
pp. verduurzaming: het treffen van maatregelen die verder gaan dan hetgeen bij of krachtens de wet is voorgeschreven ten aanzien van milieu en dierenwelzijn en die strekken tot
1° milieuwinst en
2° het versterken van omgevingskwaliteiten;
qq. volwaardig glastuinbouwbedrijf: een glastuinbouwbedrijf dat de arbeidsinzet vergt van tenminste één voltijd arbeidskracht die daaruit zijn hoofdinkomen verwerft en waarbij de continuïteit van het glastuinbouwbedrijf op langere termijn is gewaarborgd;
rr. Wro: Wet ruimtelijke ordening zoals deze luidt ten tijde van de vaststelling van deze verordening;
2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder een bestemmingsplan mede verstaan een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wro zoals deze luidde vóór 1 oktober 2010, een uitwerkings- en wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6 van de Wro, een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 van de Wro, een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3? van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken alsmede een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet.
3. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder de toelichting bij het bestemmingsplan mede verstaan de ruimtelijke onderbouwing bij een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10 van de Wro zoals deze luidde vóór 1 oktober 2010, de toelichting bij een projectuitvoeringsbesluit zoals bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet en de ruimtelijke onderbouwing bij een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt onder nieuwvestiging en nieuwe bebouwing of nieuwe bouwwerken niet verstaan het toelaten van grondgebruik of bouwwerken op gronden waar dit gebruik of die bouwwerken reeds vóór de inwerkingtreding van deze verordening krachtens een bestemmingsplan zijn toegelaten.
5. Voor de toepassing van deze verordening wordt onder de zinsnede "krachtens een bestemmingsplan toegelaten" mede verstaan vormen van bebouwing of grondgebruik die rechtens zoals krachtens een vrijstelling ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening, een projectbesluit dan wel een ontheffing ingevolge de Wro zoals deze luidde vóór 1 oktober 2010, een omgevingsvergunning of een projectuitvoeringsbesluit zijn toegelaten.