artikel 2.15 Wijziging begrenzing ecologische hoofdstructuur

1. Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de op de kaarten  8 en 9, behorende bij deze verordening, aangegeven gebieden en de aanduiding van wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden wijzigen ten behoeve van:
a. een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van de ecologische hoofdstructuur voor zover:
1° de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur worden behouden en
2° de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft.
b.  een kleinschalige ontwikkeling voor zover:
1° de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden beperkt is en
2° de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur of een vergroting van de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur en
3° de oppervlakte van de ecologische hoofdstructuur ten minste gelijk blijft.
c.  de in artikel 2.12 en 2.13, zesde lid onder c bedoelde mitigerende en compenserende maatregelen.
2. Gedeputeerde staten kunnen de begrenzing van de op kaart 10 aangegeven gebieden en de aanduiding van wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden wijzigen.