artikel 2.4 Windenergie
1. In een bestemmingsplan worden nieuwe windturbines, met een hogere tiphoogte dan 20 meter, niet toegelaten.
2. In een bestemmingsplan wordt de vervanging van een, op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, bestaande windturbine met een hogere tiphoogte dan 20 meter, door een turbine met een hogere tiphoogte dan de bestaande, niet toegelaten.
3. Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing op de op kaart 3 behorende bij deze verordening globaal aangegeven Concentratielocaties. De toelichting bij een bestemmingsplan waarin windturbines overeenkomstig de eerste volzin worden toegelaten bevat een gebiedsafbakening waarbij, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, op kaart wordt aangegeven wat de begrenzing is van de Concentratielocatie.
4. In afwijking van het eerste lid kunnen windturbines worden toegelaten op de op kaart 3 behorende bij de verordening aangegeven Overige locaties indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat het een windenergieproject betreft dat reeds vóór de vaststelling van deze verordening in voorbereiding is genomen. Tevens kunnen, ten opzichte van het bestaande aantal, ten hoogste 2 nieuwe windturbines op een Overige locatie worden toegelaten indien in de toelichting bij het bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat deze turbines noodzakelijk zijn in verband met een landelijke taakstelling voor Zeeland, niet in deze taakstelling kan worden voorzien binnen de Concentratielocaties en verwijdering van een gelijk aantal windturbines buiten de Concentratielocaties is verzekerd. De toelichting bij het bestemmingsplan bevat een gebiedsafbakening waarbij, ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, op kaart wordt aangegeven wat de begrenzing is van de locatie. In afwijking van het tweede lid kan de vervanging van een windturbine door een turbine met een hogere tiphoogte dan de bestaande op een op kaart 3 aangegeven Overige locatie worden toegelaten.