De voor ‘Waarde – Archeologie
a
Voor het
bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende
bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen,
voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
b
Indien uit
het bepaalde in sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van
de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden
verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden
verbinden aan de omgevingsvergunning:
1
de
verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische
waarden in de bodem kunnen worden behouden;
2
de
verplichting tot het doen van opgravingen;
3
de
verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te
laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg
die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen
kwalificaties.
c
Het bevoegd
gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde
in sub a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare
informatie afdoende is vastgesteld.
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of
in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden
uit te voeren of te laten uitvoeren, indien de oppervlakte van deze werken en
werkzaamheden meer dan
10.000 m² bedraagt:
a
het uitvoeren
van grondbewerkingen dieper dan
b
het graven,
dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van
waterlopen, sloten en greppels;
c
het aanleggen
van leidingen dieper dan
Het in lid 24.3.1
vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
a
het normale
onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
b
reeds in
uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds
mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
a
De in lid 24.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden
verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de
bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
b
Alvorens over
de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin
de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld.
c
Een rapport
is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de
archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende
is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.