Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
intensieve veehouderij uitsluitend is toegestaan waar dat als zodanig is aangeduid;
-
binnen elk agrarisch bouwvlak uitsluitend één agrarisch bedrijfscomplex is toegestaan,
tevens zijn deze gronden bestemd voor:
-
uitsluitend daar waar dat als zodanig is aangeduid, aan de agrarische functie ondergeschikte niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van:
sb-naa assemblage van aanhangwagens en kleinschalige innovatieve ontwikkelingen voor de kalvermesterij,
met dien verstande dat buitenopslag voor niet-agrarische nevenactiviteiten niet is toegestaan;
-
extensieve dagrecreatie en hobbymatig medegebruik;
-
verkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, zoals weergegeven in bijlage 5 ‘Status woningen in agrarische bouwpercelen’.
In het doel ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’ is mestopslag buiten het bouwvlak niet begrepen.
Het doel ‘verkeer’ is beperkt tot:
-
de bestaande wegen en uitwegen, met in achtneming van het bestaande aantal rijstroken, met dien verstande, dat bestaande uitwegen mogen worden verlegd en het bestaande aantal uitwegen mag worden vermeerderd met ten hoogste één per perceel;
-
de aanleg van fiets- en voetpaden voorzover zij zijn gelegen binnen een zone van 30 m uit de as van de weg.
3.2 Bouwregels
-
Bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven
Ten behoeve van agrarische bedrijven is uitsluitend bebouwing toegestaan voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van met ‘groot agrarisch bedrijf’ en ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangegeven bestaande bedrijven, met dien verstande dat de bouw van kassen niet is toegestaan.
De gebouwen dienen per bedrijf te worden gegroepeerd binnen het bouwvlak, dan wel door de aanduiding ‘relatie’ met elkaar verbonden bouwvlakken en mogen (het verlengde van) de gevellijn niet overschrijden, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak voor de met ‘groot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven niet meer mag bedragen dan 1 ha, waarbij geen van de zijden van het agrarisch bouwvlak langer mag zijn dan 120 m;
-
de oppervlakte van het bouwvlak voor de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven niet meer mag bedragen dan 0,75 ha, waarbij geen van de zijden van het agrarisch bouwvlak langer mag zijn dan 100 m;
-
bestaande kleine agrarische gebouwen zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en opslagschuurtjes voor gereedschap ook buiten een agrarisch bouwvlak zijn toegestaan, tot een maximale oppervlakte van 150 m² en met dien verstande dat:
-
het gebouw rechtstreeks ten dienste moet staan van een agrarisch bedrijf;
-
de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag voor de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven niet meer bedragen dan 2500 m².
De oppervlakte van het gedeelte van het bouwperceel dat voor intensieve veehouderij in gebruik is mag niet meer bedragen dan in de bij deze regels behorende Bijlage 1 op de aldaar aangegeven adressen staat aangegeven.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
de maximale goothoogte bedraagt 6 m, met uitzondering van toegangen voor werktuigen waarvoor een grotere hoogte is vereist;
-
de maximale hoogte bedraagt 10 m, met uitzondering van inpandige silo's en voorzieningen ter beperking van de emissie van schadelijke stoffen voor het milieu en met uitzondering van de hoogte van kassen en klimaathallen, waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
-
bij afwijking van bestaande bebouwing worden de bestaande hoogten als maximum hoogte aangehouden;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 600 m³ per woning, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m, dan wel de bestaande inhoud en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
-
voor woningen die zijn gelegen binnen een agrarisch bouwvlak en niet als eerste of tweede bedrijfswoning tot stand zijn gekomen, gelden de bebouwingsmogelijkheden zoals neergelegd in artikel 7 ‘Wonen’.
-
Bebouwing voor niet-agrarische nevenactiviteiten
De oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte zoals weergegeven in bijlage 2 ‘Overzicht niet agrarische functies’.
-
Bebouwing ten behoeve van bijgebouwen
Bij bedrijfswoningen die als zodanig in gebruik zijn mogen bijgebouwen worden gebouwd. Bij bedrijfswoningen die niet meer als zodanig in gebruik zijn en die al dan niet kadastraal zijn afgesplitst van het perceel waartoe zij aanvankelijk behoorden is voor wat betreft de bouw van bijgebouwen de regeling van toepassing zoals die geldt voor de bestemming ‘Wonen’.
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m, met uitzondering van mestsilo's waarvan de hoogte ten hoogste 5 m bedraagt exclusief een afdekking en 8 m inclusief een afdekking. Buiten het bouwvlak is de bouw van silo's niet toegestaan en mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een maximale hoogte van 1,5 m, met dien verstande, dat bij buitenrijbanen hekwerken mogen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 2 m.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen indien de onderlinge afstand binnen het bouwperceel meer dan 20 m bedraagt;
-
de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder dan 20 m bedraagt.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor:
-
de bouw van een eerste bedrijfswoning als binnen het agrarische bouwvlak nog geen bedrijfswoning aanwezig is, tot een maximale inhoud van 600 m³ per woning en een bouwhoogte van maximaal 8 m;
-
de bouw van een tweede bedrijfswoning tot een maximale inhoud van 600 m³ per woning en een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits:
-
er sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht;
-
het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
-
de tweede bedrijfswoning aansluitend aan de bedrijfsbebouwing wordt opgericht;
-
wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2a. tot en met d. voor:
-
een hogere goothoogte van gebouwen tot een maximale goothoogte van 8 m;
-
een hogere hoogte van gebouwen tot een maximale hoogte van 12 m;
-
een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw, is aangetoond;
-
het vergroten van de inhoud van de woning met ten hoogste
60 m³ tot een maximum van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing; -
een grotere diepte van het bouwvlak voor de met ‘groot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven tot maximaal 200 m, indien de bestaande breedte van het betrokken bouwvlak zodanig klein is dat de ingevolge lid 2 toegestane oppervlakte van het bouwperceel niet realiseerbaar is, mits de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
een grotere diepte van het bouwvlak voor de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven tot maximaal 150 m, indien de bestaande breedte van het betrokken bouwvlak zodanig klein is dat de ingevolge lid 2 toegestane oppervlakte van het bouwperceel niet realiseerbaar is, mits de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
het vergroten van de oppervlakte van de bestaande gebouwen ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteit met 10% tot de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing voor een middelgroot of groot agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
de vergroting van de bestaande oppervlakte gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk mag doen aan het (leef)milieu en het landschap;
-
aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van naburige gronden;
-
het overschrijden van (het verlengde van) de gevellijn met ten hoogste 25 m;
-
de bouw van kleine agrarische gebouwen zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en opslagschuurtjes voor gereedschap buiten een agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 150 m²;
-
het gebouw rechtstreeks ten dienste moet staan van een agrarisch bedrijf;
-
er sprake moet zijn van bij het agrarisch bedrijf behorende gronden met een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 3 ha;
-
per bouwperceel maximaal één gebouw is toegestaan;
-
het gebouw aan maximaal drie zijden van wanden mag worden voorzien;
-
het gebouw landschappelijk dient te worden ingepast;
-
uitsluitend kan worden afgeweken ten behoeve van de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven indien en voor zover de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak, plus de oppervlakte van het gebouw waarvoor ontheffing wordt verleend, maximaal 2.500 m² bedraagt;
-
de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 25 m;
-
een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
-
voor de verkoop aan huis van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
de aanleg van fiets- en voetpaden buiten een zone van 30 m uit de as van de weg.
-
voor het toestaan van niet-agrarische nevenactiviteiten, dan wel als landelijk bedrijf te typeren nevenactiviteiten op een agrarisch bouwvlak, met in achtneming van de volgende bepalingen:
-
het betreft een groot en/of een middelgroot agrarisch bedrijf;
-
de nevenactiviteit betreft een vorm van bedrijvigheid zoals vermeld in de bijlage ‘lijst kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’, dan wel is voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar met een van deze activiteiten;
-
de niet-agrarische nevenactiviteit dient te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten behoeve van de nevenactiviteiten een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen tot het in de bijlage ‘lijst kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’ aangegeven aantal vierkante meters, mag worden gebruikt;
-
in afwijking van het bepaalde onder c is nieuwbouw ten behoeve van de nevenactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden:
-
er is sprake van vervangende nieuwbouw van in slechte staat verkerende bestaande bebouwing;
-
vervangende nieuwbouw is noodzakelijk gelet op de eisen vanuit de bouw- en/of milieuregelgeving die vestiging in de bestaande bebouwing absoluut verhinderen;
-
vervangende nieuwbouw is noodzakelijk gelet op de omstandigheid dat vestiging in de bestaande bebouwing uit hoofde van praktische bruikbaarheid en geschiktheid absoluut onmogelijk is,
met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal de gesloopte oppervlakte mag bedragen tot het in de bijlage ‘lijst kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’ aangegeven aantal vierkante meters;
-
aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
-
buitenopslag is niet toegestaan;
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
binnen elk agrarisch bouwvlak uitsluitend één agrarisch bedrijfscomplex is toegestaan,
-
tevens zijn deze gronden bestemd voor:
-
de bescherming van landschapswaarden;
-
extensieve dagrecreatie en hobbymatig medegebruik;
-
verkeer;
-
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;
-
uitsluitend daar waar dat als zodanig is aangeduid, aan de agrarische functie ondergeschikte niet-agrarische nevenactiviteiten in de vorm van:
sa-nsa schapenservice en afrasteringenbedrijf.
Met betrekking tot het doel ‘de bescherming van landschapswaarden’ gelden de volgende bepalingen:
-
de desbetreffende waarden bestaan uit een aantal waardevolle karakteristieken die als zodanig op de kaart ‘Natuur- en landschapswaardering’ zijn aangegeven;
-
in het doel zijn de leefgebieden van vogels mede begrepen.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, zoals weergegeven in bijlage 5 ‘Status woningen in agrarische bouwpercelen’.
In het doel ‘uitoefening van het agrarisch bedrijf’ is mestopslag buiten het bouwvlak niet begrepen.
Het doel ‘verkeer’ is beperkt tot:
-
de bestaande wegen en uitwegen, met inachtneming van het bestaande aantal rijstroken, met dien verstande, dat bestaande uitwegen mogen worden verlegd en het bestaande aantal uitwegen mag worden vermeerderd met ten hoogste één per perceel;
-
de aanleg van fiets- en voetpaden voorzover zij zijn gelegen binnen een zone van 30 m uit de as van de weg.
4.2 Bouwregels
-
Bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven
Ten behoeve van agrarische bedrijven is bebouwing toegestaan uitsluitend voor zover noodzakelijk voor de uitoefening van met ‘groot agrarisch bedrijf’ en ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangegeven bestaande bedrijven, met dien verstande dat de bouw van kassen niet is toegestaan.
De gebouwen dienen per bedrijf te worden gegroepeerd binnen het bouwvlak, dan wel door de aanduiding ‘relatie’ met elkaar verbonden bouwvlakken en mogen (het verlengde van) de gevellijn niet overschrijden, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte van het bouwvlak voor de met ‘groot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven niet meer mag bedragen dan
1 ha, waarbij geen van de zijden van het agrarisch bouwvlak langer mag zijn dan 120 m;
-
de oppervlakte van het bouwvlak voor de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven niet meer mag bedragen dan 0,75 ha, waarbij geen van de zijden van het agrarisch bouwvlak langer mag zijn dan 100 m;
-
bestaande kleine agrarische gebouwen zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en opslagschuurtjes voor gereedschap, ook buiten een bouwvlak zijn toegestaan, tot een maximale oppervlakte van 150 m² en met dien verstande dat:
-
het gebouw rechtstreeks ten dienste moet staan van een agrarisch bedrijf;
-
de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m.
De oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag voor de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven niet meer bedragen dan 2500 m².
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorschriften:
-
de maximale goothoogte bedraagt 6 m, met uitzondering van toegangen voor werktuigen waarvoor een grotere hoogte is vereist;
-
de maximale hoogte bedraagt 10 m, met uitzondering van inpandige silo's en voorzieningen ter beperking van de emissie van schadelijke stoffen voor het milieu;
-
bij afwijking van bestaande bebouwing worden de bestaande hoogten als maximum hoogte aangehouden;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 600 m³ per woning, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m, dan wel de bestaande inhoud en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
-
voor woningen die zijn gelegen binnen een agrarisch bouwvlak en niet als eerste of tweede bedrijfswoning tot stand zijn gekomen, gelden de bebouwingsmogelijkheden zoals neergelegd in artikel 7 ‘Wonen’.
-
Bebouwing ten behoeve van bijgebouwen
Bij bedrijfswoningen die als zodanig in gebruik zijn mogen bijgebouwen worden gebouwd. Bij bedrijfswoningen die niet meer als zodanig in gebruik zijn en die al dan niet kadastraal zijn afgesplitst van het perceel waartoe zij aanvankelijk behoorden is voor wat betreft de bouw van bijgebouwen de regeling van toepassing zoals die geldt voor de bestemming ‘Wonen’.
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt binnen het bouwvlak ten hoogste 10 m, met uitzondering van mestsilo's waarvan de hoogte ten hoogste 5 m bedraagt exclusief een afdekking en 8 m inclusief een afdekking. Buiten het bouwvlak is de bouw van silo's niet toegestaan en mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een maximale hoogte van 1,5 m, met dien verstande, dat bij buitenrijbanen hekwerken mogen worden gebouwd tot een maximale hoogte van 2 m.
-
Bebouwing voor niet-agrarische nevenactiviteiten
De oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte zoals weergegeven in bijlage 2 ‘Overzicht niet-agrarische functies’.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid.
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen indien de onderlinge afstand binnen het bouwperceel meer dan 20 m bedraagt;
-
de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder dan 20 m bedraagt.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor:
-
de bouw van een eerste bedrijfswoning, als binnen het agrarische bouwvlak nog geen bedrijfswoning aanwezig is, tot een maximale inhoud van 600 m³ per woning en een bouwhoogte van maximaal 8 m;
-
de bouw van een tweede bedrijfswoning tot een maximale inhoud van 600 m³ per woning en een bouwhoogte van maximaal 8 m, mits:
-
er sprake is van een noodzakelijk en intensief toezicht dat slechts door twee volwaardige arbeidskrachten kan worden verricht;
-
het bedrijf duurzame werkgelegenheid biedt aan twee volwaardige arbeidskrachten;
-
de tweede bedrijfswoning aansluitend aan de bedrijfsbebouwing wordt opgericht;
-
wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2a. tot en met c. voor:
-
een hogere goothoogte tot een maximale goothoogte van 8 m;
-
een hogere hoogte tot een maximale hoogte van 12 m;
-
een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw, is aangetoond;
-
het vergroten van de inhoud van de woning met ten hoogste 60 m³ tot een maximum van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
-
een grotere diepte van het bouwvlak voor de met ‘groot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven tot maximaal 200 m, indien de bestaande breedte van het betrokken bouwvlak zodanig klein is dat de ingevolge lid 2 toegestane oppervlakte van het bouwperceel niet realiseerbaar is, mits de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot, een en ander voor zover het niet betreft de op de plankaart met ‘intensieve veehouderij’ aangeduide gronden welke gelegen zijn in het op de plankaart als ‘extensiveringsgebied’ aangegeven gebied;
-
een grotere diepte van het bouwvlak voor de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven tot maximaal 150 m, indien de bestaande breedte van het betrokken bouwvlak zodanig klein is dat de ingevolge lid 2 toegestane oppervlakte van het bouwperceel niet realiseerbaar is, mits de maximaal toegestane oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
het vergroten van de oppervlakte van de bestaande gebouwen ten behoeve van de niet-agrarische nevenactiviteit met 10% tot de maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing voor een middelgroot of groot agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
de vergroting van de bestaande oppervlakte gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk mag doen aan het (leef)milieu en het landschap;
-
aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van naburige gronden;
-
het overschrijden van (het verlengde van) de gevellijn met ten hoogste 25 m;
-
de bouw van kleine agrarische gebouwen zoals zomermelkstallen, schuilgelegenheden voor vee en opslagschuurtjes voor gereedschap buiten een agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat:
-
de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m²;
-
het gebouw rechtstreeks ten dienste moet staan van een agrarisch bedrijf;
-
er sprake moet zijn van bij het agrarisch bedrijf behorende gronden met een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 3 ha;
-
de hoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 m;
-
per bouwperceel maximaal één gebouw is toegestaan;
-
het gebouw landschappelijk dient te worden ingepast;
-
ontheffing ten behoeve van de met ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangeduide bedrijven uitsluitend kan worden toegepast indien en voor zover de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen binnen het bouwvlak, plus de oppervlakte van het gebouw waarvoor ontheffing wordt verleend, maximaal 2.500 m² bedraagt;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van 25 m;
-
een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan:
-
voor de verkoop aan huis van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
de aanleg van fiets- en voetpaden buiten een zone van 30 m uit de as van de weg.
-
voor het op een agrarisch bouwvlak toestaan van niet-agrarische nevenactiviteiten, dan wel als landelijk bedrijf te typeren nevenactiviteiten, met in achtneming van de volgende bepalingen:
-
het betreft een groot en/of een middelgroot agrarisch bedrijf;
-
de nevenactiviteit betreft een vorm van bedrijvigheid zoals vermeld in de bijlage ‘lijst kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’, dan wel is voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar met een van deze activiteiten;
-
de niet-agrarische bedrijfsactiviteit dient te worden uitgeoefend in de bestaande bebouwing, met dien verstande dat ten behoeve van de nevenactiviteiten een oppervlakte van niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen tot het in de bijlage ‘lijst kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’ aangegeven aantal vierkante meters, mag worden gebruikt;
-
in afwijking van het bepaalde onder c is nieuwbouw ten behoeve van de nevenactiviteiten toegestaan, mits wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden:
-
er is sprake van vervangende nieuwbouw van in slechte staat verkerende bestaande bebouwing;
-
vervangende nieuwbouw is noodzakelijk gelet op de eisen vanuit de bouw- en/of milieuregelgeving die vestiging in de bestaande bebouwing absoluut verhinderen;
-
vervangende nieuwbouw is noodzakelijk gelet op de omstandigheid dat vestiging in de bestaande bebouwing uit hoofde van praktische bruikbaarheid en geschiktheid absoluut onmogelijk is,
met dien verstande dat de oppervlakte van de nieuwbouw maximaal de gesloopte oppervlakte mag bedragen tot het in de bijlage ‘lijst kleinschalige nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’ aangegeven aantal vierkante meters;
-
aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein zal plaatsvinden;
-
buitenopslag is niet toegestaan.
Artikel 5 Bedrijf
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende als zodanig aangeduide niet-agrarische bedrijven:
sb-bbo bouwnijverheid,
een en ander met bijbehorende bebouwing, met dien verstande dat per bestemmingsvlak slechts één niet-agrarisch bedrijf is toegestaan, tenzij anders is aangegeven.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
5.2 Bouwregels
De oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte (bedrijfswoningen inclusief bijgebouwen uitgezonderd) zoals weergegeven in bijlage 2 ‘Overzicht niet agrarische functies’.
De afstand tot de as van de weg bedraagt ten minste 20 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze kleiner is.
-
Bebouwing ten behoeve van hoofdgebouwen
-
de maximale goothoogte bedraagt 4 m;
-
de maximale hoogte bedraagt 8 m;
-
bij afwijking van bestaande bebouwing wordt de bestaande hoogte als maximum hoogte aangehouden indien deze meer bedraagt;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 600 m³ per woning, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m, met dien verstande, dat de inhoud van vrijstaande bedrijfswoningen tenminste 400 m³ mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
-
voor woningen die niet tot stand zijn gekomen als eerste of tweede bedrijfswoning geldt de bebouwingsregeling zoals neergelegd in artikel 7 ‘Wonen’.
-
Bebouwing ten behoeve van bijgebouwen
Bijgebouwen zijn toegestaan bij woningen tot een maximale oppervlakte van 50 m² per woning, een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale hoogte van 6 m, dan wel de bestaande oppervlakte, goot- en hoogte indien deze meer bedragen.
-
De hoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt respectievelijk ten hoogste 10 m en ten hoogste 25 m².
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid.
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen indien de afstand tot de grens van het bouwperceel minder dan 5 m bedraagt;
-
de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m;
-
de plaats van bedrijfswoningen indien dit uit milieuoverwegingen noodzakelijk is.
5.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 voor:
-
het bouwen van een eerste woning als nog geen bedrijfswoning aanwezig is, met een maximale inhoud van 600 m³ en een bouwhoogte van 8 m;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor:
-
een afstand tot de as van de weg van tenminste 10 m;
-
het vergroten van de bestaande bebouwing met ten hoogste 20%, tot een maximum van 750 m²;
-
een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw is aangetoond;
-
een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 80 m²;
-
een vergroting van de inhoud van een woning met ten hoogste
60 m³ tot een maximale inhoud van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
-
het vergroten van de inhoud van de woning tot een maximum van 800 m³, uitsluitend indien sprake is van vermindering van bebouwing door sloop of de aanleg van natuur- en/of landschapselementen volgens onderstaande tabel:
Sloop bebouwing |
Aanleg nieuwe natuur |
Aantal landschaps-elementen |
Extra woninginhoud |
400 m³ |
5000 m² |
1000 m² |
100 m³ |
800 m³ |
10000 m² |
2000 m² |
200 m³ |
1200 m³ |
15000 m² |
3000 m² |
300 m³ |
1600 m² |
20000 m³ |
4000 m² |
400 m³ |
-
de vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van het vervangen van bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
-
maximaal 50% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen mag worden vervangen, voor zover deze meer bedraagt dan 150 m²;
-
de oppervlakte per bijgebouw niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de totale oppervlakte aan bijgebouwen na vervanging niet meer bedraagt dan 400 m²;
-
een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het toestaan van een ander niet-agrarisch bedrijf dan blijkens de aanduiding is toegestaan met in achtneming van het volgende:
-
het mag uitsluitend een niet-agrarisch bedrijf betreffen welke is opgenomen in bijlage 3: ‘Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’, dan wel een voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar bedrijf;
-
het nieuwe bedrijf mag gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk doen aan het (leef)milieu en het landschap;
-
aangetoond dient te worden dat er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
aangetoond dient te worden dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de naburige gronden.
Artikel 6 Bedrijf - Landelijk
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf – Landelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende als zodanig aangeduide landelijke bedrijven:
sb-alho agrarisch loonwerkbedrijf en hoveniersbedrijf;
sb-lkm kalvermelkbedrijf,
één en ander met bijbehorende bebouwing, met dien verstande dat per bestemmingsvlak slechts één landelijk bedrijf is toegestaan.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande, dat op het adres Snijdersteeg 2 geen bedrijfswoning is toegestaan.
6.2 Bouwregels
De oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte (bedrijfswoningen inclusief bijgebouwen uitgezonderd), zoals weergegeven in bijlage 2 ‘Overzicht niet agrarische functies’, vermeerderd met 10%.
De afstand tot de as van de weg bedraagt ten minste 20 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze kleiner is.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorschriften:
-
de maximale goothoogte bedraagt 6 m, met uitzondering van toegangen voor werktuigen waarvoor een grotere hoogte is vereist;
-
de maximale hoogte bedraagt 10 m;
-
bij afwijking van bestaande bebouwing wordt de bestaande hoogte als maximum hoogte aangehouden;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 600 m³ per woning, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m, met dien verstande, dat de inhoud van vrijstaande bedrijfswoningen tenminste 400 m³ mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
-
bijgebouwen zijn toegestaan bij bedrijfswoningen tot een maximale oppervlakte van 50 m² per woning, een maximale goothoogte van 3,5 m en maximale hoogte van 6 m, dan wel de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
voor de woningen die niet als eerste of als tweede bedrijfswoningen tot stand zijn gekomen geldt de bebouwingsregeling zoals neergelegd in artikel 7 ‘Wonen’.
De hoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt respectievelijk ten hoogste 10 m en ten hoogste 25 m².
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen indien de afstand tot de grens van het bouwperceel minder dan 5 m bedraagt;
-
de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m;
-
de plaats van bedrijfswoningen indien dit uit milieuoverwegingen noodzakelijk is.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor:
-
het bouwen van een eerste bedrijfswoning als geen bedrijfswoning aanwezig is, met een maximale inhoud van 600 m3 en een maximale bouwhoogte van 8 m,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2. voor:
-
een afstand tot de as van de weg van tenminste 10 m;
-
het vergroten van de bestaande bebouwing met ten hoogste 25%;
-
een goothoogte van 8 m;
-
een hoogte van 12 m;
-
een vergroting van de inhoud van een woning met ten hoogste
60 m³ tot een maximale inhoud van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
-
een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw is aangetoond;
-
een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 80 m²;
-
het vergroten van de inhoud van de woning tot een maximum van 800 m³, uitsluitend indien sprake is van vermindering van bebouwing door sloop of de aanleg van natuur- en/of landschapselementen volgens onderstaande tabel:
Sloop bebouwing |
Aanleg nieuwe natuur |
Aantal landschaps-elementen |
Extra woninginhoud |
400 m³ |
5000 m² |
1000 m² |
100 m³ |
800 m³ |
10000 m² |
2000 m² |
200 m³ |
1200 m³ |
15000 m² |
3000 m² |
300 m³ |
1600 m² |
20000 m³ |
4000 m² |
400 m³ |
-
de vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van het vervangen van bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
-
maximaal 50% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen mag worden vervangen, voor zover deze meer bedraagt dan 150 m²;
-
de oppervlakte per bijgebouw niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de totale oppervlakte aan bijgebouwen na vervanging niet meer bedraagt dan 400 m²;
-
een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte;
-
een grotere hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bouw van silo’s met een hoogte van maximaal 15 m op de op de plankaart met ‘sb-lkm’ aangeduide gronden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het toestaan van een ander landelijk bedrijf dan blijkens de aanduiding op de plankaart is toegestaan, met in achtneming van het volgende:
-
het mag uitsluitend een landelijk bedrijf betreffen welke voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar is met het in lid 1 toegestane landelijk bedrijf, dan wel een landelijk bedrijf als genoemd in Bijlage 3: ‘Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’;
-
het nieuwe landelijke bedrijf mag gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk doen aan het (leef)milieu en het landschap;
-
aangetoond dient te worden dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de naburige gronden.
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
wonen;
-
aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven,
een en ander met bijbehorende bebouwing, tuinen en erven.
Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan één.
Ten behoeve van het doel ‘aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven’ mag per afzonderlijk bouwperceel niet meer dan 60 m² aan gebouwen worden benut, dan wel de bestaande benutte oppervlakte indien die meer bedraagt.
7.2 Bouwregels
-
Bebouwing ten behoeve van hoofdgebouwen
De hoofdgebouwen ten behoeve van wonen worden gebouwd met kap en vrijstaand, met dien verstande dat:
-
de afstand tot de as van de weg ten minste 20 m bedraagt dan wel ten minste de bestaande afstand, indien deze kleiner is;
-
de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
-
een hoofdgebouw binnen de buitenwerkse muurvlakken mag worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
-
de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³, met dien verstande dat de inhoud van de woning niet meer mag bedragen dan 600 m³ en dat de inhoud tenminste 400 m³ mag bedragen.
-
Bebouwing ten behoeve van bijgebouwen
Bijgebouwen zijn toegestaan bij woningen tot een maximale oppervlakte van 50 m² per woning, een maximale goothoogte van 3,5 m en een maximale hoogte van 6 m, dan wel de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen.
-
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De hoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt respectievelijk ten hoogste 3 m en ten hoogste 10 m².
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen indien de afstand tot de grens van het bouwperceel minder dan 5 m bedraagt;
-
de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m;
-
de plaats van woningen indien dit uit milieuoverwegingen en/of ruimtelijke overwegingen noodzakelijk is.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2a., en b. voor:
-
een afstand tot de as van de weg van tenminste 10 m;
-
het realiseren van een hooiberg bij een voormalige agrarische bedrijfswoning met een monumentaal karakter tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m² met een maximale hoogte van 8 m;
-
een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 80 m²;
-
een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw is aangetoond;
-
een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 150 m² ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik onder voorwaarde dat er sprake is van bij de woning behorende en op de woning aansluitende agrarische gronden met een oppervlakte van minimaal 1,5 ha;
-
het vergroten van de inhoud van de woning met ten hoogste
60 m³ tot een maximum van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
-
het vergroten van de inhoud van de woning tot een maximum van 800 m³, uitsluitend indien sprake is van vermindering van bebouwing door sloop of de aanleg van natuur- en/of landschapselementen volgens onderstaande tabel:
Sloop bebouwing |
Aanleg nieuwe natuur |
Aantal landschaps-elementen |
Extra woninginhoud |
400 m³ |
5000 m² |
1000 m² |
100 m³ |
800 m³ |
10000 m² |
2000 m² |
200 m³ |
1200 m³ |
15000 m² |
3000 m² |
300 m³ |
1600 m² |
20000 m³ |
4000 m² |
400 m³ |
-
het vergroten van de oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van het vervangen van bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
-
maximaal 50% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen mag worden vervangen, voor zover deze meer bedraagt dan 150 m²;
-
de oppervlakte per bijgebouw niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de totale oppervlakte aan bijgebouwen na vervanging niet meer bedraagt dan 400 m².
-
een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10% van de bestaande oppervlakte.
7.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het toestaan van het gebruik van hoofdgebouwen en bijgebouwen voor aan huis verbonden bedrijven, als de primaire woonfunctie in stand blijft, tot een vloeroppervlakte van niet meer dan 100 m².
