6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Bedrijf – Landelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende als zodanig aangeduide landelijke bedrijven:
sb-alho agrarisch loonwerkbedrijf en hoveniersbedrijf;
sb-lkm kalvermelkbedrijf,
één en ander met bijbehorende bebouwing, met dien verstande dat per bestemmingsvlak slechts één landelijk bedrijf is toegestaan.
Het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande, dat op het adres Snijdersteeg 2 geen bedrijfswoning is toegestaan.
6.2 Bouwregels
De oppervlakte van gebouwen bedraagt niet meer dan de bestaande oppervlakte (bedrijfswoningen inclusief bijgebouwen uitgezonderd), zoals weergegeven in bijlage 2 ‘Overzicht niet agrarische functies’, vermeerderd met 10%.
De afstand tot de as van de weg bedraagt ten minste 20 m dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze kleiner is.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende voorschriften:
-
de maximale goothoogte bedraagt 6 m, met uitzondering van toegangen voor werktuigen waarvoor een grotere hoogte is vereist;
-
de maximale hoogte bedraagt 10 m;
-
bij afwijking van bestaande bebouwing wordt de bestaande hoogte als maximum hoogte aangehouden;
-
de inhoud van bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan de bestaande inhoud vermeerderd met maximaal 100 m³ tot een maximum van 600 m³ per woning, en de bouwhoogte niet meer dan 8 m, met dien verstande, dat de inhoud van vrijstaande bedrijfswoningen tenminste 400 m³ mag bedragen, dan wel de bestaande inhoud en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
een bedrijfswoning mag binnen de buitenwerkse muurvlakken worden voorzien van een onderbouw met een maximale diepte van 3 m;
-
bijgebouwen zijn toegestaan bij bedrijfswoningen tot een maximale oppervlakte van 50 m² per woning, een maximale goothoogte van 3,5 m en maximale hoogte van 6 m, dan wel de bestaande oppervlakte, goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
voor de woningen die niet als eerste of als tweede bedrijfswoningen tot stand zijn gekomen geldt de bebouwingsregeling zoals neergelegd in artikel 7 ‘Wonen’.
De hoogte en de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt respectievelijk ten hoogste 10 m en ten hoogste 25 m².
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
het ruimtelijk beeld;
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de verkeersveiligheid
nadere eisen stellen aan:
-
de plaats van gebouwen indien de afstand tot de grens van het bouwperceel minder dan 5 m bedraagt;
-
de plaats van bouwwerken indien de afstand tot de as van de weg minder bedraagt dan 20 m;
-
de plaats van bedrijfswoningen indien dit uit milieuoverwegingen noodzakelijk is.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en/of bebouwingsbeeld;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1 voor:
-
het bouwen van een eerste bedrijfswoning als geen bedrijfswoning aanwezig is, met een maximale inhoud van 600 m3 en een maximale bouwhoogte van 8 m,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2. voor:
-
een afstand tot de as van de weg van tenminste 10 m;
-
het vergroten van de bestaande bebouwing met ten hoogste 25%;
-
een goothoogte van 8 m;
-
een hoogte van 12 m;
-
een vergroting van de inhoud van een woning met ten hoogste
60 m³ tot een maximale inhoud van 660 m³ ten behoeve van gedeeltelijk zelfstandige inwoning van een huishouden, mits dit niet leidt tot woningsplitsing;
-
een vergroting en gebruik van bijgebouwen voor gedeeltelijk zelfstandige inwoning tot maximaal 60 m², mits de noodzaak om het bijgebouw te gebruiken in plaats van het hoofdgebouw is aangetoond;
-
een grotere oppervlakte aan bijgebouwen tot maximaal 80 m²;
-
het vergroten van de inhoud van de woning tot een maximum van 800 m³, uitsluitend indien sprake is van vermindering van bebouwing door sloop of de aanleg van natuur- en/of landschapselementen volgens onderstaande tabel:
Sloop bebouwing |
Aanleg nieuwe natuur |
Aantal landschaps-elementen |
Extra woninginhoud |
400 m³ |
5000 m² |
1000 m² |
100 m³ |
800 m³ |
10000 m² |
2000 m² |
200 m³ |
1200 m³ |
15000 m² |
3000 m² |
300 m³ |
1600 m² |
20000 m³ |
4000 m² |
400 m³ |
-
de vergroting van de oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van het vervangen van bestaande bijgebouwen, met dien verstande dat:
-
maximaal 50% van de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen mag worden vervangen, voor zover deze meer bedraagt dan 150 m²;
-
de oppervlakte per bijgebouw niet meer dan 100 m² mag bedragen;
-
de totale oppervlakte aan bijgebouwen na vervanging niet meer bedraagt dan 400 m²;
-
een vergroting van een onderbouw onder een hoofdgebouw buiten de buitenwerkse muren met maximaal 10 % van de bestaande oppervlakte;
-
een grotere hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bouw van silo’s met een hoogte van maximaal 15 m op de op de plankaart met ‘sb-lkm’ aangeduide gronden.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan voor het toestaan van een ander landelijk bedrijf dan blijkens de aanduiding op de plankaart is toegestaan, met in achtneming van het volgende:
-
het mag uitsluitend een landelijk bedrijf betreffen welke voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar is met het in lid 1 toegestane landelijk bedrijf, dan wel een landelijk bedrijf als genoemd in Bijlage 3: ‘Lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’;
-
het nieuwe landelijke bedrijf mag gelet op de aard, omvang en ligging geen onevenredige afbreuk doen aan het (leef)milieu en het landschap;
-
aangetoond dient te worden dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
-
aangetoond dient te worden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van de naburige gronden.
