Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het gebruiken van de grond voor, al dan niet bedrijfsmatig, kleinschalig kamperen.
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan -tenzij op grond van de regels in het hoofdstuk ‘Bestemmingsregels’ terzake reeds af kan worden geweken- bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de ligging van bestemmingsgrenzen zoals deze in het terrein aan de hand van de plankaart ten opzichte van terreinkenmerken wordt bepaald, tot een afwijking van ten hoogste 10% ten einde deze bij definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
-
de regels voor:
-
het bouwen van antennes, waarvan de hoogte ten hoogste
15 m mag bedragen;
-
het bouwen van een sirenemast waarvan de hoogte ten hoogste 18 m mag bedragen, indien dit voor de verwerkelijking van een adequaat waarschuwingssysteem noodzakelijk is;
-
het bouwen van lichtmasten ten behoeve van buitenrijbanen, waarvan de hoogte ten hoogste 10 m bedraagt, indien de afstand tussen de buitenrijbaan en omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt;
-
de regels voor bouwwerken van openbaar nut tot een maximum inhoud van 250 m³, en een maximum hoogte van 8 m;
-
de regels voor niet voor wonen bestemde gebouwen voor natuur- en landschapsbeheer alsmede voor natuur- en landschapseducatie waarvan de oppervlakte ten hoogste 100 m² mag bedragen;
-
de regels voor een grotere oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
de regels voor al dan niet bedrijfsmatig, kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor gronden gelegen binnen deelgebied 1;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op bestaande agrarische middelgrote en grote agrarische bedrijven;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op of binnen een afstand van 50 m vanaf het agrarisch bouwvlak en is voorzien van een landschappelijke inpassing;
-
stacaravans en horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
-
sanitaire voorzieningen worden ondergebracht op het agrarisch bouwvlak in bestaande bebouwing.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Algemene voorwaarden
-
De in de volgende leden omschreven wijzigingsbevoegdheden zijn uitsluitend van toepassing binnen de in de onderstaande tabel ‘wijzigingsbepalingen’ aangewezen deelgebieden.
-
Voor elke wijziging geldt in zijn algemeenheid dat in de afweging in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen alsmede de luchtkwaliteit worden betrokken. Met het oog daarop worden in elk geval de volgende criteria in acht genomen:
-
een functiewijziging mag niet eerder plaatsvinden dan nadat uit een bodemonderzoek is gebleken dat daartegen geen bezwaar bestaat;
-
een functiewijziging mag niet leiden tot een ondoelmatige versnippering van de agrarische gronden;
-
een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting dient inpasbaar te zijn in de landschapsstructuur; waar mogelijk zal door het stellen van voorwaarden een versterking van de landschapsstructuur worden nagestreefd; als voorwaarde zal in ieder geval geëist worden dat geen buitenopslag plaatsvindt. Voldaan dient te worden aan het Beeldkwaliteitsplan Functieverandering Gelderse Vallei d.d. 15 april 2008;
-
een functiewijziging met de daarbij behorende bebouwing en inrichting mag niet leiden tot nadelige gevolgen voor de natuurwaarden in het plangebied zoals die zijn weergegeven op de kaart ‘Natuur- en landschapswaardering’ die deel uitmaakt van deze voorschriften; aandachtspunten hierbij zijn niet alleen de locatie waar de functiewijziging plaatsvindt, maar ook de te verwachten uitstraling die daarvan uitgaat en de Ecologische Hoofd Structuur;
-
de functiewijziging mag niet leiden tot een meer dan marginale vergroting van de verkeersintensiteiten op de bestaande wegenstructuur; in geval de betreffende gronden uitsluitend zijn ontsloten middels een onverharde weg is geen enkele vergroting van de verkeersintensiteit acceptabel;
-
er dient op eigen terrein voldoende parkeerruimte te worden gerealiseerd, in relatie tot de te verwachten parkeerbehoefte; de ontsluiting van het terrein op het wegenstelsel dient te voldoen aan algemene inzichten over verkeersveiligheid;
-
de functiewijziging mag niet leiden tot een onevenredige toename van de hinder op nabijgelegen hindergevoelige functies;
-
bij een functiewijziging dienen de wettelijke bepalingen inzake externe veiligheid met betrekking tot vervoer gevaarlijke stoffen over het spoor in acht te worden genomen;
-
bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden worden de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen in acht genomen;
-
bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden dienen de wettelijke bepalingen inzake natuurregelgeving in acht te worden genomen.
-
Arkemheen en Dasselaar
-
Landgoederenzone
-
Landbouw(ontwikkelings)gebied
-
Intensief rood zwermgebied
-
Extensief roodzwermgebied tussen Krachtighuizen en Voorthuizerstraat
-
Strand Nulde en Randmeer
|
Wijzigingsbepalingen
|
Plan |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
1 |
Actualisering |
W |
|
|
|
|
|
|
3 |
Omschakeling wonen naar wonen met agrarische nevenactiviteiten |
|
|
W |
W |
W |
|
|
4 |
Omschakeling wonen naar agrarisch bedrijf |
|
|
W |
W |
W |
|
|
5 |
Van middelgroot naar groot agrarisch bedrijf |
|
|
W |
W |
W |
|
|
6 |
Wijziging begrenzing bouwvlak |
W |
|
|
|
|
|
|
7 |
Groter bouwvlak |
|
W |
W |
W |
W |
|
|
8 |
Mestsilo buiten bouwperceel |
|
|
W |
W |
|
|
|
9 |
Omschakeling van agrarisch bedrijf naar landelijk bedrijf |
|
|
W |
W |
W |
W |
|
10 |
Omschakeling agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie |
|
|
W |
W |
W |
W |
|
11 |
Omschakeling vrijkomende / leegstaande bebouwing naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie of landelijk bedrijf |
|
W |
W |
W |
W |
W |
|
14 |
Omschakeling agrarisch bedrijf naar burgerwoning |
|
W |
W |
W |
W |
W |
|
15 |
Omschakeling niet-agrarisch of landelijk bedrijf naar burgerwoning |
|
W |
W |
W |
W |
W |
|
16 |
Omschakeling wonen met agrarische nevenactiviteiten naar burgerwoning |
|
W |
W |
W |
W |
W |
|
17 |
Bouw van een extra woning / wooneenheden na bedrijfsbeëindiging |
|
W |
W |
W |
W |
W |
|
20 |
Bos en natuurontwikkeling |
|
W |
W |
|
|
W |
W |
23 |
Aanleg fietspaden |
|
W |
W |
W |
W |
W |
W |
24 |
Antennemasten |
|
|
|
W |
W |
|
|
26 |
Archeologische waarden |
|
W |
W |
W |
W |
W |
W |
W: Wijzigingsbevoegdheid toegestaan
Wijzigingsbevoegdheden
11.2 Actualisering
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van de actualisering van de in het bestemmingsplan opgenomen verwijzing naar wetten, verordeningen, circulaires, publicaties, instanties en dergelijke. De wijziging wordt uitsluitend toegepast indien het handhaven van de in de voorschriften opgenomen redactie tot onduidelijkheden en/of onjuistheden met het oog op de verwijzing leidt. Een eventueel bij de actualisering op te nemen verwijzing naar de aangepaste wetten, verordeningen, circulaires, publicaties en instanties wordt alleen opgenomen indien deze aanpassingen geen inhoudelijke beleidswijziging betreffen.
11.3 Omschakeling wonen naar wonen met agrarische nevenactiviteiten
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming ‘Wonen’ in de functie wonen met agrarische nevenactiviteiten, met dien verstande, dat:
-
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van de agrarische nevenactiviteit niet meer mag bedragen dan 650 m²;
-
het niet betreft agrarische nevenactiviteiten in de vorm van intensieve veehouderij buiten de op de plankaart als ‘lanbouwontwikkelingsgebied’ aangegeven gronden.
11.4 Omschakeling wonen naar agrarisch bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van een agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat een nieuw agrarisch bouwvlak uitsluitend is toegestaan indien:
-
-
aangetoond wordt dat een zodanig groot productievolume ontstaat dat sprake is van een middelgroot dan wel groot agrarisch bedrijf;
-
aangetoond wordt dat het nieuwe agrarische bouwperceel, gelet op de omvang, ligging en aard van het agrarische bedrijf ten opzichte van in de nabijheid gelegen functies een zodanig beperkte milieuhinder zal veroorzaken dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate worden geschaad;
-
aangetoond wordt dat, gelet op de bedrijfsomvang, een grotere oppervlakte aan bebouwing noodzakelijk is;
-
het niet betreft wijziging naar een intensieve veehouderij;
-
de oppervlakte van het nieuwe bouwperceel maximaal 0,75 ha bedraagt bij wijziging naar een middelgroot agrarisch bedrijf en maximaal 1 ha bij wijziging naar een groot agrarisch bedrijf.
-
11.5 Van middelgroot naar groot agrarisch bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het omzetten van een op de plankaart aangegeven middelgroot agrarisch bedrijf naar een groot agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
aangetoond wordt dat er sprake is van structurele vergroting van het productievolume waardoor een groot agrarisch bedrijf ontstaat;
-
ten aanzien van intensieve veehouderij mag uitsluitend omzetting plaatsvinden voor zover het desbetreffende bedrijf qua vergunningssituatie milieugebruiksruimte heeft voor uitbreiding;
-
de bebouwingsregeling voor een groot agrarisch bedrijf zoals neergelegd in artikel 3 en 4 van overeenkomstige toepassing is.
11.5 Van middelgroot naar groot agrarisch bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het omzetten van een op de plankaart aangegeven middelgroot agrarisch bedrijf naar een groot agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
-
aangetoond wordt dat er sprake is van structurele vergroting van het productievolume waardoor een groot agrarisch bedrijf ontstaat;
-
ten aanzien van intensieve veehouderij mag uitsluitend omzetting plaatsvinden voor zover het desbetreffende bedrijf qua vergunningssituatie milieugebruiksruimte heeft voor uitbreiding;
-
de bebouwingsregeling voor een groot agrarisch bedrijf zoals neergelegd in artikel 3 en 4 van overeenkomstige toepassing is.
11.6 Wijziging begrenzing bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het wijzigen van de grenzen van het bouwvlak voor agrarische bedrijven, met dien verstande, dat voor intensieve veehouderijen de in bijlage I ‘Oppervlakte intensieve veehouderijbedrijven > 16 NGE’ genoemde oppervlakte niet mag worden vergroot.
11.7 Groter bouwvlak
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen voor het vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak voor agrarische bedrijven tot een oppervlakte van maximaal 1,5 ha, met dien verstande dat:
-
de bedrijfseconomische noodzaak van de uitbreiding moet zijn aangetoond;
-
het niet betreft intensieve veehouderijen: Voor zover het intensieve veehouderijen betreft mag het agrarische bouwvlak met 30% worden vergroot, met daarboven nog 10% ten behoeve van het voldoen aan eisen met betrekking tot het dierenwelzijn, mits het aantal dierplaatsen niet wordt uitgebreid;
-
de uitbreiding plaatsvindt ten behoeve van agrarische activiteiten.
11.8 Mestsilo buiten bouwperceel
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van mestopslag met een omvang van ten hoogste 2500 m³ en een maximale hoogte van 8 m, met dien verstande dat:
-
de bedrijfseconomische noodzaak is aangetoond;
-
aangetoond is dat de mestsilo niet op het bouwperceel kon worden ingepast;
-
de mestsilo aansluitend aan het agrarisch bouwvlak geplaatst wordt.
11.9 Omschakeling van agrarisch bedrijf naar landelijk bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen, voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van landelijke bedrijven, met dien verstande dat:
-
de nieuwe vorm van bedrijvigheid duidelijk minder schadelijk dient te zijn voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
het nieuw te vestigen bedrijf onder ‘landelijke bedrijven’ vermeld staat in de bijlage ‘lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’, dan wel een voor wat de aard, omvang en hinder betreft vergelijkbaar bedrijf;
-
de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
voor de maatvoering van de bebouwing de geldende bouwvoorschriften op overeenkomstige bebouwing worden toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
hergebruik of nieuwbouw uitsluitend is toegestaan tot maximaal 1.000 m² in deelgebieden 3a, 3b, 4 en 5 en maximaal 750 m² daarbuiten, en mits de bebouwing op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving wordt ingepast, een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
Hergebruik of nieuwbouw |
Te slopen bij hergebruik |
Te slopen bij nieuwbouw |
tot 500 m² |
zelfde oppervlak |
tweemaal zoveel |
501-750 m² |
tweemaal zoveel |
driemaal zoveel |
751-1.000 m² |
driemaal zoveel |
viermaal zoveel |
-
de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in deelgebied 2 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld.
-
bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
het vrijkomende deel van het bouwperceel wordt op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving ingepast.
-
de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
bedrijfsactiviteiten vinden, voorzover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaats;
-
het nieuwe gebruik dient noch op korte, noch op lange termijn te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
buitenopslag niet is toegestaan, tenzij het betreft specifieke activiteiten aan welke buitenopslag eigen is, in welk kader een nadere afweging plaatsvindt van het gebruik van de buitenruimte;
-
detailhandel is niet toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig zullen worden geschaad;
-
aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op het (bestemde) eigen terrein zal plaatsvinden;
-
de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden niet onevenredig worden geschaad.
11.10 Omschakeling agrarisch bedrijf naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie
Burgemeester en Wethouders kunnen, overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak dan wel gronden met de functie wonen met agrarische nevenactiviteiten ten behoeve van niet-agrarische bedrijven dan wel verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven, met dien verstande dat:
-
de nieuwe vorm van bedrijvigheid duidelijk minder schadelijk dient te zijn voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
het nieuw te vestigen bedrijf onder ‘verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven’ dan wel onder ‘niet-agrarische bedrijven’ vermeld staat in bijlage ‘lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’, of voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar is met een in deze bijlage vermeld bedrijf;
-
de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
voor de maatvoering van de bebouwing de geldende bouwvoorschriften op overeenkomstige bebouwing worden toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
-
bedrijfsactiviteiten, voorzover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaatsvinden;
-
het nieuwe gebruik noch op korte, noch op lange termijn dient te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
detailhandel niet is toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
hergebruik of nieuwbouw uitsluitend is toegestaan tot maximaal 1.000 m² in deelgebieden 3a, 3b en 4 en maximaal 750 m² daarbuiten, en mits de bebouwing op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving wordt ingepast, een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
Hergebruik of nieuwbouw |
Te slopen bij hergebruik |
Te slopen bij nieuwbouw |
tot 500 m² |
zelfde oppervlak |
tweemaal zoveel |
501-750 m² |
tweemaal zoveel |
driemaal zoveel |
751-1.000 m² |
driemaal zoveel |
viermaal zoveel |
-
de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in deelgebied 2 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld;
-
bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig zullen worden geschaad;
-
de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden niet onevenredig worden geschaad.
11.11 Omschakeling vrijkomende/leegstaande bebouwing naar niet-agrarisch bedrijf, verblijfsrecreatie en dagrecreatie of landelijk bedrijf
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de bestemmingen ‘Agrarisch’, ‘Agrarisch met waarden - Landschapswaarden’, ‘Wonen’ en de functie wonen met agrarische nevenactiviteiten ten behoeve van niet-agrarische bedrijven, landelijke bedrijven dan wel verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven, met dien verstande dat:
-
de nieuwe vorm van bedrijvigheid duidelijk minder schadelijk dient te zijn voor natuur en milieu dan de huidige agrarische bedrijvigheid;
-
de wijziging betrekking heeft op een bedrijf dat is opgenomen onder ‘verblijfs- en dagrecreatieve bedrijven’, ‘landelijke bedrijven’ dan wel onder ‘niet-agrarische bedrijven’ in bijlage 3 ‘lijst nieuwvestiging landelijke, verblijfs- en dagrecreatieve en niet-agrarische bedrijven’, of voor wat betreft aard, omvang en hinder vergelijkbaar is met een in deze bijlage vermeld bedrijf;
-
de omvang en aard van de nieuwe functie en de bebouwing dient te passen binnen de voorgestane ontwikkeling van het gebied waar de bebouwing voorkomt;
-
voor de maatvoering van de bebouwing de geldende bouwvoorschriften op overeenkomstige bebouwing worden toegepast, mits de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen niet wordt vergroot;
-
aangetoond wordt dat er geen sprake zal zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking en dat het parkeren op eigen (bestemde) terrein zal plaatsvinden;
-
bedrijfsactiviteiten, voorzover deze geen betrekking hebben op de productiegronden, zoveel mogelijk binnen de gebouwen plaatsvinden;
-
het nieuwe gebruik noch op korte, noch op lange termijn dient te leiden tot een aanmerkelijke behoefte aan uitbreiding van het bebouwde oppervlak;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
detailhandel niet is toegestaan, tenzij het betreft de verkoop van op het bedrijf geproduceerde producten en gewassen;
-
eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, beschikbaar blijven of komen voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied;
-
de bebouwing wordt hergebruikt;
-
hergebruik of nieuwbouw uitsluitend is toegestaan tot maximaal 1.000 m² in deelgebieden 3a, 3b en 4 en maximaal 750 m² daarbuiten, en mits de bebouwing op een landschappelijk verantwoorde wijze in de omgeving wordt ingepast, een en ander overeenkomstig de onderstaande tabel en onder de volgende voorwaarden:
Hergebruik of nieuwbouw |
Te slopen bij hergebruik |
Te slopen bij nieuwbouw |
tot 500 m² |
zelfde oppervlak |
tweemaal zoveel |
501-750 m² |
tweemaal zoveel |
driemaal zoveel |
751-1.000 m² |
driemaal zoveel |
viermaal zoveel |
-
-
-
de volgens de tabel te slopen oppervlakte aan bebouwing boven de 500 m² kan in deelgebied 2 worden gecompenseerd door het aanbrengen van nieuwe natuur en landschapselementen, waarbij voor elke 100 m² die niet wordt gesloopt 0,5 ha nieuwe natuur wordt ingericht met 1.000 m² landschapselementen. De gronden moeten worden ingericht met het oog op een duurzaam beheer volgens een door de gemeente goedgekeurd beplantings- en beheersplan, dat op basis van het landschapsbeleidsplan is opgesteld;
-
bij de in de tabel aangegeven berekening van de bebouwde oppervlakte wordt de oppervlakte van een eventueel aanwezige bedrijfswoning (inclusief maximaal 80 m² aan bij die bedrijfswoning behorende bijgebouwen) buiten beschouwing gelaten;
-
de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
de aanwezige bebouwing welke uitstijgt boven de toegestane oppervlakte dient te worden gesloopt;
-
-
-
de waarden van omringende functies, welke het plan beoogt te beschermen, niet onevenredig zullen worden geschaad;
-
de belangen van rechthebbenden en andere belanghebbenden niet onevenredig worden geschaad.
11.12 Omschakeling agrarisch bedrijf naar burgerwoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij agrarische bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak ten behoeve van wonen of wonen met agrarische nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
-
uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot die woning(en) behorende voormalige bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen;
-
voor wat betreft wonen met de voorschriften wordt aangesloten bij de voorschriften die van toepassing zijn voor de bestemming ‘Wonen’;
-
alle voormalige bedrijfsgebouwen worden afgebroken, waarbij
150 m² ten behoeve van bijgebouwen mag worden gehandhaafd; -
het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande, dat splitsing van de bestaande woning in twee woningen is toegestaan onder de voorwaarde dat wordt voldaan aan de bij of krachtens de Wet geluidhinder gestelde bepalingen.
11.13 Omschakeling niet-agrarisch of landelijk bedrijf naar burgerwoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij bedrijfsbeëindiging omzetten van de bestemming ‘Bedrijf’ of ‘Bedrijf - Landelijk’ ten behoeve van wonen, met dien verstande dat:
-
uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen;
-
alle voormalige bedrijfsgebouwen worden afgebroken, waarbij
150 m² ten behoeve van bijgebouwen mag worden gehandhaafd; -
de inhoud van de woning niet meer dan 600 m³ mag bedragen en de oppervlakte van de bijbehorende bijgebouwen niet meer dan 150 m² of niet meer dan de bestaande inhoud.
11.14 Omschakeling wonen met agrarische nevenactiviteiten naar burgerwoning
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het bij bedrijfsbeëindiging omzetten van de functie wonen met agrarische nevenactiviteiten ten behoeve van wonen, met dien verstande dat:
-
uitsluitend de bedrijfswoning(en) alsmede de tot hetzelfde gebouw behorende voormalige bedrijfsruimte(n) mag/mogen worden gebruikt voor wonen;
-
alle voormalige bedrijfsgebouwen worden afgebroken, waarbij
150 m² ten behoeve van bijgebouwen mag worden gehandhaafd; -
de inhoud van de woning niet meer dan 600 m³ mag bedragen en de oppervlakte van de bijbehorende bijgebouwen niet meer dan 150 m² of niet meer dan de bestaande inhoud.
11.15 Bouw van een extra woning / wooneenheden na bedrijfsbeëindiging
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de binnen de bestemming ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ voor de op de plankaart met ‘groot agrarisch bedrijf’ of ‘middelgroot agrarisch bedrijf’ aangewezen gronden en de bestemmingen ‘Bedrijf’, en ‘Bedrijf - Landelijk’, wijzigen in de bestemming ‘Wonen’ ten behoeve van de bouw van een extra woning c.q. het realiseren van wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
-
de wijziging kan uitsluitend plaatsvinden indien er sprake is van bedrijfsbeëindiging;
-
de bepalingen bij of krachtens de Wet geluidhinder dienen in acht te worden genomen;
-
de wijziging is mogelijk indien alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt overeenkomstig de onderstaande tabel:
Minimaal te slopen bebouwing |
Maximale inhoud woongebouw |
≥ 1.000 m² |
600 m³ |
≥ 2.000 m² |
800 m³ |
≥ 3.000 m² |
2 x 600 m³ |
met dien verstande, dat:
-
-
indien ombouw van bestaande bebouwing naar wooneenheden niet mogelijk is, maximaal twee (geschakelde) woongebouwen mogen worden gebouwd;
-
het samenvoegen van de sloopoppervlakte van maximaal twee locaties is toegestaan om tot de ingevolge de tabel vereiste oppervlakte te komen, mits op beide locaties tegelijkertijd alle aanwezige bebouwing wordt gesloopt en van beide locaties in één en dezelfde wijzigingsprocedure de (agrarische) bedrijfsfunctie wordt verwijderd;
-
-
de hierboven aangegeven sloopverplichting is niet van toepassing op bebouwing met karakteristieke en/of cultuurhistorische waarden, deze bebouwing wordt echter wel meegeteld bij de berekening;
-
aangetoond dient te worden dat de extra woning of de wooneenheden passen in de gemeentelijke woningbouwprogrammering;
-
voor wat betreft de bouwvoorschriften voor de voormalige bedrijfswoning zijn de voorschriften zoals neergelegd in de bestemming ‘Wonen’ van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de oppervlakte van de voormalige agrarische gebouwen dient te worden teruggebracht tot maximaal 150 m² aan niet voor wonen bestemde gebouwen;
-
de extra woning dient binnen het (voormalig) agrarisch bouwvlak te worden gesitueerd, of in deelgebied 4 en 5;
-
de inhoud van de extra woning dan wel van een woonheid mag niet meer bedragen dan 600 m³;
-
de oppervlakte aan bijgebouwen mag per nieuw te bouwen wooneenheid maximaal 50 m²;
-
de extra woning dient goed in het landschap te worden ingepast;
-
met de voorschriften voor de extra woning en de woonheden wordt aangesloten bij de voorschriften die van toepassing zijn voor de bestemming ‘Wonen’;
-
de oppervlakte van het woonperceel (bebouwing met bijbehorend erf) mag niet meer bedragen dan 1.500 m²;
-
eventuele bijbehorende gronden die geen erffunctie hebben, blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het betrokken gebied.
-
11.16 Bos- en natuurontwikkeling
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van bos- of natuurontwikkeling dan wel de verplaatsing van houtopstanden. Ontwikkeling van natuur en/of bos kan onder andere plaatsvinden ter uitvoering van de volgende provinciale natuurdoelen:
-
het handhaven van de openheid van het landschap en het scheppen van hydrologische condities ten behoeve van weidevogels;
-
behouden en versterken van het karakteristieke landschap;
-
herstellen van ecologisch waardevolle beeksystemen;
-
realiseren van ecologische verbindingszones;
-
realiseren van natte landschapselementen voor amfibieën;
-
behouden en versterken van bijzondere bossen.
Wijziging zal plaatsvinden met inachtneming van het provinciaal beleid inzake bos- en natuurcompensatie en de Boswet.
Bij de wijziging zal tevens worden voorzien in de bescherming van de natte delen van de Ecologische Hoofd Structuur en de bijbehorende beschermingszones.
11.17 Aanleg fietspaden
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van (recreatieve) fietsverbindingen, mits geen aantasting optreedt van de gebiedsspecifieke kwaliteiten, waaronder begrepen de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden van het desbetreffende gebied.
11.18 Antennemasten
Burgemeester en Wethouders kunnen overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen voor wat betreft het omzetten van de ter plaatse geldende bestemming ten behoeve van nutsvoorzieningen, voor het oprichten van een antennemast met dien verstande dat:
-
de hoogte van de mast maximaal 50 m bedraagt;
-
het oprichten van de mast vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar dient te zijn;
-
aangetoond dient te worden dat het oprichten van een mast uit oogpunt van een goede telecommunicatie noodzakelijk is.
11.19 Archeologische waarden
Met toepassing van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening kunnen burgemeester en wethouders het plan wijzigen in die zin dat de plankaart wordt gewijzigd door één of meer locaties te bestemmen voor ‘Waarde - Archeologie’, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 12 Algemene procedureregels
De toepassing van de bevoegdheid tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het ruimtelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid.
In de afweging worden in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen betrokken, alsmede -in voorkomend geval- de waarden terzake van de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de Ecologische Hoofdstructuur en de externe werking die uit de richtlijnen voortvloeien.
Artikel 13 Werken en werkzaamheden
-
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden ten behoeve van landschaps- en natuurwaarden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de hierna genoemde gronden voorkomende waarden zoals aangegeven op de kaart ‘Natuur- en landschapswaardering’ de navolgende werken uit te voeren:
Andere werken
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Houtopstanden (H)
-
-
-
-
x
-
-
-
x
Reliëf (R)
x
-
-
-
x
x
x
x
-
(Kleinschalige) Openheid (O)
-
-
-
-
x
x
-
x
-
Onverharde Wegen (OW)
x
-
x
-
-
x
x
-
-
Waterhuishouding (WA)
x
x
-
x
x
x
x
-
-
Verkaveling (V)
x
-
x
x
-
x
-
-
-
Weidevogels (W)
-
x
x
x
x
x
x
x
-
Dassen (D)
x
x
x
-
x
x
x
-
x
x omgevingsvergunningsplichtig
- niet omgevingsvergunningsplichtig
andere werken:
-
het vergraven en egaliseren van gronden;
-
werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstanden beogen of tengevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
-
het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verruimen en dempen van bestaande waterlopen en kolken;
-
het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
-
het ophogen van gronden en aanleggen van geluidswallen;
-
diepploegen, zijnde het extra diep, 40 cm of meer, omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
-
het bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
-
het rooien van randbeplanting op erven en groensingels langs hoofdwegen.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van het werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
-
Bij de afweging als bedoeld in lid 2 wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming.
-
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 is vereist voor:
-
werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
-
werken welke op het moment van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.
-
Omgevingsvergunning voor de aanleg van buitenrijbanen
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een buitenrijbaan aan te leggen, met uitzondering van de gronden, gelegen binnen bouwpercelen die op de plankaart zijn bestemd als ‘Agrarisch’ en ‘Agrarisch met waarden – Landschapswaarden’ en zijn aangeduid met ‘groot agrarisch bedrijf’ en ‘middelgroot agrarisch bedrijf’.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 1 mag alleen worden verleend indien:
-
de afstand tot de omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt. Wanneer geen lichtmasten worden aangebracht mag de afstand minimaal 30 m bedragen;
-
de afstand tot de bebouwing op eigen terrein maximaal 10 m bedraagt;
-
door de uitvoering van het werk dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.
-
Bij de afweging als bedoeld in lid 2 wordt in ieder geval betrokken de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming alsmede de waarden die op de kaart ‘Natuur- en landschapswaardering’ zijn aangegeven.
Artikel 14 Uitsluiting aanvullende werking van de bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
-
bereikbaarheid gebouwen voor wegverkeer;
-
bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
-
parkeergelegenheid;
-
ruimte tussen bouwwerken;
-
erf- en terreinafscheidingen;
-
bepalingen met betrekking tot de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat bij het ontbreken van een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing wegen een afstand van ten minste 20 m, tot de as van de weg wordt nagestreefd dan wel ten minste de bestaande afstand indien deze kleiner is.
Artikel 15 Wet geluidhinder
Voor zover dit plan uitbreiding en/of nieuwbouw van het aantal woningen in het plangebied toestaat, zijn de volgende bepalingen van toepassing:
-
de gevelbelasting als gevolg van verkeerslawaai mag niet meer bedragen dan 48 dB;
-
de gevelbelasting als gevolg van spoorweglawaai mag niet meer bedragen dan 55 dB;.
-
afwijkingen hiervan zijn uitsluitend toelaatbaar overeenkomstig de verkregen ontheffing voor toepassing van hogere waarden.
-
