Het bevoegd gezag kan -tenzij op grond van de regels in het hoofdstuk ‘Bestemmingsregels’ terzake reeds af kan worden geweken- bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
de ligging van bestemmingsgrenzen zoals deze in het terrein aan de hand van de plankaart ten opzichte van terreinkenmerken wordt bepaald, tot een afwijking van ten hoogste 10% ten einde deze bij definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
-
de regels voor:
-
het bouwen van antennes, waarvan de hoogte ten hoogste
15 m mag bedragen;
-
het bouwen van een sirenemast waarvan de hoogte ten hoogste 18 m mag bedragen, indien dit voor de verwerkelijking van een adequaat waarschuwingssysteem noodzakelijk is;
-
het bouwen van lichtmasten ten behoeve van buitenrijbanen, waarvan de hoogte ten hoogste 10 m bedraagt, indien de afstand tussen de buitenrijbaan en omliggende woningen minimaal 50 m bedraagt;
-
de regels voor bouwwerken van openbaar nut tot een maximum inhoud van 250 m³, en een maximum hoogte van 8 m;
-
de regels voor niet voor wonen bestemde gebouwen voor natuur- en landschapsbeheer alsmede voor natuur- en landschapseducatie waarvan de oppervlakte ten hoogste 100 m² mag bedragen;
-
de regels voor een grotere oppervlakte aan bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
de regels voor al dan niet bedrijfsmatig, kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
-
de omgevingsvergunning niet wordt verleend voor gronden gelegen binnen deelgebied 1;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan binnen de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op bestaande agrarische middelgrote en grote agrarische bedrijven;
-
kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op of binnen een afstand van 50 m vanaf het agrarisch bouwvlak en is voorzien van een landschappelijke inpassing;
-
stacaravans en horeca-activiteiten niet zijn toegestaan;
-
sanitaire voorzieningen worden ondergebracht op het agrarisch bouwvlak in bestaande bebouwing.
