De toepassing van de bevoegdheid tot het bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan is beperkt tot incidentele gevallen, waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het ruimtelijk beeld;
-
de verkeersveiligheid.
In de afweging worden in ieder geval de agrarische, landschappelijke, verkeerstechnische en milieuhygiënische belangen betrokken, alsmede -in voorkomend geval- de waarden terzake van de Vogelrichtlijn, de Habitatrichtlijn en de Ecologische Hoofdstructuur en de externe werking die uit de richtlijnen voortvloeien.
