|
||||
artikel 13 Woongebied |
||||
|
|
|
||
|
|
|
||
13.1.
Bestemmingsomschrijving |
||||
|
|
|
||
De
voor ÔWoongebiedÕ aangewezen gronden zijn bestemd voor: |
||||
a. |
woningen,
al dan niet in combinatie met ruimte voor: |
|||
|
1 |
een
aan huis verbonden beroep; |
||
|
2 |
kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten voor zover bestaand; |
||
b. |
ter
plaatse van de aanduiding ÔwoonwagenstandplaatsÕ tevens maximaal acht
woonwagens; |
|||
c. |
ter
plaatse van de aanduiding ÔdetailhandelÕ tevens: |
|||
|
1 |
een
parketwinkel ter plaatse van het perceel Lyclemaweg 21; |
||
|
2 |
een
winkel ten behoeve van de verkoop van motorfietsen ter plaatse van het
perceel Lyclemaweg 87; |
||
d. |
aanbouwen,
uitbouwen en bijgebouwen; |
|||
e. |
ter
plaatse van de aanduiding ÔgarageÕ, tevens garageboxen; |
|||
met
daaraan ondergeschikt: |
||||
|
|
|||
f. |
tuinen
erven en binnenterreinen; |
|||
g. |
woonstraten,
voet- en fietspaden en op- en inritten; |
|||
h. |
groenvoorzieningen; |
|||
i. |
parkeervoorzieningen; |
|||
j. |
speelvoorzieningen; |
|||
k. |
water; |
|||
l. |
gebouwen
ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen; |
|||
met
daarbij behorende: |
||||
|
|
|||
m. |
bouwwerken
geen gebouw zijnde. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
13.2.
Bouwregels |
||||
|
|
|||
13.2.1 |
Voor
het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: |
|||
a. |
als
hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd; |
|||
b. |
het
bestaande aantal woningen per bouwvlak mag niet worden vergroot; |
|||
c. |
gebouwen
mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|||
d. |
een
hoofdgebouw mag uitsluitend in of maximaal 2 m achter de naar de weg gekeerde
bouwgrens worden gebouwd, dan wel ten hoogste de afstand achter de naar de
weg gekeerde bouwgrens van het bestaande hoofdgebouw indien deze groter is; |
|||
e. |
de
horizontale diepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 15 m bedragen, dan
wel de bestaande horizontale diepte; |
|||
f. |
de
afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder
dan 2 m bedragen, met dien verstande dat deze regel niet van toepassing is op
de aangebouwde zijden van halfvrijstaande of rijenwoningen; |
|||
g. |
de
goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de
verbeelding is aangegeven, dan wel de bestaande hoogte, indien deze hoger is. |
|||
|
|
|||
13.2.2. |
Voor
het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels: |
|||
a. |
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen, niet zijnde garageboxen, mogen uitsluitend
binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|||
b. |
aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op niet minder dan 5 m achter
de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan
worden gebouwd; |
|||
c. |
de
gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een
hoofdgebouw mag niet meer dan 75 m² bedragen, met dien verstande dat het
bebouwingspercentage van het als zij- en achtererf aan te duiden deel van een
bouwperceel niet meer dan 50 % mag bedragen; |
|||
d. |
ter
plaatse van de aanduiding ÔbijgebouwenÕ mogen enkel bijgebouwen met een
platte afdekking worden opgericht; |
|||
e. |
de
bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een platte afdekking
mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een maximum
van 4 m; |
|||
f. |
de
goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een
kap mag niet meer bedragen dan de goothoogte van het hoofdgebouw, met een
maximum van 4 m; |
|||
g. |
de
bouwhoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw met een afdekking met een
kap mag niet meer bedragen dan 5,5 m dan wel de bestaande bouwhoogte, met
dien verstande dat de bouwhoogte op de zijdelingse perceelgrens niet meer mag
bedragen dan 3 m, tenzij sprake is van een aaneen te bouwen aan- en uitbouw
of een bijgebouw met een afdekking met een kap; |
|||
h. |
de
afstand van een aan- en uitbouw en een bijgebouw tot de zijdelingse
perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, behoudens bij plaatsing op
deze perceelgrens. |
|||
|
|
|||
13.2.3 |
Voor
het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels: |
|||
a. |
garageboxen
mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ÔgarageÕ; |
|||
b. |
de
bouwhoogte bedraagt ten hoogste 3 m. |
|||
|
|
|||
13.2.4 |
Voor
het bouwen van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en verkeers- en
verblijfsdoeleinden geldt dat: |
|||
a. |
de
inhoud niet meer dan 75 m³ mag bedragen; |
|||
b. |
de
bouwhoogte niet meer dan 3 m mag bedragen. |
|||
|
|
|||
13.2.5 |
Voor
het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: |
|||
a. |
bouwwerken,
geen gebouwen zijnde mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; |
|||
b. |
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m
bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde v——r de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet
meer dan 2 m mag bedragen, met uitzondering van licht- en vlaggenmasten, waarvan
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m; |
|||
c. |
in
afwijking van het gestelde in sub a en b mogen erf- en terreinafscheidingen
buiten een bouwvlak worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte van erf- en
terreinafscheidingen niet meer dan 2 m mag bedragen, met dien verstande dat
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen v——r de naar de weg gekeerde
gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m mag bedragen. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
13.3.
Ontheffing van de bouwregels |
||||
|
|
|||
13.3.1 |
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: |
|||
a. |
het
bepaalde in 13.2.1 sub e en toestaan dat de horizontale diepte van een
hoofdgebouw wordt vergroot, met dien verstande dat het verlenen van
ontheffing niet mag leiden tot een, in relatie tot de afstand ten opzichte
van het hoofdgebouw op het achterliggende perceel, onevenredige verdichting
van het binnenterrein ter plaatse; |
|||
b. |
het
bepaalde in 13.2.1 sub f en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse
perceelgrens wordt verkleind tot niet minder dan 1 m; |
|||
c. |
het
bepaalde in 13.2.1 sub g en toestaan dat de goot- en/of bouwhoogte van een
hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 6 respectievelijk 10 m; |
|||
d. |
het
bepaalde in 13.2.2 sub b en toestaan dat een aanbouw voor of op minder dan 2
m achter (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het
hoofdgebouw wordt gebouwd, mits |
|||
|
1 |
de
horizontale diepte voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s)
van het hoofdgebouw niet meer dan 2 m bedraagt; |
||
|
2 |
deze
aanbouwen, in afwijking van het bepaalde in 13.2.2 sub d, e en f, geen
grotere bouw- en goothoogte hebben dan 4 m, en; |
||
|
3 |
het
bepaalde in 13.2.2 sub a (bouwen binnen bouwvlak) in acht wordt genomen; |
||
e. |
het
bepaalde in 13.2.2 sub c en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de
aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot
maximaal 100 m², met dien verstande dat het in 13.2.2 sub c genoemde
bebouwingspercentage in acht wordt genomen; |
|||
f. |
het
bepaalde in 13.2.2 sub g en toestaan dat de bouwhoogte aan een aan- of
uitbouw of een bijgebouw met een afdekking met een kap wordt vergroot tot
maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw, met dien verstande dat de
dakhelling niet meer bedraagt dan de dakhelling van het hoofdgebouw. |
|||
|
|
|||
13.3.2 |
De
in 13.3.1 genoemde ontheffingen kunnen slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|||
a. |
het
straat- en bebouwingsbeeld; |
|||
b. |
de
woonsituatie; |
|||
c. |
de
verkeersveiligheid; |
|||
d. |
de
sociale veiligheid; |
|||
e. |
de
milieusituatie; |
|||
f. |
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
13.4.
Specifieke gebruiksregels |
||||
|
|
|||
13.4.1 |
Voor
het stallen van woonwagens gelden de volgende regels: |
|||
- |
ter
plaatse van de aanduiding woonwagenstandplaats mogen maximaal acht woonwagens
worden gestald. |
|||
|
|
|||
13.4.2 |
Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval het volgende
gerekend: |
|||
a. |
het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van
bedrijfsmatige activiteiten, anders dan een aan huis verbonden beroep, tenzij
het betreft bestaande kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten; |
|||
b. |
het
gebruik van bijgebouwen voor bewoning; |
|||
c. |
het
gebruik van bijgebouwen voor bed&breakfast. |
|||
|
|
|||
13.5. Ontheffing
van de gebruiksregels |
||||
|
|
|||
13.5.1 |
Burgemeester
en wethouders kunnen ontheffing verlenen van: |
|||
|
|
|||
|
het
bepaalde in 13.4.2 sub a en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruik
ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten. |
|||
|
|
|||
13.5.2 |
De
in 13.5.1 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend, mits geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van: |
|||
a. |
het
straat- en bebouwingsbeeld; |
|||
b. |
de
woonsituatie; |
|||
c. |
de
verkeersveiligheid; |
|||
d. |
de
sociale veiligheid; |
|||
e. |
de
milieusituatie; |
|||
f. |
de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. |
|||
|
|
|||
13.5.3 |
Bij
gebruikmaking van de ontheffingsbevoegdheid is de in artikel 19 opgenomen
procedure van toepassing. |
|||
|
|
|||
|
|
|||
|
|
|||