Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerrein de Barrier. Geldrop
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.BPBEDRDEBARRIER-VP01

4.2 Provinciaal beleid

Interimstructuurvisie en Paraplunota
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening zijn per 1 juli 2008 de Interimstructuurvisie Noord-Brabant ‘Brabant in ontwikkeling’ en de Paraplunota ruimtelijke ordening in werking getreden. De Interimstructuurvisie, vastgesteld door Provinciale Staten, geeft een overzicht van de ruimtelijke belangen en doelen van de provincie Noord-Brabant en de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid. Dit ruimtelijk beleid is uitgewerkt in de Paraplunota. De Paraplunota, vastgesteld door Gedeputeerde Staten, vormt de basis voor het dagelijks handelen van Gedeputeerde Staten en de inzet van de instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening.
 
De Interimstructuurvisie komt inhoudelijk grotendeels overeen met de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Noord-Brabant, zoals uiteengezet in het Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in balans’. Actualiseringen van beleid zijn meegenomen. Zorgvuldig ruimtegebruik is het voornaamste streven. Dit moet worden gerealiseerd door in te zetten op een concentratie van verstedelijking, waarbij het merendeel van de nieuwe woningen en bedrijventerreinen in de stedelijke regio’s terechtkomt. In landelijke regio’s is ruimte voor opvang van de lokale vraag. Zuinig ruimtegebruik in de vorm van inbreiden, herstructureren en intensiveren heeft de voorkeur boven uitbreiding, om zo het ruimtebeslag te beperken.
 
Het hoofdbelang, zorgvuldig ruimtegebruik, is thematisch uitgewerkt in provinciale belangen en doelen. De hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid worden uiteengezet aan de hand van de vijf leidende ruimtelijke principes:
  • meer aandacht voor de onderste lagen;
  • zuinig ruimtegebruik;
  • concentratie van verstedelijking;
  • zonering van het buitengebied;
  • grensoverschrijdend denken en handelen.
De hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid, inclusief de hoofdzonering van het buitengebied, zijn weergegeven op de kaart ‘Ruimtelijke Hoofdstructuur’. In de uitvoeringsagenda geeft de provincie aan welke instrumenten worden ingezet om de belangen en doelen te realiseren.
De Paraplunota bevat de beleidslijnen, die zijn gebaseerd op de vijf leidende principes, zoals vastgesteld in het Streekplan Noord-Brabant 2002 ‘Brabant in balans’. Tevens bevestigt Gedeputeerde Staten in de Paraplunota dat de diverse bestaande beleidsnota’s, waaronder de Uitwerkingsplannen en de Gebieds- en Reconstructieplannen, het uitgangspunt voor het beleid en handelen blijven. Noodzakelijke aanpassingen in verband met nieuwe wetgeving en bestuurlijke besluitvorming zijn meegenomen.
 
Beleidsbrief Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen
Door middel van de beleidsbrief ‘Bedrijventerreinen, zelfstandige kantoorvestigingen, detailhandel en voorzieningen’ (vastgesteld 20 juni 2004) heeft de provincie haar locatiebeleid uitgesproken. Deze beleidsbrief vervangt het provinciaal beleid bedrijventerreinen ‘Op Maat’ van 17 februari 1998 en geeft een handleiding hoe het Streekplan 2002, de Partiële herziening van het Streekplan en de Uitwerkingsplannen, moeten worden vertaald in ruimtelijke plannen.
Een belangrijk uitgangspunt in de beleidsbrief is het streven naar zuinig ruimtegebruik. Uit oogpunt van zuinig ruimtegebruik moet oneigenlijk gebruik van bedrijventerreinen worden voorkomen. De bedrijventerreinen moeten passend zijn in de omgeving. De volgende activiteiten zijn goed inpasbaar in een woonmilieu of gemengd milieu en worden in het algemeen geweerd op een bedrijventerrein:
  • in een stedelijke regio, bedrijven behorend tot de milieucategorie 1 en 21;
  • in een landelijke regio, bedrijven behorend tot de milieucategorie 1;
  • bedrijfswoningen;
  • zelfstandige kantooractiviteiten;
  • voorzieningen (incl. detailhandel), zover niet gerelateerd aan het bedrijventerrein.

1 Met uitzondering van miliieucatogerie 2 bedrijven in een bedrijfsverzamelgebouw
Naast het weren van bepaalde activiteiten op bedrijventerreinen stelt de provincie in het kader van zuinig ruimtegebruik voorts nog enkele algemeen geldende randvoorwaarden aan ruimtelijke plannen voor bedrijventerreinen. Dit zijn:
  • hanteren van een minimale kavelgrootte (> 1.000 m²);
  • hanteren van minimale bouwhoogtes;
  • hanteren van een minimaal bebouwingspercentage van 50% van de kavel.

     
     
Bedrijven met een kavelgrootte groter dan 5.000 m² beschouwt de provincie als bedrijven die vanwege hun aard en schaal niet passen in een landelijke regio. Maatwerk is echter mogelijk bij uitbreiding van bestaande bedrijven. Indien na een uitbreiding groter dan 15% van de bedrijfsoppervlakte de bovengrens van 5.000 m² wordt overschreden, is in de landelijke regio’s een afweging van de ruimtelijke aspecten van de bedrijfsbelangen én regionale afstemming noodzakelijk.
Naast randvoorwaarden ten aanzien van de ruimtelijke en functionele mogelijkheden op bedrijventerreinen, vraagt de provincie bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen tevens om een op het concrete gebied toegespitste (wettelijk vereiste) economische onderbouwing.
Deze onderbouwing kan in algemene zin worden ontleend aan de prognoses uit het Uitwerkingsplan van het Streekplan, maar dient voor de locatie te worden geconcretiseerd. Wanneer van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, dient deze eveneens van een onderbouwing te worden voorzien.De concretisering van beleidsuitspraken aangaande de situering van nieuwe bedrijventerreinen in Geldrop en omliggende gemeenten maakt onderdeel uit van de uitwerkingsopgave van het streekplanbeleid.Deze exercitie maakt onderdeel uit van een uitwerking voor de gehele regio Eindhoven-Helmond. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het Regionaal Structuurplan regio Eindhoven.