Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bedrijventerrein de Barrier. Geldrop
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1771.BPBEDRDEBARRIER-VP01

5.5 Riolering en waterhuishouding

 
Algemeen
In dit hoofdstuk worden de voornaamste zaken uit voorliggend waterhuishoudkundig plan nogmaals samengevat vermeld. Deze samenvatting kan als basis dienen voor de uiteindelijke waterparagraaf, die onderdeel vormt van de ruimtelijke onderbouwing van het plan (bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein de Barrier’).
 
Waterparagraaf
Aanleiding
De aanleiding voor het opstellen van het waterhuishoudkundig plan wordt gevormd door de voorgenomen ontwikkeling van een bedrijventerrein. Deze ontwikkeling dient in waterhuishoudkundig opzicht hydrologisch neutraal gerealiseerd te worden.
 
Locatiebeschrijving
De ontwikkelingslocatie heeft een oppervlakte van circa 3,1 ha. en is voor een groot gedeelte onverhard en braakliggend of in gebruik als weiland. Alleen het noordelijke deel van het terrein is plaatselijk bebouwd en verhard met klinkers en asfalt (circa 27% van de totale ontwikkelingslocatie).
 
De exacte toekomstige verdeling verhard/onverhard oppervlak is op dit moment niet bekend. Vooralsnog wordt uitgegaan van een verhardingspercentage van circa 80%. Het verhard oppervlak neemt hiermee toe van 8.370 m2 naar 24.800 m2 (=+16.430 m2).
 
Bodemopbouw en geohydrologie
Bij een eerder voor onderhavige ontwikkeling opgesteld waterhuishoudkundig plan is een veldonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodem tot circa 1,0 à 2,0 m-mv overwegend bestaat uit zeer fijn tot matig fijn, matig tot sterk siltig zand.
 
Hieronder zijn afwisselende lagen zandige leem en leemhoudend zand aangetroffen tot een diepte van minimaal 3,5 m-mv (maximale boordiepte).
 
De horizontale doorlatendheid in het traject van 0,5 tot 1,0 m-mv (onverzadigde zone) varieert van 0,6 tot 1,5 m/dag. Hieruit blijkt dat de bodem op deze diepte matig tot redelijk geschikt is voor infiltratie van hemelwater.
 
Op basis van een langdurig bemeten TNO-peilbuis op de locatie en veldmetingen wordt de gemiddelde grondwaterstand (GG) voor het gebied ingeschat op circa 19,4 m+NAP (circa 1,6 m-mv). De gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand (GHG respectievelijk GLG) bedragen respectievelijk circa 19,90 m+NAP en 18,85 m+NAP (respectievelijk 1,10 m-mv en 2,15 m-mv). Op basis van de maaiveldhoogten varieert de GHG van 0,7 tot 1,4 m-mv (gemiddeld circa 1,1 m-mv).
 
Voorgesteld hemelwatersysteem
Ontwerp
Op basis van een beschouwing van de voorgenomen planinvulling, locatiespecifieke (geohydrologische) omstandigheden en de wensen van de initiatiefnemer, wordt het bergen en vertraagd afvoeren als meest preferente oplossing beschouwd. Hiermee wordt aangesloten op het plan uit 2006. Er is reeds ruimte gereserveerd binnen het plangebied voor het aanleggen van retentievoorzieningen.
In de retentievoorzieningen wordt het hemelwater tijdelijk geborgen. Vanuit de voorziening zal een deel van het water infiltreren in de bodem en voor het overige vertraagd worden afgevoerd naar de aangrenzende watergangen (spoorsloot en bermsloot A67). Deze watergangen wateren af in oostelijke richting naar de Kleine Dommel.
 
Aan de zuidzijde en westzijde van het plangebied is reeds ruimte gereserveerd voor het creëren van de retentievoorzieningen. Het hemelwater van het totale verharde oppervlak (dak- en wegoppervlak) kan middels een hemelwaterrioolstelsel (HWA-riool) naar de retentievoorzieningen worden geleid.
 
Dimensionering
Op basis van de toename aan verhard oppervlak is de wateropgave berekend1. Bij de maatgevende neerslag van T=10+10% bedraagt de wateropgave 787 m3. Daarnaast dient het systeem getoetst te worden aan een T=100+10%. De wateropgave bedraagt in deze situatie 1.041 m3.
 
Aan de zuidzijde van het plangebied is een strook van 160 m x 7 m beschikbaar en aan de westzijde 150 m x 5 m. De retentievoorziening wordt aangelegd tot het niveau van de GHG (1,1 m-mv). Uitgaande van een talud van 1:1 wordt bij een waterschijf van 0,6 m voldoende bergingscapaciteit gecreëerd. Bij extreme neerslag (T=100+10%) is een waterschijf van 0,75 m noodzakelijk.
 
 
Drooglegging
Uitgaande van het aanleggen van de bodem van de retentievoorziening rond het niveau van de GHG (1,1 m-mv) is bij een neerslagsituatie van T=10+10% sprake van een drooglegging van 0,5 m. Bij een neerslagsituatie van T=100+10% bedraagt de drooglegging 0,35 m.
 
Leeglooptijd
De retentievoorzieningen zullen leeglopen door enerzijds infiltratie en anderzijds door een aan te leggen ‘vertraagde afvoer’ (geknepen leiding) richting de aangrenzende watergangen. Door middel van laatstgenoemde afvoer wordt gegarandeerd dat de voorziening leegloopt. De infiltratiecapaciteit kan als gevolg van bijvoorbeeld dichtslibben sterk afnemen. De infiltratie is derhalve berekend op basis van de helft van het oppervlak van de wanden en de bodem van de voorziening.
 
De vertraagde afvoer is beperkt tot de lokale afvoercoëfficiënt (0,67 l/s/ha) en bedraagt op basis van het totale oppervlak van de planlocatie 7,5 m3/uur. De infiltratiecapaciteit is zoals reeds vermeld berekend op basis van de helft van het oppervlak van de wanden en de bodem van de retentievoorzieningen. Op basis van een doorlatendheid (k-waarde) van 0,5 m/dag bedraagt infiltratiecapaciteit in totaal circa 14,5 m3/uur. Dit betekent dat de bergingscapaciteit van de retentievoorzieningen na de maatgevende bui (T=10+10%) in circa 38 uur (≈ 1,6 dagen) weer volledig beschikbaar is. Bij een extreme neerslagsituatie zal de bergingscapaciteit na circa 49 uur (≈ 2 dagen) weer beschikbaar zijn.
 
Noodoverstort
Het systeem is zodanig gedimensioneerd dat het waterpeil zelfs bij een extreme neerslagsituatie groter dan T=100+10% nog 0,35 m beneden het maaiveld staat. Als gevolg van onvoldoende onderhoud kan de capaciteit van de retentievoorziening (zowel bergings- als infiltratiecapactieit) echter afnemen. Om de kans op wateroverlast te minimaliseren wordt geadviseerd de retentievoorziening dusdanig aan te leggen dat het water bij overvulling te allen tijde richting de watergangen loopt en niet richting het bedrijventerrein.
 
Onderhoud
Om de bergings- en infiltratiecapaciteit te waarborgen dienen de retentievoorzieningen periodiek te worden onderhouden. Geadviseerd wordt tijdig afspraken te maken door wie het onderhoud wordt uitgevoerd. Doordat de retentievoorzieningen droogvallen is onderhoud van de voorzieningen eenvoudig mogelijk. Aan de zuidzijde wordt, tussen de retentievoorziening en de A-watergang (samengevoegde watergang KD52 en bermsloot A67), een obstakelvrij onderhoudspad van 4 meter breed vrijgehouden (zie ook figuur 5.1), zodat onderhoud van deze (overigens niet permanent watervoerende) watergang tevens mogelijk is. Zowel de watergang als de onderhoudsstrook vallen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
 
Droogweerafvoer
Het vuilwater (droogweerafvoer) wordt via een gemeentelijk riool onder de nog te realiseren toegangsweg aangesloten op het gemeentelijke riool in het Bogardeind. Het afvalwater wordt hier vervolgens in noordelijke richting afgevoerd naar de RWZI. Met de aankomende reconstructie van het Bogardeind zal tevens het gemeentelijke rioolstelsel worden vervangen en doorgetrokken tot voorbij de (ongelijkvloerse) kruising met de rijksweg A67. Opgemerkt wordt het vuilwater te allen tijde gescheiden van het schoon hemelwater dient te worden afgevoerd.
 
Overige opmerkingen en aandachtspunten
Tenslotte worden, aanvullend op het ontwerp van het hemelwatersysteem, nog enkele zaken vermeld die van belang zijn voor de gewenste ontwikkeling ter plaatse:
  • Met onderhavige herontwikkeling zal, conform eerdere afspraken met het waterschap en Rijkswaterstaat, de bestaande loop van de leggerwatergang KD52 worden gewijzigd. Deze zal in zuidelijke richting (buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan) worden verplaatst en worden samengevoegd met de bermsloot langs de Rijksweg A67. Het beheer en onderhoud van deze watergang zal voor rekening komen van Waterschap de Dommel;
  • De ontwikkelingslocatie is gelegen in een attentiegebied. Voor alle activiteiten binnen deze zone is een keurontheffing nodig. Voor de voorgenomen samenvoeging van de watergang KD52 met de bermsloot A67 en het dempen van het deel van de watergang KD52 op de onderzoekslocatie is derhalve een keurontheffing nodig;
  • in voorliggend plan is een ‘hydrologisch neutrale’ oplossing beschreven voor de voorgenomen ontwikkeling. Eventueel kan in een later stadium overwogen worden om onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor het hergebruik van hemelwater (proceswater, toiletspoeling e.d.) of bijvoorbeeld het toepassen van vegetatiedaken.
  • Met betrekking tot de ontwateringsdiepte1 wordt door de gemeente Geldrop-Mierlo uitgegaan van 0,7 m ten opzichte van straatpeil. Op basis van de verwachte GHG (gemiddeld circa 1,1 m-mv) wordt ophoging van het terrein met het oog op de ontwateringsdiepte dan ook niet noodzakelijk geacht.
  • Wateroverlast op belendende percelen dient te allen tijde te worden voorkomen. Het verhard en onverhard oppervlak dient dusdanig te worden aangelegd, dat geen afvloeiing plaatsvindt naar deze aangrenzende percelen;
  • Het in dit rapport gepresenteerde ontwerp heeft een globale insteek. Meer gedetailleerde berekeningen (zoals hydraulisch doorrekenen van het afvoerstelsel) dienen nader uitgewerkt te worden;
  • Met het oog op de milieuhygiënische kwaliteit van het af te voeren water, dient bij de nieuwbouw gebruik te worden gemaakt van niet-uitlogende bouwmaterialen. Dit houdt in dat toepassing van materialen zoals zink, koper en lood wordt afgeraden tenzij maatregelen worden getroffen om uitlogen te voorkomen (bijvoorbeeld coaten);
  • Vanwege het toekomstige gebruik van de locatie (bedrijventerrein) wordt het afstromende regenwater van de daken, parkeerplaatsen en de ontsluitingsweg eerst door een zandvang en olie- en vetafscheider geleid, alvorens lozing op de retentievoorzieningen plaatsvindt. Hiermee wordt zoveel mogelijk voorkomen dat de retentievoorziening dichtslibt als gevolg van fijn zand en wordt voorkomen dat in geval van calamiteit of bijvoorbeeld lekkage van (vracht)auto’s olieproducten in het water terechtkomen.