In dit hoofdstuk worden de voornaamste zaken uit voorliggend waterhuishoudkundig plan nogmaals samengevat vermeld. Deze samenvatting kan als basis dienen voor de uiteindelijke waterparagraaf, die onderdeel vormt van de ruimtelijke onderbouwing van het plan (bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein de Barrier’).
De aanleiding voor het opstellen van het waterhuishoudkundig plan wordt gevormd door de voorgenomen ontwikkeling van een bedrijventerrein. Deze ontwikkeling dient in waterhuishoudkundig opzicht hydrologisch neutraal gerealiseerd te worden.
De ontwikkelingslocatie heeft een oppervlakte van circa 3,1 ha. en is voor een groot gedeelte onverhard en braakliggend of in gebruik als weiland. Alleen het noordelijke deel van het terrein is plaatselijk bebouwd en verhard met klinkers en asfalt (circa 27% van de totale ontwikkelingslocatie).
De exacte toekomstige verdeling verhard/onverhard oppervlak is op dit moment niet bekend. Vooralsnog wordt uitgegaan van een verhardingspercentage van circa 80%. Het verhard oppervlak neemt hiermee toe van 8.370 m2 naar 24.800 m2 (=+16.430 m2).
Bij een eerder voor onderhavige ontwikkeling opgesteld waterhuishoudkundig plan is een veldonderzoek uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de bodem tot circa 1,0 à 2,0 m-mv overwegend bestaat uit zeer fijn tot matig fijn, matig tot sterk siltig zand.
Hieronder zijn afwisselende lagen zandige leem en leemhoudend zand aangetroffen tot een diepte van minimaal 3,5 m-mv (maximale boordiepte).
De horizontale doorlatendheid in het traject van 0,5 tot 1,0 m-mv (onverzadigde zone) varieert van 0,6 tot 1,5 m/dag. Hieruit blijkt dat de bodem op deze diepte matig tot redelijk geschikt is voor infiltratie van hemelwater.
Op basis van een langdurig bemeten TNO-peilbuis op de locatie en veldmetingen wordt de gemiddelde grondwaterstand (GG) voor het gebied ingeschat op circa 19,4 m+NAP (circa 1,6 m-mv). De gemiddeld hoogste en gemiddeld laagste grondwaterstand (GHG respectievelijk GLG) bedragen respectievelijk circa 19,90 m+NAP en 18,85 m+NAP (respectievelijk 1,10 m-mv en 2,15 m-mv). Op basis van de maaiveldhoogten varieert de GHG van 0,7 tot 1,4 m-mv (gemiddeld circa 1,1 m-mv).
Voorgesteld hemelwatersysteem
Ontwerp
Op basis van een beschouwing van de voorgenomen planinvulling, locatiespecifieke (geohydrologische) omstandigheden en de wensen van de initiatiefnemer, wordt het bergen en vertraagd afvoeren als meest preferente oplossing beschouwd. Hiermee wordt aangesloten op het plan uit 2006. Er is reeds ruimte gereserveerd binnen het plangebied voor het aanleggen van retentievoorzieningen.
In de retentievoorzieningen wordt het hemelwater tijdelijk geborgen. Vanuit de voorziening zal een deel van het water infiltreren in de bodem en voor het overige vertraagd worden afgevoerd naar de aangrenzende watergangen (spoorsloot en bermsloot A67). Deze watergangen wateren af in oostelijke richting naar de Kleine Dommel.
Aan de zuidzijde en westzijde van het plangebied is reeds ruimte gereserveerd voor het creëren van de retentievoorzieningen. Het hemelwater van het totale verharde oppervlak (dak- en wegoppervlak) kan middels een hemelwaterrioolstelsel (HWA-riool) naar de retentievoorzieningen worden geleid.
Dimensionering
Op basis van de toename aan verhard oppervlak is de wateropgave berekend1. Bij de maatgevende neerslag van T=10+10% bedraagt de wateropgave 787 m3. Daarnaast dient het systeem getoetst te worden aan een T=100+10%. De wateropgave bedraagt in deze situatie 1.041 m3.
Aan de zuidzijde van het plangebied is een strook van 160 m x 7 m beschikbaar en aan de westzijde 150 m x 5 m. De retentievoorziening wordt aangelegd tot het niveau van de GHG (1,1 m-mv). Uitgaande van een talud van 1:1 wordt bij een waterschijf van 0,6 m voldoende bergingscapaciteit gecreëerd. Bij extreme neerslag (T=100+10%) is een waterschijf van 0,75 m noodzakelijk.
Drooglegging
Uitgaande van het aanleggen van de bodem van de retentievoorziening rond het niveau van de GHG (1,1 m-mv) is bij een neerslagsituatie van T=10+10% sprake van een drooglegging van 0,5 m. Bij een neerslagsituatie van T=100+10% bedraagt de drooglegging 0,35 m.
Leeglooptijd
De retentievoorzieningen zullen leeglopen door enerzijds infiltratie en anderzijds door een aan te leggen ‘vertraagde afvoer’ (geknepen leiding) richting de aangrenzende watergangen. Door middel van laatstgenoemde afvoer wordt gegarandeerd dat de voorziening leegloopt. De infiltratiecapaciteit kan als gevolg van bijvoorbeeld dichtslibben sterk afnemen. De infiltratie is derhalve berekend op basis van de helft van het oppervlak van de wanden en de bodem van de voorziening.
De vertraagde afvoer is beperkt tot de lokale afvoercoëfficiënt (0,67 l/s/ha) en bedraagt op basis van het totale oppervlak van de planlocatie 7,5 m3/uur. De infiltratiecapaciteit is zoals reeds vermeld berekend op basis van de helft van het oppervlak van de wanden en de bodem van de retentievoorzieningen. Op basis van een doorlatendheid (k-waarde) van 0,5 m/dag bedraagt infiltratiecapaciteit in totaal circa 14,5 m3/uur. Dit betekent dat de bergingscapaciteit van de retentievoorzieningen na de maatgevende bui (T=10+10%) in circa 38 uur (≈ 1,6 dagen) weer volledig beschikbaar is. Bij een extreme neerslagsituatie zal de bergingscapaciteit na circa 49 uur (≈ 2 dagen) weer beschikbaar zijn.
Noodoverstort
Het systeem is zodanig gedimensioneerd dat het waterpeil zelfs bij een extreme neerslagsituatie groter dan T=100+10% nog 0,35 m beneden het maaiveld staat. Als gevolg van onvoldoende onderhoud kan de capaciteit van de retentievoorziening (zowel bergings- als infiltratiecapactieit) echter afnemen. Om de kans op wateroverlast te minimaliseren wordt geadviseerd de retentievoorziening dusdanig aan te leggen dat het water bij overvulling te allen tijde richting de watergangen loopt en niet richting het bedrijventerrein.
Onderhoud
Om de bergings- en infiltratiecapaciteit te waarborgen dienen de retentievoorzieningen periodiek te worden onderhouden. Geadviseerd wordt tijdig afspraken te maken door wie het onderhoud wordt uitgevoerd. Doordat de retentievoorzieningen droogvallen is onderhoud van de voorzieningen eenvoudig mogelijk. Aan de zuidzijde wordt, tussen de retentievoorziening en de A-watergang (samengevoegde watergang KD52 en bermsloot A67), een obstakelvrij onderhoudspad van 4 meter breed vrijgehouden (zie ook figuur 5.1), zodat onderhoud van deze (overigens niet permanent watervoerende) watergang tevens mogelijk is. Zowel de watergang als de onderhoudsstrook vallen buiten het plangebied van voorliggend bestemmingsplan.
Droogweerafvoer
Het vuilwater (droogweerafvoer) wordt via een gemeentelijk riool onder de nog te realiseren toegangsweg aangesloten op het gemeentelijke riool in het Bogardeind. Het afvalwater wordt hier vervolgens in noordelijke richting afgevoerd naar de RWZI. Met de aankomende reconstructie van het Bogardeind zal tevens het gemeentelijke rioolstelsel worden vervangen en doorgetrokken tot voorbij de (ongelijkvloerse) kruising met de rijksweg A67. Opgemerkt wordt het vuilwater te allen tijde gescheiden van het schoon hemelwater dient te worden afgevoerd.
Overige opmerkingen en aandachtspunten
Tenslotte worden, aanvullend op het ontwerp van het hemelwatersysteem, nog enkele zaken vermeld die van belang zijn voor de gewenste ontwikkeling ter plaatse: