Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Goormatenweg 6
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0168.01BP0005PH04-0201

2.2 Provinciaal beleid

 
In de volgende paragrafen zal ingegaan worden op de Omgevingsvisie Overijssel, het Reconstructieplan Salland-Twente, de Nationale Landschappen en het Landinrichtingsplan Losser.
 
In verband met de nieuwe Wet ruimtelijke ordening heeft het bestuur van de provincie Overijssel besloten een omgevingsvisie voor haar grondgebied op te stellen waarin de provinciale belangen zijn beschreven. Deze visie is zeer recent. In de visie is bijvoorbeeld ook de reconstructie opgenomen.
Gelet op de specifiek kenmerken van de betreffende onderdelen, worden ze hierna separaat aangehaald.

 

2.2.1 Omgevingsvisie

 
In het ‘Omgevingsvisie Overijssel’ zijn de beleidskaders aangegeven voor de ruimtelijke ontwikkeling in Overijssel voor de komende jaren. Deze omgevingsvisie is in juli 2009 vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel en is in september 2009 in werking getreden.
 
Leidende thema's voor de Omgevingsvisie zijn:
  • Duurzaamheid;
  • Ruimtelijke kwaliteit.
Deze thema's zijn in de Omgevingsverordening in definities verankerd. De definitie van duurzaamheid luidt: "duurzame ontwikkeling voorziet in de behoefte aan de huidige generatie, zonder voor toekomstige generaties de mogelijkheden in gevaar te brengen om ook in hun behoeften te voorzien". Duurzaamheid vraagt om een transparante afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.
De definitie van ruimtelijke kwaliteit luidt: "het resultaat van menselijk handelen en natuurlijke processen dat de ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mens, plant en dier belangrijk is". Ruimtelijke kwaliteit is het resultaat (bedoeld en onbedoeld) van menselijk handelen en natuurlijke processen. De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, ook vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. De essentiële gebiedskenmerken zijn daarbij uitgangspunt.
  
De wens van de provincie is om in Overijssel een vitale samenleving tot ontplooiing te laten komen in een mooi landschap. Daarbij moet rekening worden gehouden met zaken als een afnemende groei van de bevolking, veranderingen in woonwensen en economische veranderingen. Maar ook een blijvende toename van mobiliteit, de druk op natuur en klimaatverandering. De hoofdambitie van de provincie is dan ook: een toekomstvaste groei van welvaart en welzijn met een verantwoord beslag op de beschikbare hulpbronnen en voorraden. Dit werkt door in een aantal centrale beleidsambities:
  • door meer aandacht voor herstructurering wordt ingezet op een breed spectrum aan woon-, werk- en mixmilieu's; dorpen en steden worden gestimuleerd hun eigen kleur te ontwikkelen;
  • investeren in een hoofdinfrastructuur voor wegverkeer, trein, fiets en waarbij veiligheid en doorstroming centraal staan;
  • zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik waarbij ervan uitgegaan wordt dat eerst het gebruik van de ruimte wordt geoptimaliseerd, dan de mogelijkheid van meervoudig ruimtegebruik wordt onderzocht en dan pas de mogelijkheid om het ruimtegebruik uit te breiden, wordt bekeken;
  • ruimtelijke plannen ontwikkelen aan de hand van gebiedskenmerken en keuzes voor duurzaamheid.
  • een balans behouden tussen gebruik en bescherming van ondergrond.
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel 2006
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving.
Om de ambities van de provincie waar te maken, bevat de Omgevingsvisie een uitvoeringsmodel. Dit model is gebaseerd op drie niveaus, te weten:
  1. generieke beleidskeuzes;
  2. ontwikkelperspectieven; 
  3. gebiedskenmerken.
Deze begrippen worden hieronder nader toegelicht.
 
Generieke beleidskeuzes
Generieke beleidskeuzes zijn keuzes die bepalend zijn voor de vraag of ontwikkelingen nodig dan wel mogelijk zijn. In deze fase wordt beoordeeld of er sprake is van een behoefte aan een bepaalde voorziening. Ook wordt in deze fase de zgn. “SER-ladder" gehanteerd. Deze komt er kort gezegd op neer dat eerst bestaande bebouwing en herstructurering worden benut, voordat er uitbreiding kan plaatsvinden.
Andere generieke beleidskeuzes betreffen de reserveringen voor waterveiligheid, randvoorwaarden voor externe veiligheid, grondwaterbeschermingsgebieden, bescherming van de ondergrond (aardkundige en archeologische waarden), landbouwontwikkelingsgebieden voor intensieve veehouderij, begrenzing van Nationale Landschappen, Natura 2000-gebieden, Ecologische Hoofdstructuur en verbindingszones etc. De generieke beleidskeuzes zijn veelal normstellend.
 
Ontwikkelingsperspectieven
Als uit de beoordeling in het kader van de generieke beleidskeuzes blijkt dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling aanvaardbaar is, vindt een toets plaats aan de ontwikkelingsperspectieven. In de Omgevingsvisie is een spectrum van zes ontwikkelperspectieven beschreven voor de groene en stedelijke omgeving. Met dit spectrum geeft de provincie ruimte voor het realiseren van de in de visie beschreven beleids- en kwaliteitsambities.
De ontwikkelperspectieven geven richting aan wat waar ontwikkeld zou kunnen worden. Daar waar generieke beleidskeuzes een geografische begrenzing hebben, zijn ze consistent doorvertaald in de ontwikkelingsperspectieven. De ontwikkelingsperspectieven zijn richtinggevend en bieden de nodige flexibiliteit voor de toekomst.
 
Gebiedskenmerken
Op basis van gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisure-laag) gelden specifieke kwaliteitsvoorwaarden en –opgaven voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is de vraag “hoe" een ontwikkeling invulling krijgt.
Aan de hand van de drie genoemde niveaus kan worden bezien of een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk is en er behoefte aan is, waar het past in de ontwikkelingsvisie en hoe het uitgevoerd kan worden.
 
Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie Overijssel
 
Toetsing van het initiatief aan de uitgangspunten Omgevingsvisie Overijssel 2009
Indien het concrete initiatief, de vestiging van een hoveniersbedrijf met de daarbij behorende bebouwing, bouw van drie vrijstaande woningen in bestaand stedelijk gebied, wordt getoetst aan de Omgevingsvisie Overijssel ontstaat globaal het volgende beeld.
 
Generieke beleidskeuzes
Bij de afwegingen in de eerste fase "generieke beleidskeuzes" zijn er geen aspecten die bijzondere aandacht verdienen. Van grote belemmeringen is niet gebleken. Het gaat om een bestaande locatie met bebouwing dat omgezet wordt in een hoveniersbedrijf. Naast een de bouw van een nieuw bedrijfspand wordt een groot deel van aanbouwen gesloopt, waardoor een karakteristieke school behouden kan blijven en een nieuwe invulling kan krijgen. Aan de voorzijde van het perceel wordt een rustplaats gerealiseerd. Het totale plan voldoet aan het uitgangspunt van de 'Ser-ladder',
 
Ontwikkelingsperspectieven
De opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie zijn geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene omgeving en stedelijke omgeving. In dit geval zijn uitsluitend de ontwikkelingsperspectieven voor de stedelijke omgeving van belang.
In de volgende afbeelding is een uitsnede van de perspectievenkaart behorende bij de Omgevingsvisie weergegeven. 
 
 
Fragment ontwikkelingsperspectievenkaart Omgevingsvisie Overijssel, de locatie is blauw omcirkeld
 
Het plangebied behoort tot de ontwikkelingsperspectieven 'realisatie groene en blauwe hoofdstructuur' en 'buitengebied accent productie'. 
 
Het eerste ontwikkelingsperspectief betreft de EHS (bestaande natuur en nieuwe natuur) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem). De functies zouden gecombineerd moeten worden tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit. De beoogde ontwikkeling bevindt zich op een bouwkavel en doet geen geweld aan dit perspectief.
Het tweede perspectief ziet toe op gebieden voor landbouw die bijdragen aan de kwaliteit van grote open cultuurlandschappen en gebieden waar plek is voor intensieve veehouderij (landbouwontwikkelingsgebieden). Ter plaatse van de ontwikkelingslocatie en de omgeving is geen intensieve veehouderij aanwezig. De herinvulling van het perceel Goormatenweg 6 te Overdinkel brengt geen belemmeringen in dit ontwikkelperspectief.
 
Gebiedskenmerken
Bij toetsing van het ruimtelijke initiatief aan de gebiedskenmerken in vier lagen (natuurlijke laag, laag van het agrarisch cultuurlandschap, stedelijke laag en lust- en leisurelaag) is van belang dat de locatie is gelegen in landelijk gebied. Voor de onderhavige locatie betekent dit dat de 'stedelijke laag' en de 'lust- en leisurelaag'  buiten beschouwing kunnen blijven.
 
De natuurlijke laag
De locatie kent hier de aanduidingen 'dekzandvlakte en ruggen' en de aanduiding 'beekdalen en natte laagtes'. De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel.
Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen. De beoogde herontwikkeling brengt geen onaanvaardbare wijziging in deze laag.
 
De beekdalen en natte laagtes zijn belangrijke ruimtelijke en functionele dragers van de zandgebieden. De beken voeren het water af naar lager gelegen delen, maar vormen ook belangrijke verbindingen voor mens, plant en dier. Samenhang en dynamiek zijn belangrijk voor het functioneren van het watersysteem.
De locatie grenst aan een buitendijksgebied, beekdal of veenweidegebied. In de Omgevingsvisie wordt als beleidsuitgangspunt het volgende gehanteerd. In gebieden met veenpakket in de ondergrond en/of laaggelegen gebieden langs waterlopen mag de ontwatering niet dieper zijn dan nodig is voor gebruik als grasland. Dit brengt enkele beperkingen met zich mee. Onder de waterparagraaf (§ 3.4) is beschreven dat het plangebied een bergingsgebied raakt. Omdat de beoogde bebouwing echter op voldoende afstand van het bergingsgebied is gesitueerd, bestaat er uit watertechnische overwegingen geen bezwaren tegen de gewenste ontwikkeling. 
 
De laag van het agrarisch cultuurlandschap
De locatie wordt hier gekenmerkt door het oude hoevenlandschap. Het oude hoevenlandschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap, maar is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal.
Gelet op de ligging en de aanwezigheid van groene elementen blijft de kleinschaligheid in stand. Verder doet de herontwikkeling geen onevenredige afbreuk aan het oude hoevenlandschap.
 
Conclusie ten aanzien van het provinciale beleid:
Geconcludeerd kan worden dat de beoogde ruimtelijke ontwikkeling volledig in overeenstemming is met het in de Omgevingsvisie Overijssel 2009 verwoorde en in de Omgevingsverordening verankerde provinciaal ruimtelijk beleid. 
    
 

2.2.2 Reconstructieplan Salland-Twente

 
De provincie Overijssel heeft in september 2004 het Reconstructieplan Salland- Twente vastgesteld. In dit reconstructieplan is een indeling gemaakt in drie deelgebieden, te weten Salland, Zuidwest-Twente en Noordoost-Twente. Dit onderdeel is in grote lijnen overgenomen in de Omgevingsvisie van de provincie Overijssel. Dit geldt met name voor het beeldmateriaal en de uitgangspunten.
De gemeente Losser ligt in het deelgebied Noordoost-Twente. Voor het deelgebied is in het reconstructieplan een aantal hoofdkeuzes en ambities geformuleerd. Aangegeven wordt dat de oplossing van de ruimtelijke, milieutechnische, economische en sociale opgaven voor Noordoost-Twente in hoofdlijn ligt in:
  • het ruimtelijk scheiden van een aantal functies, die elkaars ontwikkeling frustreren, én;
  • het meervoudig grondgebruik in gebieden met een stapeling van functies
De reconstructiezonering geeft een indeling weer in landbouwontwikkelings-, verwevings- en extensiveringsgebieden. De intensieve veehouderij heeft vooral ontwikkelingsmogelijkheden in de landbouwontwikkelingsgebieden en op sterlocaties in de verwevingsgebieden. Het verwevingsgebied is volgens de wet het ruimtelijk begrensde gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten.  
In de  verwevingsgebieden wordt terughoudend omgegaan met de uitbreiding van de intensieve veehouderij. Er wordt hier geen nieuwvestiging toegestaan en nieuwe takken mogen niet worden ontwikkeld (er is dus geen uitbreiding van het aantal bedrijven mogelijk, bestaande bedrijven  ogen beperkt uitbreiden). Alleen bedrijven die groter zijn dan 250 m2 kunnen zich verder ontwikkelen en kunnen dienen als hervestigingslocatie. In de extensiveringsgebieden heeft de intensieve veehouderij geen mogelijkheden voor uitbreiding. Bestaande bedrijven worden op slot gezet en er wordt een actief intrekkingspelend gevoerd voor niet meer in gebruik zijnde milieuvergunningen.
 
Fragment kaart Reconstructieplan Salland-Twente
 
In de directe omgeving van de locatie Goormatenweg 6 te Overdinkel bevinden zich geen intensieve veehouderijbedrijven. Zoals op de luchtfoto in paragraaf 1.2 te zien is, gaat het vooral om burgerwoningen in het buitengebied.
De nieuwe functie vormt geen knelpunt met de reconstructiegedachte.

2.2.3 Nationale Landschappen

 
De Nationale Landschappen Ijsseldelta en Noordoost-Twente zijn gebieden met (inter)nationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. In deze gebieden gaat het om het behouden, duurzaam beheren en waar mogelijk versterken van de bijzondere kwaliteiten. Ook de recreatieve toegankelijkheid moet worden vergroot. Voor grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met de doelstellingen van de kernkwaliteiten is geen plaats. Op de onderstaande kaart is de begrenzing vastgelegd.
 
Nationale landschappen provincie Overijssel
 
De projectlocatie bevindt zich, zoals de volgende afbeelding laat zien, binnen de grenzen van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente
 
Uitsnede kaart Nationale Landschappen provincie Overijssel
 
Voor het Nationaal Landschap Noordoost-Twente geldt dat de bijzondere kwaliteiten juist in combinatie met ontwikkeling versterkt kunnen worden. Landbouw blijft de drager van dit landschap: grootschalig boeren in een kleinschalig landschap met kenmerkende beken. Gemeenten maken met elkaar keuzes voor de ontwikkeling van woon- en werklocaties, waarbij de karakteristiek van het landschap, de toeristische routenetwerken en de veerkracht van het watersysteem worden versterkt en wordt gewerkt aan de realisatie van de EHS. Direct aan het Nationaal Landschap grenzen de gebiedsontwikkelingen Vriezenveen- Zuidoost (ten behoeve van sociaaleconomische ontwikkeling) en Waterrijk. Hier is ook ruimte voor grootschalige landbouw met grote kavels in een open landschap. De N36, de spoorlijn Almelo-Hardenberg en het kanaal Almelo-Coevorden verbinden Twente met het Vechtdal en verder noordwaarts. De westgrens van Twente, gevormd door het Nationaal Park Sallandse Heuvelrug, is de ruggengraat van het ‘wilde hart’ van Overijssel, samen met de rivierdalen van de Regge en de Vecht. De ontwikkelingsmogelijkheden in dit gebied worden verregaand bepaald door het zoeken naar en oplossingen ten aanzien van natuur, water en toerisme en vrije tijd.
Het glooiende landschap van Noordoost-Twente is zeer gevarieerd door een fijnmazig samenstel van beken, essen, kampen en moderne ontginningen. Houtwallen, singels en bossen zorgen voor een kleinschalig en groen karakter. De specifieke landschappelijke (kern)kwaliteiten zijn:
  • samenhangend complex van beken, essen, kampen en moderne ontginningen;
  • de grote mate van kleinschaligheid;
  • het groene karakter.
Het onderhavige project past met de beoogde ontwikkeling binnen de uitgangspunten van het Nationaal Landschap Noordoost-Twente.

2.2.4 Landinrichtingsplan Losser

 
Het Landinrichtingsplan Losser is opgesteld door de landinrichtingscommissie Losser. Het is een nadere uitwerking van het Reconstructieplan Salland-Twente, dat in september 2004 door Provinciale Staten (PS) is vastgesteld.
Het plangebied omvat vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Losser en heeft een oppervlakte van circa 9.200 ha.
Het plan is in november 2007 vastgesteld door Provinciale Staten van Overijssel. In januari 2008 hebben de ministers van landbouw en van VROM het plan goedgekeurd.

Algemeen
Het gebied Losser is grofweg in twee deelgebieden te onderscheiden, t.w.:
  • de stuwwal
  • het beekdal van de Dinkel met haar zijbeken
Foto uitwerkingsplan Losser, Lutterzand en Dinkel
De landbouw en de particuliere landgoederen hebben het gebied in de loop der eeuwen verder ontwikkeld tot wat het nu is; een zeer waardevol en gevarieerd gebied.
Het gebied Losser heeft in hoofdzaak een kleinschalig besloten landschap met relatief grote hoogteverschillen. In het westelijk deel van het gebied ligt de stuwwal en in het oostelijk deel het beekdal van de Dinkel. In het zuiden en noorden liggen meer grootschalige, open gebieden. De Dinkel is voor Nederlandse begrippen een unieke rivier. De rivier meandert nagenoeg ongehinderd van zuid naar noord door het gebied.

In het ontwerp Uitwerkingsplan is een aantal maatregelen beschreven die een belangrijke bijdrage leveren aan de beschreven doelen voor landbouw, natuur, landschap en cultuurhistorie, landgoederen, water, recreatie en toerisme, verkeersveiligheid en de sociale en economische structuur en vitaliteit van het platteland. Een aantal maatregelen is heel concreet, andere zijn meer globaal en indicatief van karakter.

Het plan
Het Uitwerkingsplan is een evenwichtig plan, dat bijdraagt aan alle functies. De landinrichtingscommissie Losser streeft ernaar, dat bij de uitvoering die integraliteit herkenbaar is.


In het Uitwerkingsplan is een toekomstvisie voor het jaar 2015 opgenomen, waarin de ontwikkelingsrichting van het gebied Losser is beschreven. Deze visie is richtinggevend voor de inrichting van het gebied.

Het Uitwerkingsplan bevat maatregelen en voorzieningen die bijdragen aan een vitaal platteland van Losser: een gezonde, duurzame landbouw, een levendige economische en sociale structuur, goede woon- en leefomstandigheden, een karakteristiek en aantrekkelijk landschap, mooie en goed functionerende natuurgebieden en een duurzaam watersysteem.

 
  
Maatregelen
Een aantal maatregelen die hieraan een bijdrage leveren zijn:
  • Intensivering van de grondverwerving;
  • Verbetering van de inrichting van het landbouwgebied;
  • Verbreding van de landbouw door middel van het leveren van groene, blauwe en gele diensten;
  • Realiseren van 910 ha nieuwe natuur, met  name in het Dinkeldal en op de stuwwal (een deel is reeds gerealiseerd);
  • Realiseren van ecologische verbindingszones, met name langs de Elsbeek en de Glanerbeek;
  • Realiseren van de Robuuste ecologische verbindingszone (RVZ) Ommen-Losser;
  • Verminderen of opheffen van ecologische barrières door het aanleggen van faunapassages;
  • Beekdalbrede inrichting van het Dinkeldal voor natuur in combinatie met ruimte voor vrije meandering;
  • Natuurlijke inrichting van zijbeken van de Dinkel door het inrichten van meanderstroken/beplantingsstroken, het verwijderen van stuwen en het aanpassen van het profiel;
  • Herstel/bescherming van de waardevolle brongebieden;
  • Verbetering van de waterhuishouding voor landbouw en natuur en verbetering van de waterkwaliteit;
  • Verbetering van de landschappelijke kwaliteit door het versterken van de verschillende landschapstypen;
  • Herstellen en versterken van archeologische en cultuurhistorische elementen;
  • Behoud en ontwikkeling van de bestaande natuur- en cultuurhistorische waarden op de particuliere landgoederen door het uitvoeren van maatregelen die de economische draagkracht van de landgoederen vergroten;
  • Aanleg van fiets-, wandel- en ruiterpaden en herstel/uitbreiding van klootschietbanen;
  • Reguleren en zoneren van ATB-fietsers door het realiseren van een route;
  • Verbeteren van de verkeersveiligheid in het gebied door aanleg van utilitaire fietspaden en veilige oversteekplaatsen, verkeersplateaus en het afsluiten van wegen voor doorgaand gemotoriseerd verkeer;
  • Verbeteren van de leefbaarheid door het uitvoeren van maatregelen die de sociale en economische vitaliteit van het landelijk gebied versterken.
De ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past binnen de ontwikkelingsvisie die in het landinrichtingsplan is beschreven.