direct naar inhoud van 2.5 Provinciaal beleid Overijssel
Plan: Buitengebied, partiële herziening Rotermansweg 4 te Overdinkel
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0168.01BP005PH03-0103

2.5 Provinciaal beleid Overijssel

2.5.1 Omgevingsvisie Overijssel

De Omgevingsvisie is het provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel.

In de Omgevingsvisie zijn opgaven, kansen, beleidsambities en ruimtelijke kwaliteitsambities voor de provincie geschetst in ontwikkelingsperspectieven voor de groene en stedelijke omgeving. Het plangebied ligt in een gebied dat grotendeels is aangeduid met het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte (mixlandschap)" en het overige deel (dit is het gedeelte dat wordt heringericht voor natuur) is aangeduid met het ontwikkelingsperspectief "Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur". Bij de hoofdlijnen van deze perspectieven geldt het volgende:

  • Voor het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied accent veelzijdige gebruiksruimte" is sprake van een verweving van functies. Enerzijds zijn melkveehouderij en akkerbouw een belangrijke vorm van landgebruik. Anderzijds is sprake van gebruik voor landschap, natuur, milieubescherming, cultuurhistorie, recreatie, wonen en andere bedrijvigheid.
  • Het ontwikkelingsperspectief "Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur" omvat gebieden met als hoofdaccent de ontwikkeling van natuur en verwerking van het watersysteem. Dit omvat de EHS, Natura 2000-gebieden en het watersysteem. De groen-blauwe hoofdstructuur is dooraderd met beken, waterlopen, bronnen en vennen. Het behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten staan hier voorop.

Op de onderstaande afbeelding is voor het plangebied een uitsnede van de kaart van de Omgevingsvisie weergegeven met de bijbehorende ontwikkelingsperspectieven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0168.01BP005PH03-0103_0004.jpg"

Afbeelding 4: Uitsnede kaart Omgevingsvisie

Leidende thema's in de Omgevingsvisie zijn duurzaamheid en ruimtelijke kwaliteit. Duurzaamheid wordt volgens de visie gerealiseerd door een transparante en evenwichtige afweging van ecologische, economische en sociaal-culturele beleidsambities.

Ruimtelijke kwaliteit wordt volgens de visie gerealiseerd door, naast bescherming, vooral in te zetten op de verbinding van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Dit zijn de ruimtelijke kenmerken van een gebied of een gebiedstype die bepalend zijn voor de karakteristiek en kwaliteit ervan. In de gekozen benadering zijn de natuurlijke laag, de laag van het agrarisch cultuurlandschap, de stedelijke laag en de lust- en leisure laag bepalend voor de kenmerken van een gebied. De lagen zijn altijd met elkaar verbonden. Vaak liggen de lagen over elkaar heen en hebben plekken te maken met kenmerken van verschillende lagen, maar het kan ook zijn dat een bepaalde laag domineert.

Indien in een gebied sprake is van een ontwikkeling, dan geven de gebiedskenmerken richting aan de manier hoe dit moet plaatsvinden. De gebiedskenmerken zijn onder de kop "Omgevingsverordening Overijssel 2009" nader uitgewerkt voor het provinciaal belang dat dient te worden opgevolgd.

Het bosje ten westen van plangebied ligt in de EHS. Voor de EHS geldt geen externe werking, waardoor negatieve effecten van de voorgenomen ontwikkeling op het gebied niet aan de orde zijn.

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is rekening gehouden met de gebiedskenmerken van en nabij het plangebied. Het meest westelijk deel van het gebied wordt omgezet naar natuurgebied, aansluitend op de EHS. De huidige kuilvoeropslag gelegen in de EHS wordt verplaatst en deze vrijkomende plaats wordt ingeplant.

Omgevingsverordening Overijssel 2009

De Omgevingsverordening Overijssel 2009 is als uitvoeringsinstrument aan de omgevingsvisie gekoppeld. Hierin is juridisch vastgelegd dat bij bestemmingsplannen moet worden ingegaan op de verschillende lagen zoals deze zijn vastgelegd in de Catalogus Gebiedskenmerken, waarbij wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan versterking van de ruimtelijke kwaliteit.

In de catalogus zijn het provinciaal belang van alle gebiedstypen en gebiedskenmerken beschreven en zijn de aspecten ambitie en sturing toegevoegd. In de ruimtelijke kwaliteit spelen verschillende gebieden en hun kenmerkende eigenschappen een belangrijke rol. Het spectrum aan gebiedskenmerken is gegroepeerd in vier lagen:

  • De natuurlijke laag: Het plangebied valt grotendeels in de natuurlijke laag "Dekzandvlakte en ruggen". De norm is om voor dekzandvlakten en ruggen een beschermende bestemmingsregeling op te nemen, gericht op instandhouding van de hoofdlijnen van het huidige reliëf. Het overige deel van het plangebied valt in de natuurlijke laag "Beekdalen en natte laagtes". De norm is om voor de beekdalen en natte laagtes het waterpeil niet lager te laten zijn dan voor graslandgebruik noodzakelijk is.
  • De laag van het agrarisch cultuurlandschap: Het plangebied valt in de laag van het agrarisch cultuurlandschap "Oude Hoevenlandschap". De norm is om voor essen (of esjes) een beschermende bestemmingsregeling op te nemen gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de bodemkwaliteit en het reliëf. Het plangebied grenst aan de laag van het agrarisch cultuurlandschap "Jonge heide- en broekontginningslandschap". Hiervoor is geen norm opgenomen.
  • De stedelijke laag: het plangebied maakt geen onderdeel uit van de stedelijke laag.
  • De lust en leisure laag: het plangebied maakt geen onderdeel uit van de lust en leisure laag.

In de verordening wordt in artikel 2.1.4 "Principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik" ingegaan op ontwikkelingen die uitsluitend voorzien in andere dan stedelijke ontwikkelingen, die een extra ruimtebeslag door bouwen en verharden leggen op de groene omgeving. In verband met de gewijzigde inzichten in de bedrijfsvoering is een aanpassing van het bouwvlak nodig. Bij de ontwikkeling in het plangebied is (her)benutting van bestaande bebouwing in de groene omgeving in redelijkheid niet mogelijk. Het bestaande erf biedt niet voldoende mogelijkheden om de toekomstige bedrijfsvoering vorm te geven.

In de verordening wordt in artikel 2.1.5 "Ruimtelijke kwaliteit" gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling moet bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de gebiedskenmerken en dat de ontwikkeling past binnen de ontwikkelingsperspectieven. Bij de ontwikkeling wordt omgeschakeld van intensieve veehouderij naar melkvee met daarbij als nevenactiviteiten loon- en grondverzet activiteiten. Door de ontwikkeling vervalt de intensieve veehouderij en is er een afname van depositie op natuurgebieden. De gebiedskenmerken worden versterkt en bij de ontwikkeling wordt aangesloten bij de karakteristiek van het gebied. Bij de ontwikkelingsperspectieven wordt in het deel "Buitengebied accent productie" ruimte gegeven aan de gebruiksfunctie melkveehouderij en in het deel "Realisatie groene en blauwe hoofdstructuur" wordt ingezet op natuurontwikkeling.

De voorgenomen ontwikkeling betreft een aanpassing van het agrarisch bouwvlak ten behoeve van de bedrijfsvoering van het agrarisch bedrijf. In verband met de voorgenomen ontwikkeling vindt compensatie van het natuurgebied plaats. Dit betreft een gebied aansluitend aan het bestaande natuurgebied. De ontwikkeling is passend binnen de ambities van het gebied.