Plan: | Buitengebied, partiële herziening Rotermansweg 4 te Overdinkel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0168.01BP005PH03-0401 |
Met de voorbereiding van het onderhavige bestemmingsplan dient te worden nagegaan welke bronnen in of nabij het plangebied een belemmering kunnen vormen. In dit kader dient aandacht te worden besteed aan de volgende punten:
Bij het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang om na te gaan in hoeverre milieuhygiënische factoren belemmeringen opleveren voor de voorgestane ontwikkeling. In de volgende alinea's wordt aandacht besteed aan een aantal relevante milieufactoren.
In de Wet geurhinder en veehouderij is opgenomen op welke wijze het bevoegd gezag de geurhinder vanwege dierenverblijven moet beoordelen indien een veehouderij een milieuvergunning aanvraagt. Voor de voorgenomen ontwikkeling geldt een afstand van 50 meter (tussen de buitenzijde van een dierenverblijf en de buitenzijde van een geurgevoelig object). Het meest nabijgelegen geurgevoelige object is een woning aan de Glanestraat. De afstand tot deze woning vanaf de gebouwen is circa 270 meter. Aan de afstand in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij wordt daarom ruimschoots voldaan.
De voorgenomen ontwikkeling betreft de herbouw van een woning. De woning ligt niet in een milieuzone van een ander bedrijf in de omgeving.
Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect "geluid".
In de Wet geluidhinder is een zonering van industrieterreinen, wegen en spoorwegen geregeld. Enerzijds betekent dit dat (geluids)eisen worden gesteld aan de milieubelastende functies, anderzijds betekent dit dat beperkingen worden opgelegd aan milieugevoelige functies. In deze paragraaf wordt ingegaan op de geluidsaspecten met betrekking tot het aspect wegverkeerslawaai. De aspecten spoorweglawaai en industrielawaai van een gezoneerd industrieterrein zijn in deze situatie niet relevant, aangezien in de nabijheid van het plangebied geen spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen liggen.
Wegverkeerslawaai
De meest nabijgelegen weg is de Rotermansweg. Het plangebied ligt op een afstand van circa 400 meter vanaf deze weg. Bij de voorgenomen ontwikkeling is op basis van de Wgh geen sprake van een "nieuwe situatie". Het geluidgevoelig object is aanwezig en wordt nabij de bestaande plek herbouwd.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd door Kruse Milieu BV (Kruse Groep, Rapport verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 Rotermansweg 4 - Overdinkel, mei 2010), dat in Bijlage 3 is opgenomen. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen, slotconclusie en slotopmerkingen opgenomen.
Conclusies en aanbevelingen
In het grondwater zijn enkele lichte tot sterke verontreinigingen aangetoond. In de boven- en ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetoond. Voor een beschrijving en mogelijke verklaringen wordt verwezen naar de paragrafen 4.3 en 4.4 van het verkennend bodemonderzoek. In overleg met een medewerker van de gemeente Losser is aanvullend en/of nader onderzoek naar de sterk verhoogde nikkelconcentratie niet noodzakelijk. Het gehalte nikkel kan worden beschouwd als een plaatselijk verhoogde achtergrondwaarde.
Op basis van het historisch vooronderzoek kan worden gesteld dat de onderzoekslocatie niet asbestverdacht is. Door de veldwerker zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
Bij de voorgenomen nieuwbouw komt in de toekomst mogelijk grond vrij. Afvoer van de grond dient te voldoen aan het Besluit Bodemkwaliteit en de voorschriften van het bevoegd gezag (de ontvangende gemeente). Op basis van de huidige onderzoeksresultaten kan een indicatieve toetsing in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit worden uitgevoerd.
Alle onderzochte grond, die bij de nieuwbouwwerkzaamheden mogelijk vrij komt, is multifunctioneel toepasbaar, aangezien geen verontreinigingen zijn aangetroffen in de boven- of ondergrond. Met andere woorden: er gelden geen beperkingen ten aanzien van het hergebruik van de grond.
Opgemerkt moet worden dat voorliggend bodemonderzoek is uitgevoerd in verband met de aanvraag van een bouwvergunning en dat de bemonstering derhalve niet geheel voldoet aan het Besluit Bodemkwaliteit. De resultaten van dit bodemonderzoek kunnen in het licht van het Besluit Bodemkwaliteit door het bevoegd gezag als "overig bewijsmateriaal" worden geaccepteerd. Het is echter niet uitgesloten dat het bevoegd gezag bij grondafvoer eist dat de grond nogmaals wordt bemonsterd en geanalyseerd volgens de richtlijnen van het Besluit Bodemkwaliteit.
Slotconclusie
Uit milieukundig oogpunt is er volgens het onderzoeksbureau geen bezwaar tegen de voorgenomen nieuwbouwplannen, aangezien de vastgestelde verontreinigingen geen risico's voor de volksgezondheid opleveren. Er zijn mogelijk wel (humane) risico's aanwezig wanneer het freatische grondwater wordt gebruikt als drinkwater voor vee of voor de besproeiing van gewassen in een moestuin. Deze risico's worden gering geacht bij de vastgestelde gehalten. Het gebruik van het freatisch grondwater wordt echter afgeraden om enig risico uit te sluiten. De bodem wordt geschikt geacht voor het huidige en toekomstige gebruik (wonen met tuin).
Standaard slotopmerkingen
Opgemerkt wordt dat gezien het verkennende karakter van dit onderzoek, ondanks de zorgvuldigheid waarmee het is uitgevoerd, het altijd mogelijk is dat eventueel lokaal voorkomende verontreinigingen niet zijn ontdekt. Hoewel voldaan wordt aan de geldende wet- en regelgeving, wordt tijdens een verkennend bodemonderzoek een beperkt aantal boringen verricht.
Tevens is vermeld dat op basis van voorliggend onderzoek geen conclusies kunnen worden getrokken omtrent de bodemkwaliteit van andere terreindelen of aangrenzende percelen.
Tenslotte moet in acht worden genomen dat het bodemonderzoek een momentopname is. Eventuele toekomstige calamiteiten (zoals bijvoorbeeld brand of morsing van bodemvreemde vloeistoffen), sloopwerkzaamheden of bouwrijp maken en aanvoer van grond van elders kunnen de bodemkwaliteit (sterk) beïnvloeden.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Deze wet vervangt het Besluit luchtkwaliteit 2005. De wet is enerzijds bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling, ondanks overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.
Op grond van de Wet mogen nieuwe ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de normen (grenswaarden) die aan een aantal verontreinigende stoffen zijn gesteld.
Met betrekking tot luchtkwaliteit moet rekening gehouden worden met het gestelde in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en de bijbehorende bijlagen.
Op basis van artikel 5.16 Wm kan, samengevat, een bestemmingsplan worden vastgesteld, indien:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Het bestemmingsplan bevat niet een van deze ontwikkelingen. De voorgenomen ontwikkeling betreft dat bij de agrarische bedrijfsvoering de activiteiten van de intensieve veehouderij vervallen en dat wordt overgegaan op melkvee. De bestaande loon- en grondverzet activiteiten worden juridisch-planologisch geregeld. De toename van verkeersbewegingen door de voorgenomen ontwikkeling is relatief gering.
Geconcludeerd kan worden dat door de ontwikkeling, die in het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, de luchtkwaliteit niet "in betekenende mate" zal verslechteren. Aan het bepaalde omtrent luchtkwaliteit wordt dan ook voldaan.
Volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) dient bij het plannen van risicogevoelige objecten in de omgeving van een risicovolle inrichting en/of transportroute op bindende wijze rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting en/of transportroute. Er dient bij het plaatsvinden van een incident te worden voorkomen dat binnen een zekere afstand mensen aanwezig zijn in woongebieden of verblijfsgebieden.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid ("Indeling Leidraad maatramp") zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
Op basis van de Risicokaart van Overijssel (bron: www.risicokaart.nl) is het aspect externe veiligheid onderzocht voor de locatie Rotermansweg 4 te Overdinkel.
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied bevinden zich geen inrichtingen zoals lpg-stations.
Buisleiding
In of in de buurt van het plangebied zijn geen buisleidingen voor het vervoer van aardgas en dergelijke.
Vervoer gevaarlijke stoffen
Het plangebied is niet gelegen nabij transportroutes voor gevaarlijke stoffen.
De aspecten van het Bevi zijn geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling op de locatie Rotermansweg 4 te Overdinkel.