direct naar inhoud van Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Plan: Overdinkel, partiële herziening Willem Gamestraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0168.03BP0003PH02-0401

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. andere werken;
  • e. water;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen;
  • g. groen- en speelvoorzieningen.

De inrichting is hoofdzakelijk gericht op bestemmingsverkeer.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte bedraagt, voorzover het geen bouwwerken betreft voor de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 5 m.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbij behorende:

  • b. gebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. tuinen en erven;
  • e. achterpaden;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
    • 2. het aantal woningen mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
    • 4. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 1 geldt voor erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, over maximaal de helft van de gevelbreedte, dat de bouwgrens met niet meer dan 1,5 m mag worden overschreden, mits:
      • de afstand tussen de bebouwing en een trottoir minimaal 3 m bedraagt;
      • de afstand tussen de bebouwing en de weg minimaal 5 m bedraagt;
      • de afstand tussen een erker en de zijdelingse perceelgrens minimaal 2 m bedraagt;
      • de inhoud van een erker niet meer dan 50 m3 bedraagt;
      • de hoogte van een erker, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer dan 3,25 m bedraagt.
  • b. Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt niet minder dan 4 m;
    • 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt niet minder dan 1 m, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt niet meer dan 50 m2 en niet meer dan 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet wordt meegerekend;
    • 4. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3,5 m, met dien verstande dat de goothoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
    • 5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt niet meer dan 3 m;
    • 6. de hoogte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen bedraagt niet meer dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, verminderd met 1 m;
    • 7. bij een hoofdgebouw mag ten hoogste één carport worden gebouwd met dien verstande dat:
      • de oppervlakte ten hoogste 20 m2 mag bedragen;
      • de bouwhoogte ten hoogste 3 m mag bedragen;
      • de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder dan 1 m mag bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
      • de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet minder dan 1 m mag bedragen.
  • c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
    • 1. indien ze vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht, bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 1 m;
    • 2. in overige gevallen bedraagt de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
    • 1. lid 4.2, sub a, onder 4:
      voor het vergroten van de breedte van een erker voor de voorgevel van het hoofdgebouw tot twee derde van de gevelbreedte;
    • 2. lid 4.2, sub b, onder 1:
      voor het bouwen van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 3. lid 4.2, sub b, onder 7:
      voor het bouwen van de carport tot aan de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
    • 4. lid 4.2, sub b:
      voor het bouwen van tuinhuisjes op het zij- of achtererf, met dien verstande dat:
      • indien het zijerf grenst aan openbaar toegankelijk gebied, 3 m afstand dient te worden gehouden ten opzichte van de perceelsgrens;
      • de bruto-inhoud niet meer dan 50 m3 bedraagt;
      • de hoogte, gemeten vanaf het aansluitende terrein, niet meer is dan 3 m;
      • de afstand tot de voorgevelrooilijn ten minste 3 m is;
      • de toevoeging van het gebouw niet tot gevolg mag hebben dat het bouwperceel voor meer dan 50% is bebouwd.
  • b. De in lid 4.3, sub a genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de woning en bijgebouwen voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsactiviteit;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van permanente bewoning alsmede voor gebruik van bed and breakfast.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4, sub a voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteiten geen ernstige hinder opleveren voor het woonmilieu dan wel afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter in de buurt;
    • 2. het uiterlijk aanzien van de woning niet wordt aangetast en er, in samenhang daarmee, geen omgevingsvergunningsvrije reclameborden worden geplaatst;
    • 3. het medegebruik van de woning bestemd voor de bedrijfsactiviteiten beperkt blijft tot maximaal 30% van de inhoud van de woning en/of bijgebouwen, met een maximum van 50 m2;
    • 4. er geen detailhandels-, horeca- en/of prostitutieactiviteiten plaatsvinden;
    • 5. er een directe relatie bestaat tussen het beroep en de (hoofd)bewoner van de woning;
    • 6. er geen onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte ontstaat.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4, sub b voor het bewonen van één woning door maximaal twee huishoudens, mits:
    • 1. de woning één hoofdtoegang houdt met daarachter één centrale hal van waaruit beide woonvertrekken direct bereikbaar zijn;
    • 2. in de woning maximaal één trap aanwezig is voor het bereiken van de eerste verdieping;
    • 3. er sprake is van één bouwmassa.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4, sub c en worden toegestaan dat vrijstaande bijgebouwen worden gebruikt voor tijdelijke inwoning van een hulpbehoevende, met als doel het verlenen van mantelzorg, mits:
    • 1. de hulpbehoevende een naast familielid is;
    • 2. de hulpbehoevendheid wordt geïndiceerd door medewerkers van de afdeling Werk, inkomen en zorg, teamzorg;
    • 3. niet reeds een tweede woning of tweede zelfstandige woonruimte aanwezig is;
    • 4. de afstand tussen het hoofdgebouw en het mantelzorggebouw ten hoogste 20 m bedraagt;
    • 5. geen sprake is van een zelfstandige woonunit;
    • 6. voorts wordt voldaan aan de voorwaarden zoals vervat in de ter zake vastgestelde beleidsregel Mantelzorgwoningen gemeente Losser.
  • d. De in lid a tot en met c genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de woonsituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de sociale veiligheid;
    • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.