direct naar inhoud van 5.4 Milieu
Plan: Plechelmusstraat 10
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0168.03BP001PH01-0301

5.4 Milieu

Milieuhygiëne is een belangrijk onderdeel van ruimtelijke ordening. Het is van belang dat in het kader van een zorgvuldige en integrale afweging milieurelevante aspecten in beeld zijn gebracht.

5.4.1 Bodem

In februari 2010 is door Lycens Milieu & Ruimte B.V. een verkennend bodemonderzoek (projectnr. 1000.9178, zie bijlage 3) uitgevoerd op de planlocatie.

Op grond van de beschikbare gegevens (inventarisatie gegevens, zintuiglijke waarnemingen gedaan tijdens het veldwerk en de analyseresultaten) kan worden geconcludeerd dat er milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen zijn voor uitvoering van het voorgenomen plan. De aangetroffen gering verhoogde gehalten is waarschijnlijk toe te schrijven aan licht verhoogde achtergrondgehalten. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht gezien de geringe verhogingen.

Mocht bij herinrichting grond vrijkomen dan wordt aanbevolen deze grond op eigen locatie her te gebruiken. Bij toepassing van de grond in een werk elders, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.

Ook dit onderzoek heeft plaatsgevonden in een gebied dat groter was dan onderhavig plangebied. Het plangebied maakte volledig deel uit van het onderzochte gebied.

5.4.2 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van industriële activiteiten met opslag en transport van gevaarlijke stoffen.

Het extern veiligheidsbeleid richt zich op de risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen die voor de omgeving aanwezig zijn. Dit zijn:

  • a. het gebruik, de opslag en de productie van gevaarlijke stoffen (inrichtingen);
  • b. het transport van gevaarlijke stoffen (buisleidingen, waterwegen, wegen en spoorwegen);
  • c. het gebruik van luchthavens.

Om dit doel te bereiken verplicht het Bevi het bevoegd gezag conform de Wet milieubeheer en Wet ruimtelijke ordening afstand te houden tussen kwetsbare objecten (objecten waar zich (veel) mensen ophouden) en risicovolle bedrijven.

Tevens beperkt het Bevi het totale aantal aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovolle inrichting. Hiertoe is de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden. Het Revi beschrijft de normen met betrekking tot afstanden en de wijze van berekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico ter uitvoering van het Bevi. Gemeenten en provincies moeten de normen uit het Bevi (en het daarbij behorende Revi) naleven bij de opstelling van bestemmingsplannen (en bij het verlenen van milieuvergunningen). Eén van de normen is dat zowel de gemeentelijke als de regionale brandweer bij dergelijke plannen om advies moet worden gevraagd.

In het Bevi is voor het plaatsgebonden risico ten opzichte van kwetsbare objecten een grenswaarde opgesteld, met betrekking tot beperkt kwetsbare objecten is het plaatsgebonden risico een richtwaarde.

Het onderscheid in het Bevi tussen de waarden voor het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in bestaande en nieuwe situaties voor kwetsbare objecten komt uiterlijk in 2010 te vervallen. De normen in het Bevi zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een risico-effectbenadering. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden; gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen.

In het Bevi is geen harde norm voor het groepsrisico vastgelegd. Er is voor gekozen om de norm voor het groepsrisico als oriëntatiewaarde te hanteren, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. In het Bevi is een voorschrift opgenomen (artikel 13) op grond waarvan inzicht moet worden gegeven in de actuele hoogte van het groepsrisico en de bijdrage aan het groepsrisico van ruimtelijke ontwikkelingen.

Dit betekent een inspanningsverplichting bij de besluitvorming rond ruimtelijke plannen, waarbij onder andere de mogelijkheden tot het verlagen van de risico's, de zelfredzaamheid en de hulpverlening van belang zijn. Hiervoor is door het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico opgesteld, een document dat een handleiding geeft met betrekking tot het verantwoorden van het groepsrisico.

Gebruik, opslag en productie van gevaarlijke stoffen
Voor de inventarisatie van risicovolle inrichtingen in de directe omgeving van de planlocatie is de 'Risicokaart Nederland' geraadpleegd. Zie figuur 5.3 voor een uitsnede hieruit.

Uit de risicokaart blijkt dat de dichtstbij gelegen risicovolle inrichting op circa 1 kilometer afstand ligt: tankstation Rolink (met LPG) op het adres Bentheimerstraat 97. De afstand tot deze inrichtingen is echter dusdanig groot dat er geen sprake is van een onverantwoord risico.

Figuur 5.3: uitsnede uit de Risicokaart Nederland met paars omcirkeld de planlocatie
afbeelding "i_NL.IMRO.0168.03BP001PH01-0301_0008.png"

Transport gevaarlijke stoffen
In de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt het beleid beschreven inzake de afweging van veiligheidsbelangen die een rol spelen bij het vervoer van gevaarlijke stoffen in relatie tot de omgeving. Een wettelijke verankering van deze risiconormen is in voorbereiding. Het vervoer van gevaarlijke stoffen kent verschillende modaliteiten:

  • vervoer over de weg;
  • vervoer over het spoor;
  • vervoer over water (zee en binnenwater);
  • vervoer door buisleidingen.

De dichtstbijgelegen weg waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt is de rijksweg A1, welke op circa 800 meter afstand van het plangebied ligt. Daarom is getoetst aan de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.

Het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg is niet eenduidig gedefinieerd. In de circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen wordt aangegeven dat voor het gebied dat op meer dan 200 meter van de transport route ligt in principe geen beperkingen voor ruimtelijke gebruik bestaat. Het gebied waarbinnen nog dodelijke slachtoffers kunnen vallen (het gebied binnen de 1% letaliteitgrens) is groter dan deze 200 meter.

De stofcategorie met de hoogste 1% letaliteitafstand die volgens tellingen (2006) op de rijksweg A1 kan worden aangetroffen ter hoogte van het plangebied betreft LT2. De 1% letaliteitsafstand bedraagt volgens RBMII 500 meter. Het is op basis van dit getal aannemelijk dat bevolking die zich op een afstand van meer dan 500 meter van de A1 bevindt geen merkbare invloed meer heeft op het groepsrisico. (Uit: Externe veiligheidsberekeningen vervoer gevaarlijke stoffen over de A1 t.b.v. Bestemmingsplan Luttermolenveld De Lutte, 20 december 2007).

Omdat onderhavig plangebied op circa 800 meter afstand ligt blijkt uit de voorgaande analyse dat met het voorgenomen plan geen onverantwoord risico wordt genomen.

Vervoer over spoor, water en door buisleidingen vindt op grotere afstand plaats, waardoor deze voor dit plan qua externe veiligheid niet relevant zijn.

5.4.3 Luchtkwaliteit

Luchtkwaliteit langs wegen
Voor dit plan is met betrekking tot verslechterde luchtkwaliteit langss wegen alleen de Rijksweg A1 van belang. Enige jaren geleden is in het kader van bestemmingsplan De Lutte Zuid 4e fase (realisering woningbouw) voor dat plangebied onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit. Uit de resultaten van dat onderzoek is gebleken dat van de onderzochte parameters de waarden ruim onder de grenswaarde als de plandrempel blijven. Sindsdien is de situatie nauwelijks veranderd en zal dit de komende 10 jaar ook niet gebeuren, waardoor voor dit plan geen rekening hoeft te worden gehouden met de luchtkwaliteit langs wegen.

NIBM-toets
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer en het daarop gebaseerde Besluit niet in betekenende mate bijdragen - NIBM - (luchtkwaliteitseisen) worden ruimtelijke besluiten die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentraties in de buitenlucht van stoffen waarvoor bijlage 2 van de Wet milieubeheer een grenswaarde bevat, niet langer individueel getoetst aan die grenswaarden. Als gevolg daarvan kunnen tal van kleinere projecten doorgang vinden, ook in situaties waar nog niet aan de grenswaarden wordt voldaan. De effecten van deze projecten op de luchtkwaliteit worden verdisconteerd in de trendmatige ontwikkeling van de luchtkwaliteit, zoals beschreven in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

In het Besluit "Niet in betekenende mate" (NIBM) is een algemene grens van 3% opgenomen ter bepaling of een project al dan niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een in bijlage 2 van de Wet milieubeheer opgenomen grenswaarde.

Daarnaast is in het Besluit NIBM een grondslag opgenomen om bij ministeriële regeling categorieën van gevallen aan te wijzen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen. Een project dat volledig binnen een aldus aangewezen categorie of combinatie van categorieën valt, beneden de daarvoor eventueel gestelde nadere begrenzing blijft en beschikt over eventuele daarbij genoemde voorzieningen of maatregelen, draagt in ieder geval niet in betekenende mate bij aan de concentraties in de buitenlucht van de hiervoor bedoelde stoffen. Het begrip 'niet in betekenende mate' is uitgewerkt in het Besluit "Niet in betekenende mate bijdragen" en de ministeriële regeling NIBM. Als toelichting op het begrip 'niet in betekenende mate' is de Handreiking 'niet in betekenende mate' (NIBM) luchtkwaliteit opgesteld. Deze handreiking heeft geen formeel juridische status, maar kan in voorkomende gevallen wel een houvast bieden bij het bepalen of een project NIBM is, zodat besluiten goed kunnen worden onderbouwd.

De in de ministeriële regeling genoemde categorieën van gevallen zijn:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: 100.000 vierkante meter brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, 200.000 vierkante meter brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Omdat er in onderhavig plan sprake is van een diversiteit aan functies past deze niet goed in één van de genoemde categorieën. Het plan is echter wel te vergelijken met fictieve plannen die wel binnen de categorieën passen. Daarmee vergeleken kan voor dit plan tot de conclusie worden gekomen dat het niet betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit in (dit deel van) De Lutte.

Daarnaast geldt voor dit plan dat het bijdraagt aan optimaal gebruik van bestaand stedelijk gebied en geeft het de noodzakelijk ruimte aan een aantal centrumfuncties om ze te kunnen behouden én ze te kunnen bereiken per voet of fiets in plaats van de auto.

5.4.4 Akoestiek

Geluid is één van de aspecten die meegewogen dienen te worden in de ruimtelijke wenselijkheid van een plan. In de Wet geluidhinder (en het Bouwbesluit) staan normen (streefwaarden) waaraan getoetst dient te worden en die er toe moeten bijdragen dat er sprake is van een voldoende goed leefklimaat. In dit plan is er sprake van meerdere geluidsbronnen die nader onderzocht zijn door Lycens Milieu & Ruimte B.V. Zie bijlage 4. Later is het uitgevoerde onderzoek nog aangevuld met een uitbreiding, zie bijlage 5.

Het onderzoek heeft plaatsgevonden voor een plan dat groter was dan het onderhavige. Hieronder wordt alleen ingegaan op de voor dit bestemmingsplan relevante deel van het onderzochte totale plan. Resultaten gebaseerd op cumulatie van geluidsbronnen uit het totale plan zijn hieronder eveneens meegenomen.

Er is geen onderzoek gedaan naar wegverkeerslawaai, daar het nieuwe bestemmingsplan de mogelijkheden voor wonen niet verruimd ten opzichte van het voorheen geldende bestemmingsplan.

Uitgangspunten onderzoek
De minimale afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen genoemd in de basiszoneringslijst (Bedrijven en Milieuzonering, VNG) zijn gebaseerd op woningen in een rustige woonwijk met een richtwaarde van 45 dBA. De bestaande woningen aan de Beatrixstraat ten noordoosten van het plangebied vallen in deze categorie. Voor een supermarkt/detailhandel/ijssalon geldt voor het aspect geluid in een rustige woonwijk een afstand van 10 meter. De woning op het adres Beatrixstraat 45 ligt binnen deze hindercirkel, hetgeen betekent dat daarvoor een nader onderzoek gewenst is met als doel is na te gaan dat geen geluidhinder optreedt en of wordt voldaan aan het principe van een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het onderzoek tot doel om na te gaan in hoeverre de inrichtingen kunnen voldoen aan het Activiteitenbesluit.

De woningen in en rondom het plangebied zijn getoetst aan de nieuwe ontwikkeling: norm respectievelijk Lar,LT = 45 dBA en 50 dBA. De woningen op de verdieping van het plangebied komen in 'gemengd gebied', waardoor de norm hiervoor hoger is.

De geluidbelasting is berekend met een rekenmodel (methode II), rekening houdend met de geografische gegevens en de representatieve bedrijfssituatie.

Op het terras zullen nauwelijks groepen luidruchtig pratende mensen aanwezig zijn, maar hoofdzakelijk passanten en normaal pratende mensen. Om rekening te houden met luider sprekende mensen (worse case) is uitgegaan van 10% luid sprekende mensen en 90% normaal sprekende mensen met een gemiddeld geluidvermogenniveau LWA van 68 dBA en pieken LWAmax van 100 dBA.

Resultaten berekening
In het model is een aantal waarneempunten opgenomen op de gevels bij woonfuncties met waarneemhoogtes op 4,5 meter en 7,3 meter boven de vloer.

Uit het rekenmodel komen de volgende resultaten:

punt   woning   hoogte   geluidbelasting LAr,LT ijssalon   geluidbelasting LAmax  
      dag   avond   nacht   stemmen  
1a
1b
2a
2b
3a
4a  
Plech.str. 10 voorgevel
Plech.str. 10 voorgevel
Plech.str. 10 achtergev.
Plech.str. 10 achtergev.
Beatrixstr. 47
Beatrixstr. 92  
4.5
7.3
4.5
7.3
4.5
4.5  
45
44
30
33
28
38  
43
43
30
32
28
38  
24
27
24
27
22
26  
73
71
45
45
46
65  

In de tabel is zichtbaar dat de piekgeluiden door roepen op het terras 71 tot 73 dBA op de voorgevel van de geplande woningen bedragen, waarmee de algemene grenswaarde wordt overschreden.

Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Lar,LT ten gevolge van stemmen op het terras bedraagt maximaal 36 dBA in de avond bij de maatgevende bestaande woningen aan de Beatrixstraat en ligt ruimschoots onder de streefwaarde (40 dBA) voor een rustige woonwijk. De conclusie in het onderzoeksrapport is dat de afstand van het terras tot deze woningen groot genoeg is om overlast te voorkomen.

De cumulatieve belasting Lar,LT ten gevolge van de supermarkt en ijssalon bij de geplande woningen bedraagt 50 dBA (etmaalwaarde) en is gelijk aan de streefwaarde.

Conclusies
Geconcludeerd kan worden dat voor de wijzigingen waarvoor het bestemmingsplan moet worden herzien sprake is van 'een goede ruimtelijke ordening' met betrekking tot het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau Lar,LT.

De overschrijding van de algemene grenswaarde door roepen op het terras is niet te voorkomen, maar het is ook geen reden om de beoogde ontwikkeling niet te laten doorgaan. Aangezien het terras, conform het gemeentelijke horecabeleid, na 23:00 uur niet meer wordt gebruikt wordt voor bestaande woningen voldaan aan de voor de avond maximaal toegestane gevelbelasting van 65 dBA.

Ook piekgeluiden veroorzaakt in de winkel (roepen/schreeuwen) zullen in de woningen niet of nauwelijks herkenbaar zijn (LAmax < 35 dBA in de woningen).

Bij een normale geïsoleerde begane grond-vloer van beton wordt verder ruimschoots aan de Bouwbesluit-eis van contactgeluidisolatie naar de bovenwoningen voldaan.

Middels een aanvulling is ook het geluid van eventuele installaties in de ijssalon meegenomen in het onderzoek, zie bijlage 5. Daaruit blijkt dat ook dat aspect geen problemen oplevert, mits de juiste maatregelen worden genomen.