direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Snippergroen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0168.BP16058-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woongebieden in de gemeente Losser zijn over het algemeen ruim opgezet. Het binnen de woongebieden aanwezige structurele openbare groen levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en uitstraling van deze woongebieden. Naast het structureel openbaar groen zijn/ waren binnen de woongebieden diverse kleinere percelen openbaar groen aanwezig die geen voorname functie hebben/hadden in de groenstructuur of anderszins een belangrijke openbare gebruiksfunctie (bijvoorbeeld als speelvoorziening). Deze kleinere percelen openbaar groen worden ook wel 'snippergroen' genoemd. In enkele gevallen waren deze percelen al in gebruik genomen door particulieren als tuin of woonerf, in andere gevallen vindt de gemeente het gewenst om deze kleinere percelen met het oog op de kosten van het onderhoud uit te geven of te verhuren aan particulieren.

Voor de uitgifte van het zogenoemde snippergroen is op 10 april 2012 de Nota Snippergroen vastgesteld. In het kader van deze nota is een inventarisatie gemaakt van percelen 'snippergroen' binnen de gemeente Losser die al particulier in gebruik waren of waarvan het gewenst is deze te verkopen. Naar aanleiding van deze inventarisatie zijn reeds diverse percelen snippergroen in de woonkernen Losser, De Lutte, Overdinkel en Beuningen verkocht of verhuurd aan de bewoners van de aan dit snippergroen grenzende woonpercelen. Naast de verkoop van snippergroen in de woongebieden is één perceel snippergroen op bedrijventerrein Zoeker Esch verkocht en één perceel snippergroen in het buitengebied van Losser.

Ook indien de percelen snippergroen al illegaal particulier in gebruik waren maar nog in eigendom waren van de gemeente is overgegaan tot de verkoop of verhuur van deze percelen. In die gevallen waarbij een perceel snippergroen al in gebruik was bij een particulier, maar men dit perceel snippergroen niet wenst aan te kopen of te huren zal de gemeente handhavend optreden.

Om het gebruik van de percelen snippergroen in overeenstemming te brengen met de feitelijke of gewenste situatie is dit bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische kaders voor het gebruik van de percelen snippergroen als tuin of erf bij een woning, of in geval van het perceel snippergroen op het bedrijventerrein Zoeker Esch als bedrijventerrein.

Naast het vorenstaande omvat dit bestemmingsplan eveneens de juridisch-planologische kaders voor een perceel op de hoek van de Enschedesestraat - Diepenbrocklaan te Losser en een perceel aan de Reekersgaarden te Losser. Het perceel aan de Enschedestraat - Diepenbrocklaan is in gebruik als openbaar groen doch abusievelijk bestemd als 'Tuin'. Om deze reden is het perceel meegenomen in voorliggende bestemmingsplanherziening en bestemd als 'Groen'. Het perceel aan de Reekersgaarden is bestemd als 'Groen' maar particulier eigendom en in gebruik als erf/tuin bij de woning. Dit perceel is in deze bestemmingsplanherziening meegenomen en hierin bestemd als 'Wonen'.

1.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied omvat een groot aantal percelen snippergroen in de woongebieden van de kernen Losser, De Lutte, Overdinkel en Beuningen. Daarnaast omvat het plangebied één perceel op het bedrijventerrein Zoeker Esch, één perceel dat net buiten de kern Losser (in het buitengebied) is gelegen en het eerder genoemde perceel op de hoek van de Enschedesestraat - Diepenbrocklaan in Losser. Voor ligging van de diverse percelen die worden gerekend tot het plangebied en de begrenzing hiervan, wordt verwezen naar de verbeelding van dit bestemmingsplan.

1.3 Vigerende bestemmingsplannen

In het plangebied is sprake van meerdere geldende bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:

  • Bestemmingsplan "Losser dorp" (vastgesteld op 19 maart 2013);
  • Bestemmingsplan "De Lutte" (vastgesteld in juli 2007);
  • Bestemmingsplan "Beuningen 2015" (vastgesteld op 15 december 2015);
  • Bestemmingsplan "Overdinkel 2014" (vastgesteld op 21 oktober 2014);
  • Bestemmingsplan "De Zoeker Esch - de Pol" (vastgesteld op 4 februari 2014);
  • Bestemmingsplan "Buitengebied" (vastgesteld 19 maart 2013) en "Buitengebied Veegplan 2015" (vastgesteld 10 november 2015).

De percelen snippergroen hebben op basis van de voornoemde bestemmingsplannen bestemmingen die met name het openbaar gebruik regelen, het betreft hier hoofdzakelijk groen- en verkeersbestemmingen. Gronden met deze bestemmingen mogen niet gebruikt worden ten behoeve van de functie wonen. Voor het gebruiken als tuin, erf of voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen of bijgebouwen of bedrijventerrein is het nodig deze bestemmingen te wijzigen.

Hoofdstuk 2 De huidige en gewenste situatie

2.1 Huidige situatie

De percelen snippergroen zijn in de huidige situatie grotendeels in gebruik als openbaar groen en in enkele gevallen al onderdeel van een tuin of erf. Voor zover nog sprake is van openbaar groen bestaat de inrichting uit gras, bosschages of enkele bomen. In enkele gevallen is verharding aanwezig.

Voor alle percelen snippergroen binnen de woongebieden geldt dat deze geen onderdeel uitmaken van de hoofdgroenstructuur in een wijk en direct grenzen aan woonpercelen. Als gemene deler hebben deze percelen de volgende eigenschappen:

  • het snippergroen grenst direct aan een woonperceel, dit betreft tevens het woonperceel dat het betreffende snippergroen in gebruik zal nemen als tuin of als erf;
  • de percelen hebben geen belangrijke openbare functie voor bijvoorbeeld de verkeersveiligheid, de hoofdgroen- of water structuur, speelgelegenheid, nutsvoorzieningen (zoals middenspanningskabels (10 KW), hogedrukleiding/ transportleiding voor gas en water, antenne installaties, verdeelkasten, brandkranen);
  • het snippergroen heeft geen gebruiksfunctie, bijvoorbeeld ten behoeve van een speelgelegenheid;
  • het snippergroen kent geen bijzondere ecologische- of cultuurhistorische waarden.

Zoals eerder aangegeven wordt er tevens één perceel snippergroen op bedrijventerrein Zoeker Esch verkocht en één perceel snippergroen in het buitengebied van Losser.

Voor de aankoop of huur van snippergroen zijn nadere voorwaarden uitgewerkt. Deze voorwaarden worden in 3.2.2 behandeld. Uitsluitend indien aan deze voorwaarden wordt voldaan, wordt overgegaan tot de verkoop of verhuur van percelen snippergroen.

2.2 Beschrijving toekomstige situatie

In de toekomstige situatie krijgen de percelen snippergroen een bestemming op basis waarvan het gebruik als tuin en/of erf is toegestaan. Uitsluitend op bedrijventerrein Zoeker Esch krijgt het perceel snippergroen een bestemming 'Bedrijventerrein'.

Voor zover percelen snippergroen bij een woonperceel worden betrokken geldt dat de bouwregels voor het bouwen van hoofdgebouwen, de feitelijke woning, niet wijzigen met dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan regelt uitsluitend het gebruik en voorziet in de mogelijkheid om op deze gronden aan- en uitbouwen en bijgebouwen te realiseren.

In paragraaf 5.2 worden nader ingegaan op de plansystematiek en de gebruiks- en bouwmogelijkheden binnen de diverse bestemmingen.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijks- en provinciaal beleid

Dit bestemmingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming van diverse percelen snippergroen. Een dergelijke planologische wijziging is beperkt van aard en raakt geen rijksbelangen. Er zal dan ook niet nader worden ingegaan op het rijksbeleid.

Ten aanzien van het provinciaal beleid wordt wel opgemerkt dat enkele percelen snippergroen zijn gelegen binnen het grondwaterbeschermingsgebied of het intrekgebied. De gebiedsaanduidingen die in de geldende bestemmingsplannen ter bescherming en veiligstelling van de kwaliteit van het grondwater zijn opgenomen, zijn in dit bestemmingsplan onverkort overgenomen, dit conform de Omgevingsverordening Overijssel. Gelet op de kleinschaligheid van de percelen snippergroen en de functie die wordt toegestaan binnen deze gebieden, is van enig risico voor de kwaliteit van het grondwater geen sprake. Naast dit provinciaal belang is geen sprake van andere provinciale belangen, ook op het provinciaal beleid wordt om die reden niet nader ingegaan.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurvisie Losser (voorontwerp)

De huidige structuurvisie van de gemeente Losser is in 1995 vastgesteld. Gelet op deze vaststellingsdatum is sprake van een verouderde structuurvisie en na 1995 is het ruimtelijk beleid gewijzigd en is sprake van gewijzigde inzichten. Voor de ruimtelijke motivering wordt in dit geval dan ook aangesloten bij de in voorbereiding zijn Structuurvisie Losser. Deze structuurvisie geeft een actueel beeld van het ruimtelijk ordeningsbeleid van de gemeente. Met de totstandkoming van de visie beschikt de gemeente over een samenhangend beleidsdocument dat leidend is voor de ruimtelijke ordening en ontwikkelingen voor de komende 10 jaar. De structuurvisie geeft richting op welke wijze de ruimtelijke kwaliteiten van de gemeente kunnen worden behouden en versterkt. In de visie wordt bepaald wat de essentiële, gebiedsspecifieke kwaliteiten zijn, waar kansen liggen en hoe ontwikkelingen op deze kwaliteiten en kansen kunnen inspelen.

De structuurvisie laat zich specifiek uit over het openbaar groen binnen de gemeente Losser of wijze hoe hiermee omgegaan zou moeten worden. Wel wordt aangegeven dat het vanuit de wens om de ruimtelijke kwaliteit in en om de dorpen te behouden, bepaald moet worden wat de specifieke kenmerken zijn van de dorpen en hoe hier op voortgebouwd kan worden.

Doorwerking plangebied

De verkoop van kleinschalige percelen snippergroen binnen de gemeente Losser doet geen afbreuk aan de groenstructuur of stedenbouwkundige opzet binnen de woongebieden in de gemeente Losser. Burgers hebben baat bij de koop of huur van percelen snippergroen doordat hun privégebied groter wordt en in geval van koop de waarde van het onroerend goed kan toenemen. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de Structuurvisie Losser geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

3.2.2 Nota Snippergroen

Op 10 april 2012 heeft het college van burgemeester en wethouders de Nota Snippergroen vastgesteld. Met de vaststelling van deze nota heeft het college in feite besloten om:

  • op te treden tegen ongeregistreerd grondgebruik om daarmee de rechtsgelijkheid en de stedenbouwkundige eenheid te waarborgen; en
  • om met het oog op het beperken van de onderhoudskosten bepaalde percelen snippergroen die niet van belang zijn voor de hoofdgroenstructuur te verkopen of te verhuren.

In het kader van de Nota Snippergroen is de afgelopen jaren een inventarisatie gemaakt van percelen 'snippergroen' binnen de gemeente Losser die al particulier in gebruik waren of waarvan het gewenst is deze te verkopen of te verhuren. Hierbij geniet de verkoop van percelen snippergroen de voorkeur boven verhuur. Het beleid bepaalt dat er alleen tot verhuur wordt overgegaan indien verkoop niet mogelijk of niet wenselijk is.

De belangrijkste voorwaarden voor de verkoop of verhuur van snippergroen zijn:

  • Het snippergroen grenst direct aan eigendom/gehuurde van de aanvrager;
  • Er zijn geen middenspanningskabels voor elektra (10KW), hogedrukleiding gas water, transportleiding voor gas en water, CAI-leiding tot en met een eindversterker, verdeelkasten, afsluiters in hoofdleidingen of brandkranen in of op de grond aanwezig;
  • Andere groenvoorzieningen of waterlopen mogen ten gevolge van de ingebruikneming niet onbereikbaar worden voor onderhoudswerkzaamheden;
  • Bij aanwezigheid van bijzondere en beschermwaardige bomen; consulteren afdeling groen en bij eventuele uitgifte voorwaarden in contract opnemen;
  • De (verkeers-) veiligheid en doorgang van het omliggende gebied mogen niet in gevaar komen ten gevolge van de uitgifte;
  • Er liggen geen andere claims op de grond, op basis van in voorbereiding zijnde bouwplannen, herinrichtingsplannen, aanspraken van derden enzovoort;
  • Het snippergroen heeft geen gebruiksfunctie, bijvoorbeeld speelgelegenheid;
  • Verkoop of verhuur van snippergroen leidt niet tot een wijziging van de bestemming. Het deelperceel dient conform het geldende planologische regime te worden gebruikt;
  • Verkoop of verhuur van snippergroen legaliseert geen aanwezige of nadien gebouwde bouwwerken die in of op de grond zijn aangebracht.
  • De strook snippergroen langs parkeerplaatsen is niet uitgeefbaar in verband met in- en uitstappen. De minimale breedte hiervan is 0,65 m;
  • Er mogen door de uitgifte van snippergroen geen rest ‘snippers’ overblijven.

Doorwerking plangebied

Bij de inventarisatie zijn de voorwaarden die in acht genomen moeten worden om een perceel aan te kunnen merken als snippergroen in acht genomen. Alle percelen snippergroen die onderdeel uitmaken van het plangebied van dit bestemmingsplan voldoen aan deze voorwaarden. Dit bestemmingsplan betreft de juridisch-planologische uitwerking van de inventarisatie die in het kader van de Nota Snippergroen is uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de wijze waarop de milieu- en omgevingsaspecten bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders.

Gezien de aard van dit bestemmingsplan zijn in dit kader niet alle milieu- en omgevingsaspecten van belang. In dit hoofdstuk wordt uitsluitend ingegaan op de in dit kader van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten.

4.1 Milieuzonering

4.1.1 Algemeen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen milieugevoelige functies en milieubelastende functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige functies sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies onderling kunnen de richtlijnen in de VNG-handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) gehanteerd worden. Deze uitgave bevat een lijst waarin per bedrijfssoort richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. Deze lijst beperkt zich tot de volgende milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie.

4.1.2 Beoordeling en conclusie

Voor wat betreft de percelen snippergroen wordt opgemerkt dat deze zich met uitzondering van een tweetal percelen in een stedelijke woonomgeving bevinden. Bedrijvigheid komt in deze woonomgeving niet of nauwelijks voor. Daar waar in de nabijheid wel sprake is van enige bedrijvigheid, geldt in alle gevallen dat het wijzigen van de bestemming van het snippergroen niet leidt tot extra belemmeringen voor milieuhinderlijke functies.

Voor wat betreft het woonperceel in het buitengebied geldt dat dit perceel nabij de kern Losser is gelegen. Met het herbestemmen van het snippergroen voor dit perceel, komt de woonbestemming van dit perceel niet dichter bij bedrijvigheid te liggen. Voor wat betreft het perceel snippergroen op het bedrijventerrein Zoeker Esch geldt dat dit perceel, net als de omliggende bestemmingen, bestemd wordt als 'Bedrijventerrein'. Milieugevoelige functies zijn gelegen op ruime afstand van dit perceel en vormen dan ook geen belemmering.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.2 Geluid

4.2.1 Algemeen

De Wet geluidhinder (Wgh) geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidsgevoelig object/ bestemming mogelijk maakt binnen een geluidszone van een weg, spoorweg of industrieterrein. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidsgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.

4.2.2 Beoordeling en conclusie

Het betrekken van percelen snippergroen bij woonpercelen leidt niet tot het mogelijk maken van nieuwe geluidsgevoelige functies of het op een andere wijze kunnen situeren van geluidsgevoelige functies. De Wgh vormt dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

4.3 Bodem

4.3.1 Algemeen

Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het uitgangspunt dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de toekomstige functie. Wanneer een toekomstige functie mogelijk wordt belemmerd door de bodemkwaliteit zal, in eerste instantie, een verkennend bodemonderzoek moeten aantonen of dit daadwerkelijk het geval is.

4.3.2 Beoordeling en conclusie

Voor wat betreft de percelen snippergroen zijn er gelet op het gebruik in het verleden en het huidige gebruik geen redenen om aan te nemen dat er sprake is van bodemverontreinigingen. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan. Wel wordt benadrukt dat ingeval van eventuele toekomstige bouwactiviteiten het uitvoeren van een bodemonderzoek in het kader van de omgevingsvergunningaanvraag noodzakelijk kan zijn.

 

4.4 Externe veiligheid

4.4.1 Algemeen

Externe veiligheid gaat om het beperken van de kans op en het effect van een ernstig ongeval voor de omgeving door het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventueel aanwezige externe risico's die de veiligheid negatief kunnen beïnvloeden. Hiertoe zijn de risico's gekwantificeerd door middel van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico.

Het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats, dat een continu daar aanwezig gedacht persoon die onbeschermd is, komt te overlijden als gevolg van een mogelijk ongeluk met die activiteit. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde. Het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen van een bepaalde omvang komt te overlijden bij een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde maar een oriënterende waarde die de personendichtheid binnen een invloedsgebied relateert aan een bepaalde maat voor risicoaanvaarding.

4.4.2 Beoordeling en conclusie

Voor zover het betreft de percelen snippergroen worden met het herbestemmen van deze percelen geen bouwvlakken opgenomen. Doordat geen bouwvlakken worden opgenomen kunnen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten, zoals woningen, dichter bij risicobronnen worden opgericht. Dit betekent eveneens dat er geen sprake is van enige verantwoordingsplicht in het kader van het groepsrisico. Overigens bevinden zich op geen van de percelen die in dit kader worden herbestemd risicobronnen als buisleidingen, risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering hiervoor.

4.5 Leidingen en kabels

De ligging van kabels en leidingen zijn bij de verkoop van de gronden in beeld gebracht. Als voorwaarde om tot verkoop of verhuur over te gaan is gesteld dat er geen middenspanningskabels voor elektra (10KW), hogedrukleiding gas en water, transportleiding voor gas en water, CAI-leiding tot en met een eindversterker, verdeelkasten, afsluiters in hoofdleidingen of brandkranen in of op de grond aanwezig zijn.

De percelen snippergroen die onderdeel uitmaken van het plangebied voldoen aan deze voorwaarden. Gelet op hierop wordt geconcludeerd dat dit aspect geen belemmering vormt voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.6 Archeologische en cultuurhistorie

4.6.1 Archeologie
4.6.1.1 Algemeen

In de Wet op de archeologische monumentenzorg is bepaald dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de grond rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Gemeenten hebben op basis van deze wet een archeologische zorgplicht en initiatiefnemers van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, zijn verplicht rekening te houden met de archeologische relicten die in het projectgebied aanwezig (kunnen) zijn.

4.6.1.2 Beoordeling en conclusie

De gemeente Losser beschikt niet over een gemeentelijke archeologische verwachtingskaart. Daar waar bekend is dat sprake in de gronden sprake is van archeologische waarden is in de geldende bestemmingsplannen aan deze gronden een beschermende dubbelbestemming toegekend. Deze dubbelbestemming is niet gelegd op de percelen die onderdeel uitmaken van het plangebied van dit bestemmingsplan waardoor er geen bekende archeologische waarden voorkomen in het plangebied.

Dit bestemmingsplan voorziet niet in directe bouw- of grondwerkzaamheden die het uitvoeren van een archeologisch onderzoek noodzakelijk maken. Wel worden middels dit bestemmingsplan aan gronden extra bouw- en gebruiksmogelijkheden toegekend. Deze werkzaamheden zouden kunnen plaatsvinden in gebieden waar archeologische waarden verwacht worden. Bij de aanvraag om omgevingsvergunning zal worden beoordeeld of, indien sprake is van bouw- of grondwerkzaamheden in gebieden met een archeologische verwachtingswaarde, een archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

4.6.2 Cultuurhistorie
4.6.2.1 Algemeen

Per 1 juli 2011 is de Modernisering Monumentenzorg (MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo is de Bro per 1 januari 2012 gewijzigd. Wat eerst alleen voor archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed: in de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

4.6.2.2 Beoordeling en conclusie

Middels de Cultuurhistorische Waardenkaart van de provincie Overijssel is beoordeeld of zich in het plangebied of grenzend aan het plangebied cultuurhistorische waarden bevinden. Gebleken is dat zich binnen het plangebied en grenzend aan het plangebied geen cultuurhistorische waarden, waaronder monumenten, bevinden. Dit aspect vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het plan.

 

4.7 Waterparagraaf

4.7.1 Beleidskader

Zoals in hoofdstuk 3 al aangegeven zijn met dit bestemmingsplan geen nationale- of provinciale belangen gemoeid. Ook in het kader van deze waterparagraaf wordt derhalve niet nader ingegaan op het rijks- of provinciaal beleid.

4.7.1.1 Waterschap Vechtstromen

Het Waterschap Vechtstromen heeft de beleidskaders van rijk en provincie nader uitgewerkt in het Waterbeheerplan 2010-2015. Het waterbeleid van het waterschap is met name gericht op een duurzame aanpak van het waterbeheer: geen afwenteling, herstel van de veerkracht van het watersysteem, streven naar een meer natuurlijker waterbeheer, zoeken naar meer ruimte voor water, water toepassen als ordenend principe middels het gebruik van waterkansenkaarten en water langer vasthouden mede door flexibeler peilbeheer. Ook het streven naar een betere waterkwaliteit als onderdeel van duurzaamheid is een belangrijk speerpunt (tegengaan van lozingen, minder belasting van het water en het zoveel mogelijk tegengaan van diffuse verontreinigingen). De belangrijkste ruimtelijk relevante thema's zijn de Kaderrichtlijn Water en retentiecompensatie.

Daarnaast is de Keur van Waterschap Vechtstromen een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.

4.7.2 Watertoets

Belangrijk instrument om water belangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater).

4.7.3 Beoordeling en conclusie

Voor wat betreft de percelen snippergroen gaat het om meer dan 130 verschillende percelen verspreid over gemeente. In alle gevallen betreft het beperkte planologische wijzigingen die geen negatieve effecten zullen hebben op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse.

4.8 Ecologie

4.8.1 Algemeen

De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig op provinciaal niveau gebiedsbescherming plaats door middel van het Nationaal Natuurnetwerk (voormalig Ecologische Hoofdstructuur/EHS).

4.8.1.1 Natuurbeschermingswet

De Natuurbeschermingswet heeft betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden en de Beschermde natuurmonumenten. De Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden worden in Nederland gecombineerd als Natura 2000-gebieden aangewezen. Als er naar aanleiding van projecten, plannen en activiteiten mogelijkerwijs significante effecten optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden. Projecten, plannen en activiteiten die mogelijk een negatief effect hebben op de beschermde natuur in een Natura 2000-gebied (of Beschermd Natuurmonument) zijn vergunningsplichtig.

4.8.1.2 Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de voormalige Ecologische Hoofdstructuur (EHS), is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende verbindingszones. Dit netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen natuur en verbindingszones tussen de gebieden. In of in de directe nabijheid van de EHS geldt het 'nee, tenzij'- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. De feitelijke beleidsmatige gebiedsbescherming vindt plaats middels de uitwerking van het provinciaal beleid in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Binnen de provincie Overijssel wordt vooralsnog de term EHS nog gebruikt.

4.8.1.3 Flora- en faunawet

De Flora- en faunawet heeft betrekking op alle in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten (uit de groepen kevers, mieren, schelp- en schaaldieren) en op een honderdtal vaatplanten. Voor alle soorten geldt een zorgplicht.

4.8.2 Beoordeling en conclusie

De wijzigingen waarin dit bestemmingsplan voorziet vinden allen plaats buiten Natura 2000-gebieden of gebieden die op basis van provinciaal beleid (Natuurnetwerk Nederland) worden beschermd. Gelet op de aard en omvang van de planologische wijzigingen die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt, wordt geconcludeerd dat (significant) negatieve effecten op:

  • de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden;
  • de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden;

op voorhand kunnen worden uitgesloten.

De percelen snippergroen die met dit bestemmingsplan worden bestemd als tuin of erf (en één perceel als 'Bedrijventerrein') zijn beperkt van omvang. Deze percelen maken geen onderdeel uit van de hoofdgroenstructuur en het nog aanwezige groen op deze percelen vormt geen essentieel foerageergebied of leefgebied voor soorten die op basis van de Flora- en faunawet beschermd worden.

Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de Natuurbeschermingswet 1998, het Natuurnetwerk Nederland (EHS) en de Flora- en faunawet geen belemmering vormen voor dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridisch aspecten

5.1 Inleiding

In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het maken van het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In de volgende twee paragrafen wordt de systematiek van planregels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven. De systematiek van de regels wordt zoveel mogelijk afgestemd op de ter plaatse van de bewuste percelen aangrenzende bestemmingen.

5.2 Plansystematiek

5.2.1 Algemeen

In de ministeriële Regeling standaarden ruimtelijke ordening is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen. Naast de SVBP zijn ook het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en de Standaard Toegankelijkheid Ruimtelijke Instrumenten normerend bij het vastleggen en beschikbaar stellen van bestemmingsplannen.

De SVBP 2012 maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid. De benaming van de bestemmingen en de volgorde van de regels, evenals de weergave van de bestemmingen in het plan komen overeen met de SVBP 2012.

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.
5.2.2 Inleidende regels

In dit artikel zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels.

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven van hoe de betreffende eisen voor wat betreft maatvoering begrepen moeten worden.

5.2.3 Bestemmingsregels

In hoofdstuk 2 zijn de regels voor wat betreft de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen. De opbouw van de bestemmingen ziet er als volgt uit:

  • Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen deze bestemming. Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies;
  • Bouwregels: in de bouwregels worden voor alle bouwwerken de van toepassing zijnde bebouwingsregels geregeld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, is hier vastgelegd;
  • Afwijken van de bouwregels (indien van toepassing): op basis van deze regel hebben burgemeester en wethouders de bevoegdheid om bij omgevingsvergunning op ondergeschikte punten af te wijken van de bouwregels binnen een bestemming;
  • Specifieke gebruiksregels (indien van toepassing): in dit onderdeel is aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval zijn toegestaan dan wel strijdig zijn met de bestemming. Daarbij zijn niet alle mogelijke toegestane en strijdige gebruiksvormen genoemd, maar alleen die functies, waarvan het niet op voorhand duidelijk is;
  • Afwijken van de gebruiksregels (indien van toepassing): in dit lid is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid toegekend om met omgevingsvergunning af te wijken van functies die in eerste aanleg strijdig zijn met de bestemmingsomschrijving of de specifieke gebruiksregels;

In paragraaf 5.3 worden de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen nader toegelicht.

5.2.4 Algemene regels

De op het plan van toepassing zijnde algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:

Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.

Middels dit artikel is bepaald dat bij afwijkingen de maatvoering mag worden aangehouden, zoals die bestond op het moment van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan.

In deze regel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.

In deze regels zijn bepalingen opgenomen in verband met de ligging van het plangebied in het grondwaterbeschermings- en intrekgebied. Met dit artikel worden bebouwing en functies die niet harmoniëren met de ligging in het grondwaterbeschermingsgebied en intrekgebied in eerst instantie geweerd.

In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

5.2.5 Overgangs- slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels staan de overgangs- en slotregels. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.

5.3 Bestemmingen

5.3.1 Algemeen

Binnen het plangebied is ter plaatse van de percelen snippergroen sprake van meerdere geldende bestemmingsplannen. Aan de percelen snippergroen die verkocht of verhuurd is, met uitzondering van het perceel snippergroen op bedrijventerrein Zoeker Esch, een bestemming 'Tuin' of 'Wonen' toegekend. De bestemming 'Tuin' komt in alle voor de kernen geldende bestemmingsplannen met elkaar overeen. De bestemming 'Wonen' uit de geldende bestemmingsplannen voor de kernen lijken qua op het snippergroen van toepassing zijnde regels plansystematiek erg veel op elkaar. Op ondergeschikte onderdelen wijken de regels van elkaar af. Zo wijkt de op basis van het bestemmingsplan "De Lutte" toegestane goothoogte (3 meter) voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen af van de toegestane goothoogte (3,5 meter) in de andere bestemmingsplannen voor de kernen. Gelet op het feit dat deze afwijkingen ondergeschikt zijn en beperkt van aard, wordt in dit bestemmingsplan uitgegaan van één bestemming 'Wonen' waarbinnen onder andere de toegestane goothoogte op 3,5 meter wordt vastgelegd.

Zoals eerder ook aangegeven is er één perceel snippergroen gelegen net buiten de kern, in het buitengebied. De planregeling voor de woonbestemming in het buitengebied wijkt op meerdere onderdelen af van de regeling zoals die hiervoor is opgenomen in de kernen. Gelet op het feit dat dit perceel snippergroen is gelegen voor de voorgevel en hier de bouwmogelijkheden al beperkt zijn, is er geen noodzaak om voor dit perceel specifiek aan te sluiten bij de regeling uit het bestemmingsplan.

5.3.2 Bestemmingen

Bedrijventerrein (Artikel 3)

Het perceel snippergroen op het bedrijventerrein Zoeker Esch is verkocht aan het aangrenzende bedrijf. Dit perceel heeft in dit bestemmingsplan dezelfde bestemming als het aangrenzende perceel gekregen, de bestemming 'Bedrijventerrein'. Qua inhoud is voor wat betreft deze bestemming aangesloten bij het bestemmingsplan "De Zoeker Esch - de Pol".

Binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn in dit geval bedrijvigheid in de categorie 3.1 toegestaan zoals vermeld in de als bijlage bij de regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten bedrijventerreinen. Qua bouwregels zijn in dit geval uitsluitend de bouwregels voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde overgenomen uit het bestemmingsplan "De Zoeker Esch - de Pol". Voor deze bouwwerken geldt een maximale bouwhoogte van 15 meter ingeval van silo's en in alle overige gevallen geldt een bouwhoogte van 6 meter.

Groen (Artikel 4)

Op de hoek Enschedestraat - Diepenbrocklaan is een perceel openbaar groen aanwezig dat in het geldend bestemmingsplan abusievelijk bestemd is als 'Tuin'. Om recht te doen aan de feitelijke situatie is ervoor gekozen dit perceel te betrekken in dit bestemmingsplan en te bestemmen als 'Groen'.

Gronden met de bestemming 'Groen' zijn bestemd voor groenvoorzieningen. Dit met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen, speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi’s daaronder begrepen en parkeervoorzieningen. Gebouwen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden opgericht tot een bouwhoogte van 4 meter.

Tuin (Artikel 5)

De bestemming 'Tuin' is voornamelijk toegekend aan percelen snippergroen die:

  • zijn gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw;
  • zijn gelegen aan de zijgevel van het hoofdgebouw en direct grenzen aan het openbaar gebied;
  • direct grenzen aan gronden die al een bestemming 'Tuin' kennen en waarvan het gelet op de bestemmingsplansystematiek logisch is om deze ook te bestemmen als 'Tuin'.

Naast tuinen zijn binnen deze bestemming tevens gebouwen, erkers en ingangspartijen ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen' toegestaan. Dit met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, in- en uitritten en parkeervoorzieningen.

In de bouwregels is bepaald dat als gebouwen uitsluitend erkers, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen ten dienste van de aangrenzende bestemming 'Wonen' zijn toegestaan. Voor deze bouwwerken is aanvullend bepaald dat deze bebouwing de bouwgrens, over maximaal de halve gevelbreedte, met niet meer dan 1,5 m mag overschrijden, dat de afstand van deze bebouwing tot een trottoir minimaal 3 meter bedraagt en de afstand tot aan de weg dien minimaal 5 meter te bedragen. Voor het overige worden binnen deze bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een maximale bouwhoogte van 1 meter toegestaan.

Wonen (Artikel 6)

De bestemming 'Wonen' is voornamelijk toegekend aan die percelen snippergroen die zijn gelegen achter de voorgevel en waar het toestaan van extra erfbebouwingsmogelijkheden niet tot bezwaren leidt. Binnen deze bestemming worden naast het wonen de daar bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, parkeervoorzieningen en waterhuishoudkundige voorzieningen, wadi's daaronder begrepen toegestaan.

Zoals in paragraaf 4.4 al aangegeven worden met dit bestemmingsplan geen bouwvlakken opgenomen die het mogelijk maken om hoofdgebouwen op te richten of te vergroten. In deze bestemmingsregeling is dan ook bepaald dat de bouw van hoofdgebouwen buiten bouwvlakken niet is toegestaan. Dit betekent dat binnen deze bestemming uitsluitend aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan. Hierbij is, zoals in 5.3.1 al aangegeven, qua systematiek aangesloten bij de voor de kernen geldende bouwregels ten aanzien van deze aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Naast de bouwregels zijn ook de van toepassing zijnde afwijkingsregels ten aanzien van het bouwen en gebruik overgenomen in dit bestemmingsplan. Dit met uitzondering van de afwijkingsbevoegdheid ten aanzien van mantelzorg. Met de inwerkingtreding van het Besluit omgevingsrecht per 1 november 2014 is het immers mogelijk om, onder voorwaarden, vergunningsvrij bestaande bouwwerken te gebruiken voor de huisvesting in verband met mantelzorg. Hiermee is de noodzaak om in het bestemmingsplan een mantelzorgbepaling op te nemen komen te vervallen.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) in samenhang met artikel 6.12 lid 4 Wro is de gemeenteraad van Losser verplicht om bij een voorgenomen bouwplan de kosten te verhalen en een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met het besluit (het bestemmingsplan) waarop het exploitatieplan betrekking heeft.

Met onderhavig bestemmingsplan wordt echter geen bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt, zodat de verplichting tot het vaststellen van een exploitatieplan niet geldt. Overigens zijn met de particulieren die een perceel snippergroen hebben gekocht of gehuurd wel overeenkomsten afgesloten waarin tevens het risico op planschade is meegenomen. Dit bestemmingsplan heeft dan ook geen directe financiële consequenties voor de gemeente.

6.2 Financiële haalbaarheid

Met de verkoop van percelen snippergroen zijn inkomsten gegenereerd en kunnen de toekomstige onderhoudskosten meer beperkt worden. De kosten die gemoeid zijn met dit bestemmingsplan, zijn een investering ten einde deze waardevermeerdering te kunnen realiseren. Wanneer de kosten en opbrengsten naast elkaar worden gelegd is er sprake van een positief saldo. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg, inspraak & procedure

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter inzage gelegd kan worden. Daarnaast is er de gelegenheid om in het voortraject belanghebbenden te laten inspreken conform de gemeentelijke verordening. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).

7.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1) geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg voeren met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

7.1.1 Het Rijk

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Zoals in paragraaf 3.1 ook al aangegeven, raakt dit bestemmingsplan geen rijksbelangen. Daarom is afgezien van het voeren van vooroverleg met het Rijk.

7.1.2 Provincie

In verband met de ligging van enkele percelen snippergroen binnen het grondwaterbeschermingsgebied en het intrekgebied is de provincie over dit bestemmingsplan in het kader van het vooroverleg geïnformeerd. De provincie heeft aangegeven in te kunnen stemmen met het voorliggende bestemmingsplan.

7.1.3 Waterschap

De wijziging waarin met voorliggend bestemmingsplan wordt voorzien betreffen allen beperkte planologische wijzigingen die geen negatieve effecten zullen hebben op de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse. Daarbij is in enkele gevallen ook al sprake van een bestaande feitelijke situatie die middels dit bestemmingsplan overeenkomstig de feitelijke situatie wordt bestemd. Gelet op het vorenstaande wordt vooroverleg met het waterschap niet noodzakelijk geacht.

7.2 Inspraak

De Wro bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en is in de Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. In het kader van onderhavig bestemmingsplan vindt gezien de beperkte planologische wijziging geen inspraak plaats.

7.3 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens de artikelen 3.7 t/m 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan heeft in dit kader voor een periode van 6 weken (6 juli 2016 tot en met 17 augustus 2016) ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen kenbaar gemaakt tegen het plan. Het plan is ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

7.4 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.