direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Strandpost in Cadzand-Bad
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Sluis

omgevingsvergunning

identificatie   planstatus    
identificatiecode:   datum:   status:  
NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01    13-04-2017   concept  
concept   13-04-2017   ontwerp  
projectnummer:   15-06-2017   vastgesteld  
1714.20161996      
     
opdrachtleider:      
ir C.A. Louws      
     
     

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In Cadzand-Bad is de huidige strandpost (ter hoogte van strandpaviljoen Caricole) sterk verouderd en aan vernieuwing toe. Gezien de toegenomen drukte op het strand en het belang van het goed kunnen uitvoeren van strandbewaking op deze locatie, is investering in een nieuwe strandpost noodzakelijk. Ook is in het strandbeleid als uitgangspunt opgenomen dat we de strandposten los gaan koppelen van de strandpaviljoens. De huidige strandpost Cadzand is eigendom van strandpaviljoen Caricole en wordt door de gemeente Sluis gehuurd. De nieuwe post wordt eigendom van de gemeente. Er is onderzoek gedaan naar de mogelijke locatie van de strandpost. In overleg met de RSG Safety, die voor de gemeente de strandbewaking uitvoert, is gekomen tot een locatie. Deze nieuwe locatie voor de post zal meer ten westen van Caricole gelegen zijn, zodat de post meer centraal gesitueerd wordt, tussen strandpaviljoen Caricole en de Piraat. De post zal met een oppervlakte van circa 100 m2 naast EHBO, kleedruimte, dagverblijf, douches en toilet, ook voorzien in ruimte voor opslag van materiaal (boten), waardoor plaatsing van een aparte botenbox op het strand niet meer nodig is. De post wordt voorzien van eigen nutsvoorzieningen.

Aangezien de realisatie van een strandpost van deze omvang niet mogelijk is volgens de regels van het geldende bestemmingsplan dient hiervoor een planologische procedure te worden doorlopen. De gemeente Sluis wil meewerken aan dit initiatief door het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan. Een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan moet vergezeld gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit document bevat deze onderbouwing.

1.2 Projectgebied

De nieuwe strandpost is gelegen op het strand van Cadzand-Bad in de gemeente Sluis (hierna: projectgebied). Het projectgebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01_0001.png"

Figuur 1.1 Indicatieve ligging projectgebied (bron: Google Maps)

1.3 Planologische regeling

Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Dit bestemmingsplan is op 23 juni 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Ter plaatse van het projectgebied is sprake van een bestemming 'Recreatie', de aanduiding 'strand' en een dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. In de regels is bepaald dat ter plaatse van de bestemming 'Recreatie' met de aanduiding 'strand' ten hoogste 7 strandposten mogen worden gebouwd met dien verstande dat de oppervlakte van een strandpost ten hoogste 40 m2 mag bedragen.

In figuur 1.2 is de verbeelding van het bestemmingsplan 'Buitengebied' ter plaatse van de nieuwe strandpost weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied' en daarop aangegeven de locatie van de strandpost

Gezien de toegenomen druk op de stranden, de noodzaak om een hoofdpost op de betreffende locatie te realiseren, met daarin de nodige functies, is 40 m2 in voorliggende situatie niet voldoende. Om de strandpost met een oppervlakte van 100 m2 mogelijk te maken wordt daarom van het bestemmingsplan afgeweken.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van de huidige situatie, de gewenste ontwikkeling en de ruimtelijke-functionele inpassing daarvan. In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten getoetst aan het, voor het project relevante, beleid op de verschillende niveaus. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de omgevingsaspecten. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de maatschappelijk en economische uitvoerbaarheid van het project besproken. Hoofdstuk 6 geeft ten slotte een beknopte samenvatting en conclusie van de ruimtelijke onderbouwing.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In Cadzand-Bad is de huidige strandpost (ter hoogte van strandpaviljoen Caricole) sterk verouderd en aan vernieuwing toe. Daarbij wordt er een paviljoen aan de zeezijde gebouwd waardoor de strandpost niet meer zicht heeft op het strand en niet meer als zodanig herkenbaar is. In de huidige situatie wordt in het hoogseizoen een aparte botenbox geplaatst op het strand, los van de huidige post. Op een afstand van circa 150 meter ten westen van de huidige post bevindt zich het projectgebied waar de nieuwe strandpost is beoogd. Deze locatie is thans onbebouwd. Er mag echter al wel een strandpost worden gerealiseerd, mits het aantal strandposten in totaal niet meer dan zeven bedraagt en de omvang beperkt blijft tot ten hoogste 40m².

2.2 Voorgenomen initiatief

De nieuwe locatie voor de post zal meer ten westen van Caricole gelegen zijn, waardoor de post meer centraal gesitueerd wordt, tussen strandpaviljoen Caricole en de Piraat. De post zal naast EHBO, kleedruimte, dagverblijf, douches en toilet, ook voorzien in ruimte voor opslag van materiaal (boten). Doordat de botenopslag in de nieuwe situatie geïntegreerd wordt in de post, is geen aparte container op het strand meer nodig. De post wordt voorzien van eigen nutsvoorzieningen. In figuur 2.1 is een impressie weergegeven van de nieuwe strandpost.

De strandpost wordt uitsluitend gebruikt voor de uitvoering van de strandbewaking. Enige verkeersbeweging is de ambulance die ter plaatse moet kunnen komen en het strandvoertuig dat ingezet wordt voor de strandbewaking. Dat laatste gaat overigens meestal over het strand. De post zal dagelijks geopend zijn in het hoogseizoen, en in de weekenden tussen Pinksteren en begin juli, en daarna drie weekenden in september, een en ander afhankelijk van het weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Impressie gevels (Bron: VAC Engineering, 11-01-2017)

RSG Safety heeft opdracht gekregen tot het uitwerken van een schetsontwerp. Gezien hun jarenlange ervaring met de strandbewaking op de stranden van de gemeente Sluis, kennen zij de eisen waaraan een strandpost dient te voldoen. In het 'Schetsontwerp strandpost Cadzand-Bad' worden de functies (uitkijk, communicatie, EHBO, dagverblijf, kleedruimte, doucheruimtes, toiletruimtes, botenopslag, materiaalopslag, werkplaats, een ruimte voor het geven van instructies en een kantoor) van de strandpost nader uitgewerkt. Op basis van het schetsontwerp en het programma van eisen wordt een definitief ontwerp gemaakt voor het aanvragen van de benodigde omgevingsvergunning. In figuur 2.2 is een mogelijke indeling van de strandpost weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01_0004.jpg"

Figuur 2.2 Plattegronden (links begane grond, rechts eerste verdieping) (Bron: VAC Engineering, 20-01-2017)

De recreatieve bestemming blijft gehandhaafd, er wordt alleen een grotere strandpost mogelijk gemaakt. De gewijzigde invulling van de strandpost, welke een duidelijk herkenbare uitstraling krijgt, is daarom passend in de omgeving en draagt bij aan een veilig en een voldoende bewaakt strand, die voldoet aan de blauwe-vlag criteria.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Door de verschillende overheden is beleid geformuleerd ten aanzien van ruimtelijke aangelegenheden. In dit hoofdstuk is uiteengezet of het plan in strijd is met het ruimtelijk beleid.

3.2 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de SVIR staan de plannen voor ruimte en mobiliteit van de Rijksoverheid beschreven. Het kabinet schetst in de SVIR hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van lagere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) opgesteld. Het Barro is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden en omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.

Toetsing beoogde ontwikkeling

Het SVIR en het Barro kenmerken zich door een hoog abstractieniveau en bevatten derhalve geen concreet beleid ten aanzien van de nieuwe strandpost. Er is geen sprake van strijdigheid met het nationaal beleid.

3.3 Provinciaal beleid

Omgevingsplan 2012-2018

Het Omgevingsplan 2012-2018 van de provincie Zeeland is op 28 september 2012 door de Provinciale Staten vastgesteld en op 11 maart 2016 deels herzien. In het omgevingsplan is het beleid van de provincie vastgelegd. De Zeeuws-Vlaamse kust wordt neergezet als een gebied met mooie stranden, mooie natuur, leuke dorpen en stadjes, culinaire en bourgondische inslag. Er liggen hier kansen om de stranden met al hun ontspannings- en sportmogelijkheden verder te ontwikkelen. Tegelijkertijd is er het besef van de primaire functie als waterkering, waarbij de provincie voorkeur heeft voor een geleidelijke verbreding van de strand- en duinkust door mee te groeien met de zee door middel van zandsuppleties. Daarnaast bieden de dijken, duinen, stranden en boulevards ook voldoende ruimte voor ander vormen van gebruik. Specifiek wordt Cadzand-Bad benoemd tot recreatieve hotspot. De aanwezigheid van strandposten is van belang om ervoor te zorgen dat mensen er veilig kunnen recreëren. De strandpost past dan ook binnen dit beleid.

Het strand en de duinen krijgen in de Verordening Ruimte van de provincie bescherming in landschappelijke zin. Artikel 2.17 stelt dat in de toelichting bij een ruimtelijk plan waarin bestemmingen worden aangewezen dan wel regels worden gegeven voor landschappen, landschapselementen of cultuurhistorische elementen, inzicht gegeven wordt in de landschappelijke respectievelijk cultuurhistorische waarden van de gronden of elementen. Strandposten maken onderdeel uit van een strand waar mensen veilig kunnen verblijven. De strandpost is daarom passend in de omgeving en draagt bij aan een veilig en een goed bewaakt strand.

Resumerend kan gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met het provinciale beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

Strandbeleid

Op 24 november 2016 heeft de gemeenteraad van de gemeente Sluis de herziening van het strandbeleid vastgesteld. Daarin wordt onder andere ingegaan op de aanwezigheid van strandposten. In het document wordt geconcludeerd dat een aantal strandposten sterk verouderd is, Deze dienen een kwaliteitsverbetering te ondergaan. Dat geldt voor de strandposten Nieuwvliet, Zwin en Cadzand. Het is wenselijk de kwaliteit van de strandposten te laten aansluiten bij de kwaliteit van de overige strandbebouwing, met daarbij uniformiteit en herkenbaarheid als uitgangspunt.

Toetsing beoogde ontwikkeling

De beoogde ontwikkeling wordt expliciet benoemd als strandpost die een kwaliteitsverbetering dient te ondergaan. De beoogde uitbreiding past, aangezien dit ertoe leidt dat een duidelijk herkenbare strandpost met alle benodigde voorzieningen kan worden gerealiseerd, binnen het gemeentelijke strandbeleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Er is naar verschillende ruimtelijk relevante (onderzoeks)aspecten gekeken, om te onderzoeken of het plan uitvoerbaar is.

4.2 Verkeer

De strandpost wordt uitsluitend gebruikt voor de uitvoering van de strandbewaking. Enige verkeersbeweging is de ambulance die ter plaatse moet kunnen komen en het strandvoertuig dat ingezet wordt voor de strandbewaking. De ambulance zal via de Boulevard de Wielingen de strandpost kunnen bereiken. Het strandvoertuig gaat meestal over het strand waar voldoende ruimte aanwezig is.

Conclusie

De ontsluiting van het projectgebied voor uitvoering van strandbewaking is goed. De ontwikkeling leidt nagenoeg niet tot verkeersbewegingen. Het aspect verkeer staat het plan dan ook niet in de weg.

4.3 Wegverkeerslawaai

Beleid en normstelling

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) dient akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd voor de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen. Ook is akoestisch onderzoek noodzakelijk bij de reconstructie van bestaande of aanleg van nieuwe wegen.

Onderzoek en conclusie

In onderhavig plan worden geen nieuwe woningen en nieuwe wegen of wegreconstructies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek op basis van de Wgh kan derhalve achterwege blijven. Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.4 Bedrijven en milieuhinder

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en milieugevoelige functies in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009).

Onderzoek

De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van een grotere strandpost. Voor een strandpost is in de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' (2009) geen richtafstand opgenomen. De meest nabijgelegen woningen zijn gelegen op een afstand van meer dan 50 meter. Aangezien een dergelijke functie reeds ook op de betreffende locatie is toegestaan en gezien de beperkte omvang van het voornemen, de strandpost wordt immers uitsluitend gebruikt voor de uitvoering van de strandbewaking, leidt de beoogde uitbreiding niet tot belemmeringen.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat ter plaatse van de woningen in de omgeving sprake zal zijn van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Luchtkwaliteit

Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  uurgemiddelde concentratie   max. 18 keer p.j. meer dan 200 µg/m³  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate (nibm) is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek en conclusie

De strandpost kent slechts een zeer geringe verkeersaantrekkende werking. Enige verkeersbeweging is namelijk de ambulance die ter plaatse moet kunnen komen en het strandvoertuig dat ingezet wordt voor de strandbewaking. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Op het plan is daarom het Besluit nibm van toepassing. Een toetsing aan de grenswaarden kan achterwege blijven. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Water

Beleid en normstelling

Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf is overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Onderzoek

Het Waterschap Scheldestromen maakt gebruik van een watertoetstabel. In deze tabel zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Het aanmeldformulier voor het watertoetsproces is opgenomen als bijlage 1. De reactie van het waterschap is vervolgens verwerkt in deze tabel en opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.7 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.

Huidige situatie

In de huidige situatie bestaat het gebied uit een strand dat als zodanig in gebruik is en waar mag worden gebouwd.

Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt op het strand een strandpost met een oppervlakte van 100 m2 gebouwd.

Normstelling en beleid

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • a. Natuurnetwerk Nederland (NNN);
  • b. Natura 2000-gebieden.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij'-principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Natura 2000-gebieden

De minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • 1. alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • 2. het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • 3. de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • a. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • b. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn; en
  • c. de bescherming van overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland

In de provincie Zeeland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en het voor op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Westerschelde & Saeftinghe, ligt op een afstand van circa 200 meter. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt op een afstand van bijna 2 km.

Het projectgebied is niet gelegen in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Ook verandering van de waterhuishouding of verontreiniging zijn hier niet aan de orde. Gezien de geringe omvang van de ontwikkeling en het reeds aanwezige recreatieve gebruik ter plaatse leidt de ontwikkeling ook niet tot verstoring van soorten of habitats. Negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden kunnen geheel worden uitgesloten. Gezien bovenstaande conclusies staat de Wet natuurbescherming de uitvoering van het project niet in de weg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1714.StrandpostCadzand-VG01_0005.png"

Figuur 4.2 Globale ligging projectgebied ten opzichte van beschermde natuurgebieden (Blauw: Natura 2000, groen: NNN)

Soortenbescherming

De aanwezige vegetatie ter plaatse is schaars en typerend voor dergelijke dynamische zoute strandmilieus. Beschermde plantensoorten zijn hier niet aanwezig. De locatie is evenmin geschikt als leefgebied voor beschermde zoogdieren, amfibieën, reptielen, insecten etc. . Gezien het reeds aanwezige recreatieve gebruik is het ook niet aannemelijk dat ter plaatse broedende vogels aanwezig zijn.

Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van eventueel aanwezige broedende vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Wet natuurbescherming wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl).

Uit het voorgaande blijkt dat de Wet natuurbescherming de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of soorten. De ontwikkeling is niet in strijd met de Wet natuurbescherming.

4.8 Bodemkwaliteit

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het projectgebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek en conclusie

Historisch gezien zijn er geen redenen om aan te nemen dat de bodem ter plaatse van de strandpost niet over de gewenste kwaliteit beschikt. Dit aspect vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Beleid en normstelling

Op grond van de Erfgoedwet moet bij de vaststelling van een ruimtelijk plan rekening worden gehouden met de archeologische waarden. Rijksmonumenten worden eveneens beschermd via de Erfgoedwet. Gemeentelijke monumenten worden beschermd via de Erfgoedverordening.

Onderzoek

Conform het archeologiebeleid van de gemeente, dat op 20 juni 2013 is vastgesteld, geldt voor het projectgebied een lage archeologische verwachting. Dit betekent dat een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd op het moment dat het gaat om een ontwikkeling met een oppervlakte groter dan 2500 m². Het projectgebied kent een oppervlakte van 100 m2. Hiermee wordt ruimschoots onder voornoemde drempelwaarde gebleven en is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Binnen het projectgebied zijn geen monumenten aanwezig. Dit aspect vraagt dan ook niet om nadere aandacht.

Conclusie

Het aspect archeologie en cultuurhistorie leidt niet tot belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Niet gesprongen explosieven

Uit historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van NGE's blijkt dat het projectgebied is

aangewezen als Hoog Verdacht Gebied. Echter in verband met de zandsuppletie van 2015-2016 worden in de bovenste zandlagen geen niet-gesprongen explosieven verwacht. In verband met deze ophoging wordt het uitvoeren van een vooronderzoek niet nodig geacht. Voorgesteld wordt om aanleg- en graafwerkzaamheden begeleid te laten uitvoeren door een explosievendeskundige.

4.11 Externe veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Onderzoek en conclusie

Uit de professionele risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat er in de nabije omgeving van het projectgebied geen sprake is van het transport van gevaarlijke stoffen dan wel van overige risicovolle activiteiten. Daarbij wordt geen (beperkt) kwetsbaar object mogelijk gemaakt. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

4.12 Planologisch relevante leidingen

Beleid en normstelling

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabricaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek en conclusie

In de omgeving van het projectgebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig die van invloed zijn op de ontwikkeling. Dit aspect staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De nieuwe post wordt eigendom van de gemeente Sluis. Budget voor deze strandpost is beschikbaar binnen de gemeentelijke investeringspost strandposten. Geconcludeerd kan worden dat de economische uitvoerbaarheid in voldoende mate is verzekerd.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan

De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan (zie hoofdstuk 1). Op grond van artikel 2.12 Wabo kan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken worden van het geldende bestemmingsplan. Een belangrijke voorwaarde om te mogen afwijken is dat er wordt aangetoond dat de beoogde ontwikkeling niet in strijd is met de beginselen van een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing toont aan dat de beoogde ontwikkeling voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening.

Procedure

Bij een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan is de uitgebreide Wabo-procedure van toepassing. Bij de uitgebreide procedure moet binnen 6 maanden op een aanvraag worden beslist. Bij afwijken van het bestemmingsplan moet de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen afgeven voordat het college van B&W op de aanvraag kan beslissen. Tegen een omgevingsvergunning kan door belanghebbenden in twee instanties beroep worden ingesteld, eerst bij de Rechtbank en in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Hoofdstuk 6 Conclusie ruimtelijke onderbouwing

Aanleiding

Deze ruimtelijke onderbouwing dient ter afweging voor het verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo, waarmee de grotere strandpost gerealiseerd kan worden binnen de bestemming 'Recreatie' in afwijking van het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. De afwijking heeft betrekking op de realisatie van een grotere strandpost.

Afweging

De ontwikkeling vindt plaats in een gebied waar recreatie plaatsvindt. De strandpost is passend in de omgeving en draagt bij aan een veilig en een voldoende bewaakt strand door een duidelijk herkenbare strandpost mogelijk te maken.

Verder is het project in overeenstemming met de relevante beleidsuitgangspunten op zowel provinciaal als gemeentelijk niveau en veroorzaakt het geen conflicten met de sectorale wet- en regelgeving.

Conclusie

Het verlenen van een omgevingsvergunning voor de beoogde strandpost is niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.