direct naar inhoud van Regels
Plan: Havengebied Breskens
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Havengebied Breskens' van de gemeente Sluis.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten al vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 verbeelding

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1714.jachthavenBreskens-VG01.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door de indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt overeenkomstig de functie van het hoofdgebouw.

1.7 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de grond die gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringt.

1.8 afhaalzaak

een detailhandelsbedrijf waar in hoofdzaak kant-en-klare maaltijden, kleine etenswaren, alcoholvrije dranken en/of consumptie-ijs worden verkocht voor directe consumptie elders.

1.9 afwijking bij omgevingsvergunning

een afwijking als bedoeld in artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, onderdeel 1 van de Wabo, zoals die luidde ten tijde van inwerkingtreding van dit plan.

1.10 antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.11 antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.12 appartementen voor verblijfsrecreatie

gedeeltes van een gebouw, met gestapelde eenheden, die per gedeelte dienen voor verblijfsrecreatie door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.13 appartementen voor verblijfsrecreatie en wonen

gedeeltes van een gebouw, met gestapelde eenheden, die per gedeelte dienen voor verblijfsrecreatie door personen die hun hoofdverblijf elders hebben en/of de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.14 appartementen voor wonen

gedeeltes van een gebouw, met gestapelde eenheden, die per gedeelte dienen voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.15 Awb

de Algemene wet bestuursrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.16 bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingspercentage

een op de verbeelding of in de regels aangeduid percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.18 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, ondergeschikt aan de (woon)bestemming.

1.19 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.20 bedrijf aan huis

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.21 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.22 bedrijfsvloeroppervlakte

de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte.

1.23 bedrijfswoning

een woning in of nabij een gebouw of op een terrein, dat dient voor de huisvesting van één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.24 beroep aan huis

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.25 beroepsvaart

de scheepvaart van bedrijfsmatig gebruikte schepen.

1.26 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.27 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.28 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.29 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.30 bevoegd gezag

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning, zoals bedoeld in de Wabo.

1.31 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.32 Bor

Besluit omgevingsrecht, zoals dat luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.33 bouwdiepte

de afstand tussen de voorgevel en achtergevel van een hoofdgebouw.

1.34 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.35 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.36 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies uit de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.

1.37 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.38 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.39 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.40 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.41 bruto vloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.42 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

1.43 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon, waaronder een vereniging van eigenaren, voeren van een zodanige exploitatie dat daarbij gedurende het jaar, in verschillende perioden, aan verschillende personen die hun hoofdverblijf elders hebben, recreatieve verblijfsmogelijkheden worden geboden.

1.44 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.45 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme, wellness en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.46 dagrecreatieve voorziening

speciaal aangelegde accommodatie al dan niet overdekt ten behoeve van dagrecreatie.

1.47 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.48 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.49 deeltijdwonen

het wonen in deeltijd;

1.50 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake het te beoordelen aspect.

1.51 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsook aan de hoofdfunctie ondergeschikte functies in de vorm van functie-ondersteunende horeca;

1.52 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in de volgende categorieën:

  • a. detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • c. tuincentra;
  • d. grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • e. bouwmarkten.
1.53 dienstvaartuig

een vaartuig in gebruik bij de een overheids- of toezichthoudende dienst, zoals havendiensten, Rijkswaterstaat, douane en de politie, loodsdiensten, reddingsdiensten en sleepboten.

1.54 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.55 discotheek of dancing

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, in combinatie met het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, feesten en andere daarmee vergelijkbare evenementen.

1.56 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.57 erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst.

1.58 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.59 evenementen categorie klein

een terugkerende activiteit die voor het publiek toegankelijk is in de openbare ruimte gericht op kunst, cultuur, muziek, ontspanning, zoals een braderie, culturele activiteiten, markt, nautische evenementen, openluchtoptredens, een en ander waarbij het merendeel van de volgende kenmerken van toepassing is:

  • a. met een lokale uitstraling;
  • b. gedurende maximaal 24 uur per evenement;
  • c. waarvan de opbouwtijd en de afbouwtijd ieder maximaal 1 dag bedraagt;
  • d. waarbij gelijktijdig maximaal 500 bezoekers aanwezig zijn;
  • e. tijdens de dag-, avond- en nachtperiode tot 0.30 uur op zondag tot en met donderdag en 1.30 uur op vrijdag en zaterdag;
  • f. met versterkt geluid gedurende de dag- en avondperiode tot 19.00 uur;
  • g. zonder relevante verkeersmaatregelen.
1.60 evenementen categorie middelgroot

een terugkerende activiteit die voor het publiek toegankelijk is in de openbare ruimte gericht op kunst, cultuur, muziek, ontspanning, zoals een braderie, culturele activiteiten, markt, openluchtoptredens, een en ander waarbij het merendeel van de volgende kenmerken van toepassing is:

  • a. met een bovenlokale en regionale uitstraling;
  • b. gedurende maximaal 48 uur per evenement, exclusief op- en afbouwtijd;
  • c. waarvan de opbouwtijd en de afbouwtijd ieder maximaal 2 dagen bedraagt;
  • d. waarbij gelijktijdig maximaal 1.000 bezoekers aanwezig zijn;
  • e. tijdens de dag-, avond- en nachtperiode tot 0.30 uur op zondag tot en met donderdag en 1.30 uur op vrijdag en zaterdag;
  • f. met versterkt geluid gedurende de dag-, avond- en nachtperiode tot 24.00 uur op zondag tot en met donderdag en 1.00 uur op vrijdag en zaterdag;
  • g. met beperkte verkeersmaatregelen gericht op verkeersveiligheid en toegankelijkheid van straten op straatniveau.
1.61 evenementen categorie groot

een terugkerende activiteit die voor het publiek toegankelijk is in de openbare ruimte gericht op kunst, cultuur, muziek, ontspanning, zoals een braderie, culturele activiteiten, markt, nautische evenementen, openluchtoptredens, een en ander waarbij het merendeel van de volgende kenmerken van toepassing is:

  • a. met een bovenregionale uitstraling;
  • b. gedurende maximaal 72 uur per evenement, exclusief op- en afbouwtijd;
  • c. waarvan de opbouwtijd en de afbouwtijd ieder maximaal 5 dagen bedraagt;
  • d. waarbij in totaal maximaal 75.000 bezoekers aanwezig zijn;
  • e. tijdens de dag-, avond- en nachtperiode tot 0.30 uur op zondag tot en met donderdag en 1.30 uur op vrijdag en zaterdag;
  • f. met versterkt geluid gedurende de dag-, avond- en nachtperiode tot 24.00 uur op zondag tot en met donderdag en 1.00 uur op vrijdag en zaterdag;
  • g. met gebiedsgerichte verkeersmaatregelen gericht op verkeersveiligheid, geleiding van verkeersstromen en toegankelijkheid van gebieden.
1.62 extensieve dagrecreatie

die vormen van dagrecreatie die zijn gericht op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets of te paard.

1.63 functie-ondersteunende horeca

bij een detailhandel in voor consumptie bestemde producten (zoals bakker, slager, kaas e.d.) behorende, daaraan ondergeschikte (tot maximaal 20% van het vloeroppervlak en minder dan 35 m2) en niet-zelfstandige horeca, waarbij producten al dan niet onder het genot van niet-alcoholische drank worden aangeboden voor consumptie ter plaatse en waarbij de openingstijden gekoppeld zijn aan de openingstijden van de detailhandel, zonder aparte toegang en niet fysiek gescheiden van de hoofdfunctie.

1.64 functies met nautische beleving

activiteiten die gericht zijn op de nautische beleving, het toeristisch-recreatief karakter of de vrijetijdsbesteding in en van het havengebied, waaronder in ieder geval worden verstaan:

  • a. detailhandel, zoals een souvenirwinkel, viswinkel, watersportwinkel en detailhandel ondersteunend voor de jachthaven en bezoekers, maar geen supermarkt zijnde;
  • b. dienstverlening, zoals verkooppunt- en servicepunten voor jachten, jachtmakelaardij, jachtverhuur of vaartochtorganisatie;
  • c. horeca, zoals een watersportcafé, visrestaurant of andersoortig café of restaurant;
  • d. voorzieningen voor cultuur, ontspanning en sport, zoals ateliers, sportscholen, sportvisserij, sauna, wellness en zeilscholen en andere hiermee kleinschalige trainings- en opleidingsinstituten;

alsmede hiermee vergelijkbare activiteiten.

1.65 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.66 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.67 gevellijn

denkbeeldige dan wel op de verbeelding aangegeven lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouw perceelsgrenzen.

1.68 gestapeld

een hoofdgebouw waarin meerdere woningen zijn ondergebracht, zodanig dat deze boven, beneden dan wel naast elkaar zijn gesitueerd, waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid gewaarborgd is.

1.69 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.70 horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.71 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met – al dan niet – als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.72 huishouden

een samenlevingsverband dat wordt gevormd door een persoon of meerdere personen die:

  • eerstegraads familie van elkaar zijn, aangevuld met ten hoogste twee individuele personen;
  • een woongroep bestaande uit ten hoogste 4 personen die continu een eenheid vormt;
  • ten hoogste 4 individuele personen.
1.73 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.74 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.75 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.76 kleinschalige havengerelateerde bedrijven

kleinschalige bedrijven gericht op onderhoud en reparatie van schepen of gerelateerd aan de haven, zoals een onderhoudsbedrijf en zeilmakerij en hiermee vergelijkbare bedrijven, voor zover deze bedrijven naar aard, omvang en ruimtelijke effecten op de omgeving zijn aan te merken als categorie 1 of 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.77 kotter

een vissersschip met een lage achtersteven.

1.78 levensloopbestendige appartementen

een appartement dat geschikt is of eenvoudig geschikt is te maken voor bewoning tot op hoge leeftijd, ook in geval van fysieke handicaps of chronische ziekten van bewoners. Vereiste daarbij is dat de woning zonder trappen van buiten af bereikbaar en rolstoel toegankelijk is, waarbij de 'primaire ruimtes', waaronder keuken, sanitair, woonkamer en minimaal één slaapkamer, zich op dezelfde woonlaag bevinden.

1.79 maatvoeringsvlak

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar een bepaalde maatvoering geldt.

1.80 museum

gebouw waarin voorwerpen van onder andere kunst, geschiedenis en/of wetenschap worden tentoongesteld, inclusief galerie en magazijn/opslag.

1.81 NAP

Normaal Amsterdams Peil.

1.82 NEN

de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.83 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut.

1.84 omgevingsvergunning

vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wabo.

1.85 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal één wand, waaronder begrepen een carport.

1.86 peil

voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die op het vaste land onmiddellijk aan de weg of de kruin van een dijk grenzen: de hoogte van die weg respectievelijk kruin van de dijk;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op een gebouw of een gedeelte van een gebouw: de hoogte van dat gebouw of het betreffende gedeelte van het gebouw, zoals een sokkel of plint van een gebouw;
  • c. in andere gevallen voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • d. bij ligging in het water: 1,74 m +NAP, gelijk aan het gemiddeld zeeniveau bij laagwater te Breskens.
1.87 perceelsgrens

de scheiding tussen bouwpercelen, die niet aan eenzelfde eigenaar behoren dan wel niet door eenzelfde gebruiker worden benut.

1.88 platte afdekking

een horizontaal vlak, ter afdekking van een gebouw, dat meer dan twee derde van de grondoppervlakte van het gebouw beslaat.

1.89 pleziervaart

de scheepvaart met pleziervaartuigen voor ontspanning.

1.90 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.91 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.92 raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.93 recreatief nachtverblijf

recreatie in ruimten die zijn bestemd of gebouwd voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.94 recreatievaartuig

elk vaartuig, met uitzondering van een zeilplank, dat uitsluitend of hoofdzakelijk wordt gebruikt voor enige vorm van pleziervaart, watersport of andere recreatie op het water.

1.95 recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woon keet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

1.96 restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

1.97 scheepsbok

een bouwwerk waar een schip op kan staan.

1.98 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten film voorstellingen en/of lief-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.99 seksbioscoop/-theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door vertoningen van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.100 seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seks automatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.101 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.102 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.103 straatprostitutie

zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.104 theatervuurwerk

het in de Regeling aanwijzing consumenten- en theatervuurwerk aangewezen professionele vuurwerk dat is bestemd voor het teweegbrengen van pyrotechnisch speciale effecten, hetzij bij een film- of televisieproductie, hetzij tijdens evenementen of voorstellingen waarbij het publiek zich op geringe afstand bevindt van de plaats waar het effect teweeg wordt gebracht.

1.105 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatie nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie of logeergebouw, pension, hotel of bed&breakfast, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.106 verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

1.107 vismijn

verhandeling van aangevoerde vis c.q. visafslag, waaronder het aanvoeren, sorteren, schoonmaken, opslaan in koelingen en verkopen van vis.

1.108 visserijexperience

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van gelegenheid voor vrijetijdsbesteding en ontspanning gericht op de visserij.

1.109 vliesgevel

een bouwkundige constructie aangebracht aan de buitenzijde van een gevel van een gebouw met een geluidswerende functie ten behoeve van de betrokken gevel van het gebouw, waarbij de afstand tussen de vliesgevel en de gevel van het gebouw ten minste 0,5 m bedraagt.

1.110 voorgevellijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.111 voorste perceelsgrens

de kadastrale grens aan de wegzijde bij een bouwperceel die de zijkanten van een bouwperceel verbindt. Indien meerdere zijden van het bouwperceel naar de weg gekeerd zijn, wijst het bevoegd gezag een voorste perceelsgrens aan.

1.112 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.113 Wabo

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.114 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel)waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan voorzieningen als duikers, kademuren, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins, stuwen en dergelijke.

1.115 Wgh

de Wet geluidhinder, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van het plan.

1.116 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.117 wonen

het gehuisvest zijn in een woning.

1.118 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.119 woonvaartuig

een woonschip met een casco dat herkenbaar is als een van origine varend schip, dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als of is bestemd tot woonverblijf, waaronder begrepen een dekschuit met een gehele of gedeeltelijke opbouw.

1.120 Wro

Wet ruimtelijke ordening, zoals die luidde ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.

1.121 zeezeilcentrum met logiesfunctie

een instelling gericht op educatie van het zeezeilen en zeilen op andere wateren en het verzorgen van praktijk- en theoriedagen en vaarcursussen, alsmede hiermee vergelijkbare bijeenkomsten met bijbehorende gelegenheid tot logies voor hoofdzakelijk bezoekers van het centrum.

1.122 zijdelingse perceelsgrens

de kadastrale grens van een bouwperceel tussen twee bouwpercelen, die voor- en achterzijde van een bouwperceel verbindt.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

van gebouwen onderling alsmede afstanden van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de perceelsgrens worden daar gemeten, waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
  • a. gebouwen: vanaf NAP tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.4 de breedte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat.

2.5 de diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voor- en achtergevel.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf NAP tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; indien zich op een gebouw één of maximaal 2 dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte maximaal 50% van de gevelbreedte, wordt de goot of het boeibord van de dakkapel(len) als hoogte aangemerkt.

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 het bebouwde oppervlak

optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2': een bedrijf tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1': een bedrijf tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2': een bedrijf tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf' met de aanduiding 'bouwvlak': tevens scheepsbouw- en reparatiebedrijven tot en met categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepsbouw- en reparatiebedrijf' zonder de aanduiding 'bouwvlak' zijn uitsluitend onderhouds-, reparatie- en opslagactiviteiten toegestaan ten behoeve van bedrijven als bedoeld onder d tot en met categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • f. Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij;
  • g. geluidswerende voorzieningen, rabatten, verhardingen, voet- en fietspaden en wegen met doorgaande rijstroken en opstelstroken en busstroken daaronder begrepen;
  • h. gebouwde parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals op- en afritten en hellingbanen en parkeervoorzieningen in de open lucht;
  • i. evenementen;
  • j. groenvoorzieningen, afspuit-, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers, verhardingen, voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals antennes, scheepsbokken en toebehoren, havenkranen, licht- en vlaggenmasten en openbare nutsvoorzieningen.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Bedrijfsgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. op- en afritten en hellingbanen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP; indien alleen een goothoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte maximaal 4 meter meer dan de op de verbeelding aangegeven maximum goothoogte;
  • f. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' sluit de bouwhoogte van het gebouw exact aan op de bouwhoogte van het gebouw ter plaatse van de gronden met de bestemming Gemengd - 1, die direct aan de noordzijde van het bestemmingsvlak grenzen; het gebouw wordt zodanig aaneen gebouwd, al dan niet door een brug, dat ontsluiting van het noordelijke aangrenzende gebouw mogelijk is over het gebouw ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - 1' tot en met de zuidgrens van het bestemmingsvlak met de bestemming Bedrijf; het gebouw wordt zodanig gebouwd dat hierover een hulpverleningsvoertuig kan rijden, waaronder in ieder geval een ambulance;
  • g. de afstand tussen vrijstaande bedrijfsgebouwen bedraagt minimaal 3 m;
  • h. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 3 m, tenzij gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • i. een dakkapel is toegestaan:
    • 1. de afstand van de dakkapel tot de goot bedraagt minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter;
    • 2. de afstand van de dakkapel bedraagt minimaal 0,5 meter tot de nok en minimaal 1 meter tot de twee zijgevel aan weerszijden van de dakkapel;
    • 3. maximaal 2 dakkapellen op hetzelfde dakvlak;
  • j. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat geen niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn en de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie, al dan niet na uitvoering van een benodigde bodemsanering.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 3. scheepsbokken en toebehoren ten behoeve van stalling van schepen: 5 meter;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 6. havenkranen: 20 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

3.2.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat, gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of in ieder geval binnen het bestemmingsplangebied als bedoeld in artikel  1.2  van deze regels;
  • b. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  • c. aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de parkeernormen, rekening houdend met het toepasselijke aanwezigheidspercentage, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel gelieerd aan het scheepsbouw- en reparatiebedrijf is toegestaan in de vorm van verkoop van boten en daaraan gelieerde verkoop van accessoires voor boten;
  • b. de brutovloeroppervlakte van detailhandel als bedoeld onder a bedraagt maximaal 3.000 m2;
  • c. bij een scheepsbouw- en reparatiebedrijf bedraagt jaarlijkse doorzet van polyesterhars ten hoogste 300 liter per bedrijf;
  • d. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. visverwerkingsbedrijven zijn ter plaatse van gronden als bedoeld in lid 3.1 onder a uitsluitend toegestaan voor zover binnen een afstand van 10 meter, gelet op het maatgevende hinderaspect geur, een voldoende woon-, leef- en verblijfsklimaat is verzekerd, vergelijkbaar met andere bedrijfsactiviteiten als bedoeld in categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten voor het genoemde hinderaspect;
  • f. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • g. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen, met uitzondering van boten, scheepsbokken en toebehoren ten behoeve van stalling van schepen, is uitsluitend toegestaan tot een hoogte van maximaal 2 m;
  • h. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • i. wonen is niet toegestaan;
  • j. zelfstandige detailhandel, anders dan bedoeld onder a, is niet toegestaan;
  • k. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • l. ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. het gebruik, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving binnen het plan daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
    • 2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Parkeernormen die in bijlage 3 van deze regels zijn opgenomen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • m. ten aanzien van evenementen is artikel 15.2 van toepassing.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Staat van bedrijfsactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1, sub a voor de uitoefening van een bedrijfsactiviteit die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten is genoemd, mits deze activiteit naar haar aard en invloed op de omgeving kan worden gelijkgesteld met een krachtens lid 3.1, sub a ter plaatse toegelaten categorie bedrijfsactiviteiten.
  • b. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1, sub a dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende lid genoemde criterium voor het verlenen van een omgevingsvergunning is voldaan.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijziging Staat van Bedrijfsactiviteiten
  • a. Het bevoegd gezag kan de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten wijzigen in die zin, dat de categorie-indeling van een bedrijfsactiviteit kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van het desbetreffende type van bedrijf op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
  • b. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.1, sub a dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende lid 3.5.1, sub a genoemde criterium voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

3.5.2 Wijziging milieucategorie scheepsbouw- en reparatiebedrijf
  • a. Het bevoegd gezag kan de milieucategorie van een scheepsbouw- en reparatiebedrijf als bedoeld in lid 3.1 onder d en e verlagen of de aanduiding schrappen indien en voor zover:
    • 1. door een wijziging van de belasting van het desbetreffende type van bedrijf op het milieu als gevolg van het treffen van maatregelen, een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat voor verblijfsrecreatie en/of wonen op minimaal 20 meter gewaarborgd is;
    • 2. de onder 1 bedoelde maatregelen worden getroffen in overleg met het aanwezige bedrijf en de uitvoerbaarheid is aangetoond door de aanvrager van de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid;
    • 3. voor zover nodig worden de specifieke gebruiksregels in lid 3.3 hierop aangevuld ten behoeve van een instandhouding van een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat.
  • b. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 3.5.2, sub a dient een milieudeskundige te worden gehoord, met betrekking tot de vraag of aan de in het desbetreffende lid 3.5.2, sub a genoemde criterium voor het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is voldaan.

3.5.3 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Het bevoegd gezag kan de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming Verkeer met in achtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is toegestaan voor zover met belanghebbenden sanering van functies en gebouwen is overeengekomen.

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning en sport;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. kantoren;
  • f. kleinschalige havengerelateerde bedrijven;
  • g. appartementen voor verblijfsrecreatie;
  • h. appartementen voor wonen, met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • i. appartementen voor verblijfsrecreatie en wonen , met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • j. zeezeilcentrum met logiesfunctie;
  • k. beheer-, club- en dienstgebouwen ten behoeve van een jachthaven;
  • l. Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': het laden- en lossen ten behoeve van het viscentrum;
  • n. bevoorrading ten dienste van de beroepsvaart;
  • o. geluidswerende voorzieningen, rabatten, verhardingen, voet- en fietspaden en wegen met doorgaande rijstroken en opstelstroken en busstroken daaronder begrepen;
  • p. gebouwde parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals op- en afritten en hellingbanen en parkeervoorzieningen in de open lucht;
  • q. evenementen;
  • r. groenvoorzieningen, afspuit-, laad- en losvoorzieningen, waaronder mobiele kranen,  nutsvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers, verhardingen, voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals antennes, openbare nutsvoorzieningen en licht- en vlaggenmasten.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. plinten, zoals in de vorm van een verhoogd trottoir, zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan tot maximaal 3 meter vanaf het bouwvlak met een maximale hoogte van 4,5 m +NAP;
  • c. op- en afritten en hellingbanen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • d. appartementen worden als levensloopbestendige appartementen gebouwd;
  • e. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • f. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP;
  • g. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP; indien alleen een goothoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte maximaal 4 m meer dan de op de verbeelding aangegeven maximum goothoogte;
  • h. in aanvulling op het bepaalde onder g mag de bouwhoogte worden verhoogd ten behoeve van de verbijzondering van een gebouw:
    • 1. dit hoogteaccent mag uit twee gedeelten bestaan, zodanig dat de tweede, hoger gelegen kleiner hoogteaccent, wordt gevormd door een afzonderlijk, kleinschaliger hoogteaccent;
    • 2. de goothoogte van het hoogteaccent (het eerste gedeelte) bedraagt ten opzichte van de onder f bepaalde goothoogte maximaal 7 meter hoger en de oppervlakte maximaal 25 m2
    • 3. de bouwhoogte van het hoogteaccent (het tweede gedeelte) bedraagt maximaal 10 m ten opzichte van de onder g bepaalde bouwhoogte en de oppervlakte maximaal 10 m2;
  • i. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • j. een dakkapel is toegestaan:
    • 1. de afstand van de dakkapel tot de goot bedraagt minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter;
    • 2. de afstand van de dakkapel bedraagt minimaal 0,5 meter tot de nok en minimaal 1 meter tot de twee zijgevel aan weerszijden van de dakkapel;
    • 3. maximaal 2 dakkapellen op hetzelfde dakvlak;
  • k. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat geen niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn en de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie, al dan niet na uitvoering van een benodigde bodemsanering;
  • l. maatregelen ten behoeve van een goed windklimaat als bedoeld in NEN 8100 zijn toegestaan ongeacht het hiervoor en in lid 4.2.3 bepaalde;
  • m. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat sprake is van in ieder geval een matig windklimaat voor:
    • 1. langdurig zitten in een verblijfsgebied (bankjes, speelterreinen, terrassen);
    • 2. slenteren in een entreegebied van gebouwen, winkelstraten en dergelijke;
    • 3. doorlopen in openbare buitenruimte, trottoirs en dergelijke;

als bedoeld in NEN 8100;

  • n. het onder m bedoelde onderzoek wordt in ieder geval voor gebouwen vanaf 33 meter +NAP uitgevoerd als bedoeld in NEN 8100; voor gebouwen met een hoogte lager dan 33 meter +NAP kan op een andere wijze, waaronder een oordeel van een deskundig, blijken dat sprake is van een goed windklimaat.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 3. speeltoestellen: 3 m;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. bruggen: 12 m;
    • 6. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m;
    • 8. hekwerken op plinten en dakranden voor afscherming van opbouwen op gebouwen, zoals installaties: 1,5 meter ten opzichte van de plint respectievelijk het gebouw.

4.2.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat, gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of in ieder geval binnen het bestemmingsplangebied als bedoeld in artikel  1.2  van deze regels;
  • b. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  • c. aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de parkeernormen, rekening houdend met het toepasselijke aanwezigheidspercentage, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. cultuur en ontspanning en sport, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en kantoren zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze functies zijn aan te merken als functies met nautische beleving;
  • b. cultuur en ontspanning en sport, bedrijven, detailhandel, dienstverlening, horeca en kantoren zijn uitsluitend op de eerste bouwlaag toegestaan; tevens zijn bergingen en andere hiermee vergelijkbare algemene voorzieningen voor appartementen toegestaan;
  • c. de totale brutovloeroppervlakte bedraagt maximaal van:
    • 1. detailhandel en dienstverlening: 1.000 m2;
    • 2. cultuur en ontspanning en sport: 1.000 m2;
    • 3. zeezeilcentrum en kantoren: 1.500 m2; de oppervlakte van de logiesfunctie van het zeezeilcentrum bedraagt maximaal 250 m2;
    • 4. kleinschalige havengerelateerde bedrijven: 1.500 m2;
    • 5. horeca: 2.500 m2;
    • 6. appartementen voor verblijfsrecreatie en appartementen voor wonen zijn uitsluitend toegestaan vanaf 8,8 meter +NAP, waarbij toegangen en bij de appartementen behorende bergingen op een lagere hoogte zijn toegestaan;
    • 7. tot het onder 1 bedoelde gebruik wordt ook gerekend verkoop voor scheepvaart en recreatievaart als bedoeld onder m;
  • d. het gebruik van appartementen voor verblijfsrecreatie als bedoeld in lid 4.1 onder g is uitsluitend toegestaan voor zover appartementen voor ten minste 120 dagen per jaar en tegen een marktconforme prijs voor het huren voor verblijfsrecreatie worden aangeboden;
  • e. het verhuren van appartementen voor verblijfsrecreatie als bedoeld onder d is uitsluitend in de vorm van centrale bedrijfsmatige exploitatie toegestaan;
  • f. het aantal appartementen voor verblijfsrecreatie als bedoeld in lid 4.1 onder g bedraagt maximaal 360;
  • g. het aantal appartementen voor wonen als bedoeld in lid 4.1 onder h bedraagt maximaal 100;
  • h. het gebruik van appartementen voor verblijfsrecreatie en appartementen voor wonen als bedoeld in lid 4.1 onder i is uitsluitend toegestaan na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4.5.1;
  • i. parkeren in een gebouw is uitsluitend op de eerste twee bouwlagen toegestaan en buiten gebouwen;
  • j. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zijn alleen toegestaan in appartementen voor wonen;
  • k. de vloeroppervlakte van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt maximaal 25% van de vloeroppervlakte van het appartement met een maximum van 40 m²;
  • l. het permanent bewonen of laten bewonen van recreatieve verblijfseenheden is niet toegestaan;
  • m. detailhandel in volumineuze goederen, anders dan verkoop voor scheepvaart en recreatievaart, is niet toegestaan;
  • n. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan
  • o. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • p. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • q. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • r. ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. het gebruik, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving binnen het plan daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
    • 2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Parkeernormen die in bijlage 3 van deze regels zijn opgenomen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • s. ten aanzien van evenementen is artikel 15.2 van toepassing.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Aanbieden voor recreatieve verhuur

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3 onder d onder de

voorwaarde dat voor minimaal één derde van het aantal appartementen als bedoeld in lid 4.3 onder f, verminderd met het aantal appartementen waarvoor de wijzigingsbevoegdheid in lid 4.5.1 is toegepast, dat de verplichting als bedoeld in lid 4.3 onder d van toepassing blijft.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1 Additioneel programma

Het bevoegd gezag kan het bepaalde in lid 4.3 onder g wijzigen ten behoeve van het toestaan van appartementen als bedoeld in lid 4.1 onder i met inachtneming van alle volgende regels:

  • a. appartementen kunnen worden toegestaan voor zover deze aantoonbaar een bijdrage leveren aan de leefbaarheid, ruimtelijke kwaliteit en herstructurering/transformatie van het bestaand stedelijk gebied en onderscheidend zijn van regulier aanbod van appartementen voor verblijfsrecreatie en voor wonen, zoals onder meer blijkt uit de regionale woningmarktafspraken en het gemeentelijk beleid dienaangaande ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan, waarbij het vorenstaande de resultante is van de optimale ligging op basis van een onderscheidende ruimtelijke kwaliteit van een appartement, ten opzichte van andere appartementen, door een optimale ligging gelet op uitzicht, zonlichtinval, zonuren, daglichttoetreding;

b. het betreft een appartement dat ingevolge de Verordening Ruimte provincie Zeeland deel uit maakt van de 'behoefteprognose voor de specifieke behoefte aan Deeltijdwonen';

  • b. in het wijzigingsplan kan worden bepaald dat het appartement voor het betreffende adres als zodanig mag worden gebruikt;
  • c. het bepaalde in lid 4.3 onder f en g is niet van toepassing op appartementen die mogelijk worden gemaakt door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid;
  • d. het maximum aantal van 460 appartementen blijft ongewijzigd.

4.5.2 Aanbieden voor verhuur voor verblijfsrecreatie

Het bevoegd gezag kan het bepaalde in dit lid 4.3 onder d, e en f wijzigen indien de Verordening Ruimte provincie Zeeland wordt gewijzigd ten aanzien van centrale bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie en/of ten aanzien van een verplichting tot het aanbieden voor verhuur van verblijfsrecreatie, een en ander overeenkomstig de dan geldende bepalingen van de verordening en in ieder geval wordt bepaald dat verhuur van appartementen voor verblijfsrecreatie uitsluitend in de vorm van centrale bedrijfsmatige exploitatie is toegestaan.

Artikel 5 Gemengd - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca tot en met categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • d. kantoren;
  • e. geluidswerende voorzieningen, rabatten, verhardingen, voet- en fietspaden en wegen met doorgaande rijstroken en opstelstroken en busstroken daaronder begrepen;
  • f. gebouwde parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals op- en afritten en hellingbanen en parkeervoorzieningen in de open lucht;
  • g. evenementen;
  • h. groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, nutsvoorzieningen, verhardingen, voorzieningen voor afvalinzameling, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals antennes, openbare nutsvoorzieningen en licht- en vlaggenmasten.

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP; indien alleen een goothoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte maximaal 4 m meer dan de op de verbeelding aangegeven maximum goothoogte +NAP;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. een dakkapel is toegestaan:
    • 1. de afstand van de dakkapel tot de goot bedraagt minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter;
    • 2. de afstand van de dakkapel bedraagt minimaal 0,5 meter tot de nok en minimaal 1 meter tot de twee zijgevel aan weerszijden van de dakkapel;
    • 3. maximaal 2 dakkapellen op hetzelfde dakvlak;
  • g. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat geen niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn en de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie, al dan niet na uitvoering van een benodigde bodemsanering;

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 3. speeltoestellen: 3 m;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m;
    • 7. hekwerken op plinten en dakranden voor afscherming van opbouwen op gebouwen, zoals installaties: 1,5 meter ten opzichte van de plint respectievelijk het gebouw.

5.2.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat, gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of in ieder geval binnen het bestemmingsplangebied als bedoeld in artikel  1.2  van deze regels;
  • b. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  • c. aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de parkeernormen, rekening houdend met het toepasselijke aanwezigheidspercentage, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel, dienstverlening en kantoren zijn uitsluitend op de eerste bouwlaag toegestaan;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen, anders dan ten behoeve van de scheepvaart of recreatievaart, is niet toegestaan;
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan
  • d. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. wonen en verblijfsrecreatie zijn niet toegestaan;
  • h. ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. het gebruik, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving binnen het plan daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
    • 2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Parkeernormen die in bijlage 3 van deze regels zijn opgenomen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • i. ten aanzien van evenementen is artikel 15.2 van toepassing.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
5.4.1 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 1

Het bevoegd gezag kan de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' wijzigen in de bestemming Waterstaatswerken met in achtneming van de volgende regel:

  • a. wijziging is toegestaan voor zover met belanghebbenden sanering van functies en gebouwen is overeengekomen.

5.4.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 2

Het bevoegd gezag kan de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' wijzigen in de bestemming Verkeer met in achtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is toegestaan voor zover met belanghebbenden sanering van functies en gebouwen is overeengekomen.

Artikel 6 Gemengd - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een viscentrum bestaande uit:
    • 1. een vismijn;
    • 2. een visserijmuseum;
    • 3. een visserijexperience met ondergeschikte detailhandel;
    • 4. horeca behorende tot ten hoogste categorie 1c van de Staat van Horeca-activiteiten;
    • 5. detailhandel in vis- en/of visserij gerelateerde producten;
    • 6. kantoorruimte en dienstverlening waaronder bijvoorbeeld de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij;
    • 7. haventerrein;
    • 8. beheer-, club- en dienstgebouwen ten behoeve van een jachthaven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': tevens voor water, havenwerken en kustverdediging en uitsluitend voor laden en lossen ten behoeve van het Viscentrum en ligplaatsen van de beroepsvaart in de visserij;
  • c. gebouwde parkeervoorzieningen en bijbehorende voorzieningen zoals op- en afritten en hellingbanen en parkeervoorzieningen in de open lucht;
  • d. groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, waaronder mobiele kranen, nutsvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers, verhardingen, voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen, al dan niet in de vorm van een kotter;
  • b. overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals antennes, openbare nutsvoorzieningen en licht- en vlaggenmasten.

6.2.2 Gebouwen, onderdoorgangen en overkappingen

Gebouwen, onderdoorgangen en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen, onderdoorgangen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP; indien alleen een goothoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte maximaal 4 m meer dan de op de verbeelding aangegeven maximum goothoogte +NAP;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • f. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat geen niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn en de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie, al dan niet na uitvoering van een benodigde bodemsanering;
  • g. binnen 3 maanden na het onherroepelijk worden van het plan wordt voor bouwen van het viscentrum een ontvankelijke omgevingsvergunning aangevraagd;
  • h. met het bouwen van het viscentrum wordt binnen 3 maanden gestart na het onherroepelijk worden van een omgevingsvergunning.

6.2.3 Kotter

In afwijking van het bepaalde in lid 6.2.2 gelden voor de kotter de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de kotter bedraagt maximaal 320 m² ten behoeve van het viscentrum aanvullend op de oppervlakte voor het viscentrum als bedoeld in 6.3;
  • b. de bouwhoogte van het dak van de kotter bedraagt maximaal 18 meter +NAP;
  • c. de bouwhoogte van bomen en masten van de kotter bedraagt maximaal 23 m +NAP;
  • d. voor de toegankelijkheid en het verankeren van de kotter zijn er trappen, lift(schacht)en, loopbruggen, omheiningen of andere constructieve delen toegestaan; de hoogte hiervan bedraagt maximaal 17 meter +NAP.

6.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 3. speeltoestellen: 3 m;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 6. bruggen: 12 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m;
    • 8. hekwerken op plinten en dakranden voor afscherming van opbouwen op gebouwen, zoals installaties: 1,5 meter ten opzichte van de plint respectievelijk het gebouw.

6.2.5 Voorwaardelijke verplichting voor ontsluiting

Het bouwen en het gebruik van de gronden conform het bepaalde in 6.1 en 6.2.2 tot en met 6.2.4 is alleen toegestaan indien een directe verkeersontsluiting tussen de 'Westhavendam' en 'Middenhavendam' is gerealiseerd en in stand wordt gehouden, waarvan de doorrijhoogte minimaal 4,70 m bedraagt en de breedte van de openbare ruimte minimaal 11 m bedraagt, inclusief de ruimte hiervoor ter plaatse van de bestemming Verkeer.

6.2.6 Parkeren

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat, gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of in ieder geval binnen het bestemmingsplangebied als bedoeld in artikel  1.2  van deze regels;
  • b. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  • c. aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de parkeernormen, rekening houdend met het toepasselijke aanwezigheidspercentage, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandel en horeca zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze functies zijn gelieerd aan het viscentrum;
  • b. de brutovloeroppervlakte bedraagt maximaal van:
    • 1. de vismijn: 1.800 m2;
    • 2. het visserijmuseum, visserijexperience en kotter ten behoeve van visserijexperience: 1.420 m2;
    • 3. detailhandel in vis- en/of visserij gerelateerde producten: 200 m2;
    • 4. horeca: 400 m2 alsmede een terras tot maximaal 50 m2;
    • 5. kantoor en dienstverlening: 200 m2;
    • 6. gezamenlijke andere functies, waaronder begrepen entree, toiletten, kassa: 250 m2;
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan
  • d. opslag van vuurwerk is niet toegestaan;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • f. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. de geurimmissie als gevolg van het lossen van vis en bij verwerking hiervan in het Viscentrum mag de waarde van 0,5 ouE/m3, bepaald als uurgemiddelde concentratie ter plaatse van woningen en/of andere geurgevoelige objecten, niet meer dan 2 procent van de tijd (98-percentiel) overschrijden;
  • h. ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. het gebruik, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving binnen het plan daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
    • 2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Parkeernormen die in bijlage 3 van deze regels zijn opgenomen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
6.4 Afwijken van gebruiksregels
6.4.1 Oppervlakte functies uitwisselen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3 voor het uitwisselen van de oppervlaktes van de functies, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de brutovloeroppervlakte van de functies horeca en detailhandel zoals bedoeld in lid 6.3 onder b.3 en b.4 mogen niet worden vergroot;
  • b. voldaan wordt aan het bepaalde in lid 6.3 onder a.

Artikel 7 Recreatie - Jachthaven

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een waterbekken met vaste ligplaatsen en passantenplaatsen voor recreatievaartuigen;
  • b. jachthaventerrein met voorzieningen voor verkeers- en verblijfsdoeleinden;
  • c. afmeervoorziening(en) voor dienstvaartuigen;
  • d. dagrecreatie, waaronder watersportactiviteiten;
  • e. golfbrekers, bestortingen en waterkeringen;
  • f. beheer-, club- en dienstgebouwen;
  • g. Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij;
  • h. evenementen;
  • i. geluidswerende voorzieningen, rabatten, verhardingen, voet- en fietspaden en wegen met doorgaande rijstroken en opstelstroken en busstroken daaronder begrepen;
  • j. parkeervoorzieningen in de open lucht;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2': tevens voor bij de jachthaven behorende horecavoorziening tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • l. groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, brandstofvoorzieningen waarvan uitgezonderd LPG, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers, verhardingen, voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen, wegen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. overkappingen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen, botenhellingen, golfbrekers, kades, loopbruggen, (meer)palen, pontons voor brandstofvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers en voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2.2 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. op- en afritten en hellingbanen zijn binnen en buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt maximaal het met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • d. de goothoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP;
  • e. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven maat +NAP; indien alleen een goothoogte is aangegeven, bedraagt de bouwhoogte maximaal 4 m meer dan de op de verbeelding aangegeven maximum goothoogte +NAP;
  • f. de afstand tussen vrijstaande gebouwen bedraagt minimaal 3 m;
  • g. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m, tenzij gebouwen in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd;
  • h. gebouwen voor nuts- en sanitaire voorzieningen, beheer en bewaking ten dienste van de bestemming mogen buiten het bouwvlak, al dan niet drijvend, worden opgericht;
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • i. een dakkapel is toegestaan:
    • 1. de afstand van de dakkapel tot de goot bedraagt minimaal 0,5 meter en maximaal 1 meter;
    • 2. de afstand van de dakkapel bedraagt minimaal 0,5 meter tot de nok en minimaal 1 meter tot de twee zijgevel aan weerszijden van de dakkapel;
    • 3. maximaal 2 dakkapellen op hetzelfde dakvlak;
  • j. bouwen van gebouwen is toegestaan nadat uit onderzoek is gebleken dat geen niet-gesprongen explosieven aanwezig zijn en de bodemkwaliteit voldoende is voor de functie, al dan niet na uitvoering van een benodigde bodemsanering.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een overkapping bedraagt maximaal 10 m2;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 3. speeltoestellen: 3 m;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. aanlegplaatsen voor recreatievaartuigen, botenhellingen, golfbrekers, kades, loopbruggen, (meer)palen, pontons voor brandstofvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers en voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen alsmede hiermee vergelijkbare voorzieningen: 7 m;
    • 6. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m.

7.2.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat, gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of in ieder geval binnen het bestemmingsplangebied als bedoeld in artikel  1.2  van deze regels;
  • b. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  • c. aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de parkeernormen, rekening houdend met het toepasselijke aanwezigheidspercentage, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal ligplaatsen voor de jachthaven bedraagt maximaal 680. Daar bovenop bedraagt het aantal ligplaatsen voor sportvisboten maximaal 70;
  • b. de opslagcapaciteit van pontons voor brandstofvoorziening bedraagt maximaal 380 m³ per ponton;
  • c. de afstand van pontons voor brandstofvoorziening tot de bouwvlakken ter plaatse van de bestemming Gemengd - 1, de bestemming Gemengd - 2 en de bestemming Gemengd - 3 bedraagt minimaal 20 m;
  • d. het gebruiken of laten gebruiken van gebouwen, ligplaatsen en vaartuigen voor bewoning is niet toegestaan;
  • e. (winter)stalling van vaartuigen op het (droge) jachthaventerrein is niet toegestaan;
  • f. wonen is niet toegestaan;
  • g. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • h. het gebruik van de jachthaven door de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij is toegestaan;
  • i. ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. het gebruik, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving binnen het plan daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
    • 2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Parkeernormen die in bijlage 3 van deze regels zijn opgenomen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • j. ten aanzien van evenementen is artikel 15.2 van toepassing.

Artikel 8 Verkeer

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, rabatten, verhardingen, voet- en fietspaden en wegen met doorgaande rijstroken en opstelstroken en busstroken daaronder begrepen;
  • b. evenementen;
  • c. beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens, bruggen, groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, jongerenontmoetingsplaatsen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Gebouwen en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 15 m2;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. de afstand van gebouwen en overkappingen tot de bestemmingsgrens bedraagt minimaal 5 m.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen overkappingen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. nutsvoorzieningen, zoals voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair: 3 m;
    • 2. speeltoestellen: 3 m;
    • 3. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 4. bruggen: 12 m;
    • 5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
  • b. de doorrijhoogte van bruggen over een ontsluitingsweg bedraagt minimaal 4,70 m;
  • c. ter plaatse van de gronden gelegen tussen de oostzijde van de Middenhavendam en de aansluiting van de Keerdam op de Scheldekade/Duivelshoek is, voor zover een brug wordt gebouwd, uitsluitend een beweegbare brug toegestaan ten behoeve van het transport van schepen tussen de Kiddenhavendam en het bedrijventerrein Deltahoek.

8.2.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regel:

  • a. ten aanzien van evenementen is lid 15.2 van toepassing.

Artikel 9 Water - Haven

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ligplaatsen en bevoorrading ten dienste van de beroepsvaart;
  • b. golfbrekers, bestortingen en waterkeringen;
  • c. evenementen;
  • d. parkeervoorzieningen in de open lucht;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats': tevens voor laden- en lossen ten behoeve van het viscentrum;
  • f. groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, brandstofvoorzieningen waarvan uitgezonderd LPG, nutsvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers, verhardingen, voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aanlegplaatsen voor beroepsvaart, botenhellingen, golfbrekers, kades, loopbruggen, (meer)palen, overkappingen, pontons voor brandstofvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers en voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen.

9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een overkapping bedraagt maximaal 10 m2;
  • b. op- en afritten en hellingbanen zijn binnen en buiten een bouwvlak toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. erfafscheidingen: 2 m;
    • 2. nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 3. speeltoestellen: 3 m;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. aanlegplaatsen voor beroepsvaartuigen, botenhellingen, golfbrekers, kades, loopbruggen, (meer)palen, pontons voor brandstofvoorzieningen, afmeervoorzieningen en steigers en voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen: 7 m;
    • 6. antennes, licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 7. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 m.

9.2.3 Parkeren

Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:

  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat, gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw, in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort of in ieder geval binnen het bestemmingsplangebied als bedoeld in artikel  1.2  van deze regels;
  • b. de onder a bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's;
  • c. aan het bepaalde onder a wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de parkeernormen, rekening houdend met het toepasselijke aanwezigheidspercentage, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de opslagcapaciteit van pontons voor brandstofvoorziening bedraagt maximaal 380 m³ per ponton;
  • b. de afstand van pontons voor brandstofvoorziening tot de bouwvlakken ter plaatse van de bestemming Gemengd - 1, de bestemming Gemengd - 2 en de bestemming Gemengd - 3 bedraagt minimaal 20 m;
  • c. laden en lossen is uitsluitend toegestaan door beroepsvaart in de visserij;
  • d. ter plaatse van de haven zonder de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de beroepsvaart uitsluitend toegestaan in de vorm van:
    • 1. bevoorrading;
    • 2. noodreparaties en kleine reparatie- en onderhoudswerkzaamheden door kleinschalige havengerelateerde bedrijven, niet zijnde reguliere reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan een schip;
    • 3. kleinschalige reparatiewerkzaamheden vinden uitsluitend in de dagperiode (7.00 – 19.00 uur) plaats, waartoe ook metaalbewerking in de vorm van ijzerwerk, slijpen en lassen behoort, voor zover die metaalbewerking gebeurt ten hoogste gedurende vier uur per schip en de bedrijfsduur van de genoemde metaalbewerking maximaal twee uur bedraagt en tevens dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau op gevels van woningen niet meer dan 60 dB(A) en de maximale geluidsbelasting maximaal 70 dB(A) bedraagt;
  • e. ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels:
    • 1. het gebruik, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden veranderd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving binnen het plan daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
    • 2. bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Parkeernormen die in bijlage 3 van deze regels zijn opgenomen, bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
    • 3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub 1 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie;
  • f. ten aanzien van evenementen is lid 15.2 van toepassing;
  • g. voor de energievoorziening van een schip is uitsluitend het gebruik van walaansluiting voor stroomgebruik (walstroom) toegestaan en niet het gebruik van generatoren of aggregaten, met uitzondering van het laden en lossen van schepen of indien generatoren aan boord worden gebruikt met een bronvermogen van ten hoogste 94 dB(A).

Artikel 10 Waterstaatswerken

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige voorzieningen, bruggen, dijken, duikers, kademuren en sluizen daaronder begrepen;
  • b. bevoorrading ten dienste van de beroepsvaart;
  • c. duinen, struiken en opgaande beplanting en bijbehorende voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, zoals picknickplaatsen;
  • d. geluidswerende voorzieningen, parkeervoorzieningen, rabatten, verhardingen, voet- en fietspaden en wegen met doorgaande rijstroken en opstelstroken en busstroken daaronder begrepen;
  • e. water en bijbehorende voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • f. evenementen;
  • g. beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens, groenvoorzieningen, laad- en losvoorzieningen, waaronder mobiele kranen, jongerenontmoetingsplaatsen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, voorzieningen voor afvalinzameling , voorzieningen voor afvalinzameling en sanitair, waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen overkappingen zijnde, bedraagt ten opzichte van het peil maximaal:
    • 1. openbare nutsvoorzieningen: 3 m;
    • 2. speeltoestellen: 3 m;
    • 3. antennes: 5 m;
    • 4. overkappingen: 5 m;
    • 5. bruggen: 8 m;
    • 6. licht- en vlaggenmasten: 10 m;
    • 7. havenkranen: 20 m;
    • 8. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.
10.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van evenementen is lid 15.2 van toepassing.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), primair bestemd voor het waterstaatswerk van de waterkering ingevolge de Keur, met dien verstande dat in geval van strijdigheid van regels, de regels van dit artikel voor de regels gaan die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de bestemming worden gebouwd:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

11.2.3 Bouwen ten dienste van de andere aldaar geldende bestemming(en)

Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 11.2.3 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en), mits de waterstaatkundige functie hierdoor niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. lid 11.2.2 onder a tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, mits de waterstaatkundige belangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

11.3.2 Advies

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld lid 11.3.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering omtrent de vraag of door het verlenen van een vergunning de waterstaatkundige belangen niet onevenredig worden geschaad.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waterstaat – Waterkering zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en ophogen;
  • c. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het planten, verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.

11.4.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod

Het verbod van lid 11.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn ten behoeve van de instandhouding van de waterkering;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning.

11.4.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waterstaatskundige functie van de primaire en regionale waterkering niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

11.4.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 11.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de beheerder van de waterkering of aan de voorwaarde als bedoeld in lid 11.4.3 wordt voldaan.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afstanden en andere maten
13.1.1 Bestaande afstanden

Indien afstanden op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is toegestaan, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangenomen.

13.1.2 Bestaande maten en hoeveelheden

In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantal en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken op de datum van de inwerkingtreding van dit plan meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal worden aangehouden.

13.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, maatvoeringsaanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt en van hellingbanen, op- en inritten maximaal 5 m;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
  • c. van dakranden voor het aan het zicht onttrekken van technische voorzieningen op een dak, voor hekwerken of balustrades voor valbeveiliging mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
  • d. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Afwijkingen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen en ingangspartijen tot maximaal 1,5 meter;
    • 2. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • d. de toegestane hoogtematen voor woningen tot een bouwhoogte van maximaal 6 hoger dan de toegestane goothoogte, tenzij de verhoging leidt tot aantasting van de ruimtelijk-stedenbouwkundige kw aliteit van het pand en van de omgeving.
14.2 Voorwaarde

Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verleend indien:

  • a. de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. dit niet leidt tot afwijking van de op de verbeelding aangegeven bestemming.

Artikel 15 Algemene gebruiksregels

15.1 Verboden gebruik

Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het doen of laten gebruiken van gronden alsmede gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  • b. het gebruik van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • c. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
15.2 Evenementen

Voor evenementen gelden de volgende regels.

  • a. Evenementen zijn toegestaan in de buitenlucht, overdekt, in een gebouwencomplex en afzonderlijke gebouwen.
  • b. Evenementen vinden plaats tijdens de volgende periode met een maximum aantal evenementen, dagen en periodes:
    • 1. in januari tot en met december:
      evenementen categorie klein met een maximum van twee evenementen per maand;
    • 2. in januari, februari, maart, oktober, november en december;
      evenementen categorie middelgroot: maximaal één middelgroot evenement in iedere jaarperiode;
    • 3. in april en september:
      evenementen categorie middelgroot: maximaal één per maand;
      met minimaal één tussenliggend weekend zonder middelgrote of grote evenementen;
    • 4. in mei, juni, juli en augustus:
      evenementen categorie middelgroot: maximaal twee per maand;
      evenementen categorie groot: maximaal één per maand;
    • 5. evenementen zijn toegestaan tussen 0.7.00 uur en 01.00 uur met dien verstande dat dit niet geldt voor de jaarlijkse Visserijfeesten, gedurende drie dagen in één van de eerste weekenden van augustus;
    • 6. naast de Visserijfeesten mag per maand maximaal 1 concert met versterkt geluid plaatsvinden;
  • c. Horeca is toegestaan als ondersteuning van evenementen en voor zover voorkomend in categorie 1a en 1b en 2 in de Staat van Horeca-activiteiten, met uitzondering van de functies hotel en pension en van gebouwde voorzieningen voor horecafuncties in categorie 2. De oppervlakte hiervan bedraagt maximaal 50 m2;
  • d. Ter plaatse van de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen in de omgeving bedraagt het maximum langtijdgemiddeld beoordelingsniveau:
    • 1. in de dagperiode tussen 07.00 en 19.00 uur: 55 dB(A) en 70 dB(C) en het maximale geluidsniveau 70 dB(A) en 80 dB(C);
    • 2. in de avondperiode tussen 19.00 en 23.00 uur 50 dB(A) en 60 dB(C) en het maximale geluidsniveau 65 dB(A) en 75 dB(C);
    • 3. in de nachtperiode tussen 23.00 uur en 0.1.00 uur 45 dB(A) en 55 dB(C) en het maximale geluidsniveau 60 dB(A) en 70 dB(C);
    • 4. in de nachtperiode tussen 23.00 uur en 02.00 uur 50 dB(A) en 60 dB(C) en het maximale geluidsniveau 65 dB(A) en 75 dB(C) gedurende jaarlijkse Visserijfeesten gedurende maximaal drie dagen;
    • 5. al dan niet na het treffen van maatregelen, een en ander zoals dit blijkt uit een akoestisch onderzoek dat voldoet aan het gestelde in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai van april 1999;
  • e. Een omroepinstallatie mag, met een maximum bronvermogen van 110 dB(A), gedurende in totaal een maximum van 25% van de dag- en avondperiode in gebruik zijn en niet gedurende de nachtperiode.
  • f. Van het houden van evenementen maken een goed beheer en toezicht van de ruimte en activiteiten deel uit, zodanig dat geen onevenredige hinder voor de omgeving kan ontstaan en ontstaat, zoals dit blijkt uit een beheers- en toezichtsplan.
  • g. Het houden van in ieder geval middelgrote en grote evenementen vindt op een veilige en verantwoorde manier plaats ten aanzien van openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en het milieu. Een veilige ontruiming in geval van calamiteiten en goede bereikbaarheid voor hulpdiensten is gewaarborgd. Dit alles blijkt uit een orde- en veiligheidsplan en een gezondheids- en milieuplan.
  • h. Ten aanzien van parkeren gelden de volgende regels.
    • 1. evenementen categorie middelgroot en evenementen categorie groot vinden plaats voor zover tegelijkertijd voldoende parkeergelegenheid op daartoe ingerichte parkeervoorzieningen beschikbaar is.
    • 2. Parkeervoorzieningen van bedrijven, functies en instellingen in de omgeving kunnen worden gebruikt indien die voorzieningen toegankelijk zijn en parkeerregulering plaatsvindt.
    • 3. Het voldoende aantal parkeerplaatsen, toegankelijkheid en parkeerregulering blijkt uit een parkeerbeheersplan en uitvoering hiervan volgens dit plan.
    • 4. Parkeervoorzieningen of toegangswegen van bedrijven, functies en instellingen die niet toegankelijk zijn, maken geen deel uit van het parkeerbeheersplan.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

16.1 Geringe afwijkingen

Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen ten behoeve van geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van een gebouw of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 3 meter en vergroting van het bestemmingsvlak met maximaal 10% toelaatbaar.

16.2 Wetgevingszone - wijzigingsgebied 3

Het bevoegd gezag kan de bestemmingen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' wijzigen met in achtneming van de volgende regels:

  • a. wijziging is toegestaan voor zover dit nodig is voor een andere situering en/of vormgeving van een bedrijfsgebouw;
  • b. de bestemming Gemend - 1 en de bestemming Verkeer kunnen worden gewijzigd in de bestemming Bedrijf met bijbehorende functie- en bouwaanduidingen en de bestemming Bedrijf kan worden gewijzigd in de bestemming Gemengd - 1 of de bestemming Verkeer, met dien verstande dat de oppervlakte van de bestemming Bedrijf niet wordt veranderd;
  • c. met belanghebbenden is toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid overeengekomen.

Artikel 17 Overige regels

17.1 Maatregelen milieueffectrapportage artikel 7.35 Wet milieubeheer
17.1.1 Vleermuizen

De sloop van gebouwen en de bouw van nieuwe gebouwen is uitsluitend toegestaan nadat vier alternatieve verblijfplaatsen voor vleermuizen als paarverblijfplaats zijn aangebracht en in of aan gebouwen vier permanente verblijfplaatsen worden gerealiseerd en in stand gehouden een en ander binnen een afstand van ten hoogste 200 meter van de huidige verblijfplaatsen.

17.1.2 Nautische veiligheid

Uitbreiding van de jachthaven met 100 ligplaatsen alsmede het gebruik van deze 100 extra ligplaatsen is uitsluitend toegestaan indien de volgende maatregelen ten aanzien van het gebruik hiervan worden getroffen:

  • a. het verstrekken van informatie aan de watersporters over veilig varen op de Westerschelde in verband met de drukke beroepsvaart, het gebruik van de vaargeulen en het vermijden van ondiepten;
  • b. het opnemen van regels over in- en uitvaren van het havengebied in het havenreglement;
  • c. het aanbieden van gratis WIFI in de jachthaven voor raadpleging actuele weer- en verkeersomstandigheden voor het uitvaren van het havengebied;
  • d. het registreren van bijna-ongevallen in de jachthaven.

17.1.3 Klimaatbestendigheid

De begane grondvloer van een gebouw voor appartementen voor verblijfsrecreatie en voor en appartementen voor wonen wordt gerealiseerd vanaf 8,80 m +NAP.

17.2 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Havengebied Breskens'.