direct naar inhoud van Artikel 4 Groen - Water
Plan: GEMEENTE ASSEN Norgerbrug en omgeving
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.08BP20102220-A001

Artikel 4 Groen - Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Groen - Water" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen en (bos-)beplantingen;
  • b. plantsoenen;
  • c. het behoud en/of de bescherming van beeldbepalende bomen als cultuurhistorisch en natuurlijk element;
  • d. water, waterpartijen, watergangen en sloten;
  • e. hangplekken, speelvoorzieningen en trapvelden;
  • f. schuilgelegenheden voor dieren;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. fiets- en voetpaden;

met daarbijbehorende:

  • i. bebouwing;
  • j. andere-bouwwerken, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  • k. erven;
  • l. paden en verhardingen.
4.2 Bouwregels

Op de voor "Groen - Water" aangewezen gronden mag uitsluitend bebouwing ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden voor dieren zijn toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.2 Andere-bouwwerken

Voor ander-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bruggen mag niet meer bedragen dan 4 m gemeten vanaf het waterpeil;
  • b. bruggen over de Drentse Hoofdvaart moeten minimaal 1 m boven het maximale streefpeil van de Drentse Hoofdvaart worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van kunstwerken, licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 10 m;
  • d. de bouwhoogte van speelvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. de bouwhoogte van overige andere-bouwwerken mag niet meer bedragen 3,5 m.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. externe veiligheid;
  • g. de beeldkwaliteit.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden op gronden met de bestemming "Groen - Water" de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren of het aanbrengen van drainage;
  • c. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • d. het uitvoeren van heiwerken en/of het indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanplanten van houtopstanden of het rooien daarvan waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden/-banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • g. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  • a. werken en werkzaamheden die niet dieper dan het bestaande maaiveld worden uitgevoerd;
  • b. werken en werkzaamheden in het kader van het normale onderhoud en beheer, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande oppervlakteverhardingen, beplantingen en bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • c. werken en werkzaamheden waarvoor op het moment van het van kracht worden van het plan een omgevingsvergunning is verleend, dan wel die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren.
4.4.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 4.4.1, kan alleen worden verleend, indien als gevolg van het werk of de werkzaamheden geen negatieve effecten optreden op het grondwater voor omliggende gebruiksfuncties, waaronder begrepen natuurwaarden.