Plan: | Drentse Zonneroute A37 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9922.IPDrentseZonnerout-VA01 |
In deze regels wordt verstaan onder:
het inpassingsplan Drentse Zonneroute A37 van de provincie Drenthe.
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9922.IPDrentseZonnerout-VA01 met bijbehorende regels (en bijlagen).
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
elk bouwwerk ten behoeve van de Drentse Zonneroute A37, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
vlak met zonnecellen, voor de opwekking van elektriciteit uit zonlicht.
een (verticaal) scherm van zonnepanelen.
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
De voor 'Verkeer - Wegverkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Van de in de bestemming begrepen weg mag het aantal rijstroken voor de A37 ten hoogste vier bedragen.
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is het bouwen beperkt tot een hoogte van maximaal 12 m;
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de in 3.1 omschreven doeleinden.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4, indien strikte toepassing van de voorschriften leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 100 m2 en een diepte van 0,3 m of meer, een rapport, op basis van een waarderend archeologisch onderzoek (proefsleuven), te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is. Deze regeling geldt niet voor gronden waarvoor al een archeologisch onderzoek is uitgevoerd en vrijgegeven zijn voor de bestemde functie(s).
Indien uit het in artikel 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:
Indien uit het in 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 4.2.2 genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden.
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 1.000 m2 en een diepte van 0,3 m of meer, een rapport, op basis van een waarderend archeologisch onderzoek (proefsleuven), te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is. Deze regeling geldt niet voor gronden waarvoor al een archeologisch onderzoek is uitgevoerd en vrijgegeven zijn voor de bestemde functie(s).
Indien uit het in artikel 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:
Indien uit het in 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 5.2.2 genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het herstel en het behoud van de archeologische waarden..
Voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient de aanvrager van een omgevingsvergunning, voor een of meerdere bouwwerken waarbij grond geroerd wordt met een (gezamenlijk) geroerde oppervlakte groter dan 2.000 m2 en een diepte van 0,3 m of meer, een rapport, op basis van een waarderend archeologisch onderzoek (proefsleuven), te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die volgens de aanvraag zullen worden verstoord, in voldoende mate zijn vastgesteld. Een dergelijke rapportage is niet noodzakelijk als aangetoond kan worden dat de betreffende gronden geroerd zijn en de trefkans op archeologische waarden gering is. Deze regeling geldt niet voor gronden waarvoor al een archeologisch onderzoek is uitgevoerd en vrijgegeven zijn voor de bestemde functie(s).
Indien uit het in artikel 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning die de verplichting inhouden:
Indien uit het in 6.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 6.2.2 genoemde voorschriften veilig te stellen, dan wordt de vergunning geweigerd.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zonneroute' zijn, naast de in de vigerende bestemmingsplannen gegeven bestemmingen, mede bestemd voor het opwekken van energie door middel van het omzetten van zonlicht in elektriciteit met gebruik van zonnepanelen , met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken en voorzieningen.
Op deze gronden mag ten behoeve van de aanduiding 'overige zone -zonneroute' worden gebouwd met in achtneming van de volgende bepalingen:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie 50 dB(A)' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 50 dB(A)' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten, die vanwege de geluidsbelasting van het industrielawaai een te hoge geluidsbelasting ondervinden, toegestaan.
Ten aanzien van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - industrie 50 dB(A)' voor het bouwen van gebouwen, dat het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen niet is toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.1 voor het bouwen van een op grond van de aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidgevoelig object, indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Tot een gebruik, strijdig met lid 8.2, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
De gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie 55 dB(A)' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidruimte in verband met de nabijheid van gronden en gebouwen, welke deel uitmaken van een industrieterrein, waar geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn toegelaten.
Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - Industrie 55 dB(A)' zijn geen nieuwe geluidgevoelige objecten, die vanwege de geluidsbelasting van het industrielawaai een te hoge geluidsbelasting ondervinden, toegestaan.
Ten aanzien van het bepaalde bij de voor die gronden aangewezen bestemmingen geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidszone - industrie 50 dB(A)' voor het bouwen van gebouwen, dat het bouwen van geluidsgevoelige gebouwen niet is toegestaan.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.3.1 voor het bouwen van een op grond van de aangewezen bestemmingen toelaatbaar gebouw of de uitbreiding daarvan, welke aangemerkt kan worden als een geluidgevoelig object, indien de geluidbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van dit gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Tot een gebruik, strijdig met lid 8.3, zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidgevoelig object.
De op het tijdstip van inwerkingtreding van dit inpassingsplan in werking zijnde vigerende bestemmingsplannen, zoals opgenomen in tabel 2.1, blijven hun werking behouden, voor zover dit niet in strijd is met het bepaalde in artikel 7.1. De regels van de volgende bestemmingsplannen worden aangevuld met de artikelen 1, 7, 8.1, 9.2, 10 en 11 van voorliggend provinciaal inpassingsplan.
Tabel 3.1 Overzicht bestemmingsplannen die gelden in het plangebied
Gemeente | Vigerend planologisch regime | Vaststelling |
Hoogeveen | buitengebied, parapluherziening aan- en bijgebouwenregeling | 19 mei 2015 |
Hoogeveen | bedrijventerrein Buitenvaart II | 21 augustus 2013 |
Hoogeveen | buitenvaart I, 2012 | 13 juni 2013 |
Hoogeveen | buitengebied, parapluherziening recreatie en toerisme | 14 februari 2017 |
Coevorden | bestemmingsplan buitengebied | 9 december 2014 |
Coevorden | uitbreiding elektriciteitsnet Coevorden | 28 april 2015 |
Coevorden | N34-verdubbeling | 6 maart 2018 |
Coevorden | zonneakker, Wachtum | 13 december 2019 |
Coevorden | bestemmingsplan Kernen | 8 januari 2020 |
Coevorden | kleine windturbines gemeente Coevorden | 9 december 2020 |
Emmen | buitengebied, op- en afrit A37 bij Zwartemeer | 17 februari 2011 |
Emmen | Nieuw-Amsterdam - Veenoord, Bedrijventerrein de Tweeling, 2011 | 28 mei 2009 |
Emmen | Klazienaveen | 19 december 2013 |
Emmen | Klazienaveen, glastuinbouwgebied Klazienaveen | 30 april 2015 |
Emmen | parapluplan Parkeernormen gemeente Emmen | 26 april 2018 |
Emmen | parapluplan Standplaatsen | 31 mei 2018 |
Emmen | buitengebied 2011 | 30 oktober 2014 |
De bevoegdheid van de gemeenteraad om binnen het plangebied van het inpassingsplan een bestemmingsplan of beheersverordening vast te stellen herleeft onmiddellijk nadat dit inpassingsplan in werking is getreden, mits dit bestemmingsplan of de beheersverordening niet strijdig is met de regels in artikel 8.1 van voorliggend provinciaal inpassingsplan.
Deze regels worden aangehaald als:
regels van het inpassingsplan Drentse Zonneroute A37.