Plan: | Hommerts - Jeltewei 248 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1900.2022oostBPhmjel248-vast |
Ten zuiden van Hommerts bevindt zich een klein bedrijventerrein. Op het meest zuidelijk gelegen bedrijfsperceel Jeltewei 248 zijn plannen een jachthaven met deels recreatieve functies te realiseren. De gewenste bedrijfsmatige activiteiten bestaan uit het verhuren van sloepen en andere kleine (zeil)boten. Tevens zal de haven gebruikt worden voor winterstalling én reparatie van boten afkomstig van particulieren. Het project bestaat uit de volgende ruimtelijke ingrepen:
Daarnaast wordt de huidige kapschuur gebruikt als opslagloods voor een kleinschalig kraanverhuur bedrijf (grondverzet). Hier is geen sprake van een werkplaats.
Het geldende bestemmingsplan is het Bestemmingsplan Dorpen midden / oost Gemeente SWF. Op basis hiervan zijn in het plangebied bedrijven uit categorie 2 toegestaan. Beide ontwikkelingen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan niet toegestaan.
Om de ontwikkeling planologisch mogelijk te maken is een nieuw bestemmingsplan nodig. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
Het plangebied ligt aan de zuidkant van het bedrijventerrein in Hommerts. Dit bedrijventerrein bevindt zich aan de zuidkant van het dorp en is gelegen langs de Jeltewei (N354). Het plangebied wordt aan de zuidkant begrensd door de Jeltesleat. Figuur 1.1 toont de ligging van het plangebied.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
Het plangebied is op dit moment geregeld in het bestemmingsplan Dorpen midden / oost Gemeente SWF, dat op 23 januari 2020 is vastgesteld. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Bedrijventerrein'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding opgenomen. Ter plaatse zijn bedrijven toegestaan die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen.
Een jachthaven en de functie 'Kraanverhuur (grondverzet)' vallen onder milieucategorie 3.1. Daarnaast voorziet de bestemming niet in verblijfsrecreatie in de vorm van camperplaatsen. De gewenste inrichting van het perceel is daarmee in strijd met bestemmingsplan.
Verder geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Gronden met deze dubbelbestemming zijn bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
Figuur 1.2 Planologische regeling
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het relevante beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In Hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen juridische regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de Uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
De locatie bevindt zich op het bedrijventerrein ten zuiden van Hommerts. Het plangebied grenst aan de noordkant aan een bouwbedrijf, aan de oostkant aan de provinciale weg N345 en aan de zuidkant aan de Jeltesleat. Tussen de provinciale weg en het plangebied bevindt zich een kleinschalige recreatieplas. Ten westen bevindt zich het open agrarisch gebied.
In 1968 is door Rijkswaterstaat in het plangebied een werkplaats, kantine, kantoor en een kapschuur gerealiseerd. Het terrein werd gebruikt voor opslag van bestrating, materiaal, zand, zout, grond en alles wat nodig was voor het beheer en onderhoud van de N354. De werkplaats was nodig voor opslag en onderhoud van zoutstrooiers, het kantoor en de kantine werd door de wegwerkbeheerders gebruikt. In de kapschuur werd het zout opgeslagen voor de winterse bestrijding van gladheid.
In de jaren 1980-1981 werd de weg een Provinciale weg en werd de locatie voor hetzelfde doel door de provincie gebruikt. In 1998 is het overgegaan naar het wetterskip om de bestrijders van muskusratten te huisvesten. Ten behoeve van dit gebruik werd het geheel verbouwd. In de kapschuur kwam opslag voor varend materiaal en op het terrein een helling voor de te waterlating van de boten. In de werkplaats werden de kooien onderhouden of gemaakt. De kantine en kantoor behielden de bestaande functie. Later is het door verminderd aantal muskusratten deze afdeling overgegaan en samengevoegd met de afdeling Akkrum waardoor de locatie overbodig werd.
Het gebied is grotendeels verhard, met uitzondering van de zuid- en westkant. Hier is sprake van grasveld. De westkant wordt door hoogopgaande beplanting van het open agrarisch gebied afgeschermd. Aan de zuidoostkant van het plangebied staat de bestaande botenhelling waar boten in en uit het water gehaald kunnen worden.
In de huidige situatie wordt de kapschuur gebruikt voor de kleinschalige opslag van een kraanverhuur bedrijf. De oostkant van het plangebied is op dit moment niet in gebruik.
Figuur 2.1 geeft een overzicht van de bestaande situatie weer. Figuur 2.2 geeft een vooraanzicht van de situatie weer vanaf de openbare weg.
Figuur 2.1 Overzicht huidige situatie (bron: Google)
Figuur 2.2 Vooraanzicht huidige situatie (bron: Google streetview)
Het planuitgangspunt is om te komen tot een combinatie van dag- en verblijfsrecreatie inclusief jachthaven met het bestaande kraanverhuurbedrijf (grondverzet) om tot een rendabele opzet te komen. Het plan is om aan de oostelijke- en zuidelijke kant camperplaatsen te creëren met recreatieve technische voorzieningen zoals servicestations voor water, elektriciteit, WiFi en een uitstort voor vuilwater. Verder is het plan om een haven met nieuwe helling te realiseren. Het westelijke gedeelte met kapschuur wordt afgescheiden van het recreatieve deel met bomen, struiken en coniferen en gaat gebruikt worden voor opslag van machines en boten voor zowel de recreatieve kant als voor het kraanverhuurbedrijf.
De bedrijfsmatige activiteiten bestaan uit het verhuren van sloepen en andere kleine (zeil)boten. Tevens zal de haven gebruikt worden voor winterstalling én reparatie van boten afkomstig van particulieren.
Jachthaven
De haven is bedoeld voor eigen gebruik en niet als passantenhaven. De nieuw te graven haven bestaat uit maximaal 15 9
plekken. Particulieren kunnen hun sloepen en andere kleine (zeil)boten zowel buiten als inpandig stallen. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden om klein onderhoud te verrichten. Een overzicht van de toekomstige situatie is weergeven in figuur 2.3.
Tevens wordt een spuitplek gerealiseerd. Het afvalwater zal in een apart reservoir worden opgeslagen zodat het afvalwater niet in het oppervlaktewater kan komen, zodat de boten uit het water gelijk kunnen worden afgespoten. Het schoonspuiten van de boten zal in eigen beheer worden uitgevoerd. Recreanten die de sloep, zeilboot of andere kleine bootjes niet bij het toekomstige bedrijf hebben liggen, kunnen gebruik maken van de helling. De boten worden onder eigen beheer en onder toezicht van het bedrijf te water gelaten.
Camperstandplaatsen
Daarnaast worden de gronden ten westen van de insteekhaven ingericht ten behoeve van camperstandplaatsen.
Kraanverhuur
Het huidige kraanverhuur bedrijf blijft ook in de gewenste situatie behouden. Het bedrijf gebruikt de bestaande opslagloods als opslag van zijn materiaal en machines. Er wordt in de kapschuur opgeslagen
In de loods is geen werkplaats aanwezig. Verder wordt een klein gedeelte verhuurd aan een particulier voor een boot en een aanhanger met tractor.
Figuur 2.3 Gewenste situatie
Van belang is dat de functies en bebouwing op een goede manier zijn ingepast bij de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebied. In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' heeft de provincie Fryslân aangegeven dat zij hecht aan een goede verankering van ontwikkelingen in het landschap. Grutsk beschrijft de kernkwaliteiten van de verschillende landschapstypen. Het is van belang dat een ontwikkeling zich niet alleen voegt, maar waar mogelijk ook bijdraagt aan deze kernkwaliteiten. Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het Merengebied.
Dit gebied wordt gekenmerkt door de vele grote en kleinere meren en vaarten, die de meren met elkaar verbinden en, om de meren heen, door een uitgestrekt laagveengebied, dat vanaf de 10de eeuw is ontgonnen. Van oorsprong liggen in het Merengebied weinig wegen: het gebied was vanuit de hogere delen (terpengebied) aan de randen ontsloten en in het gebied zelf vormde het water, met vaarten, mied- en opvaarten en kanalen tot aan de 19de eeuw de belangrijkste verbinding.
De recreatie speelt een grote rol in het Merengebied en heeft in de laatste decennia geleid tot de aanleg en het heropenen van vaarverbindingen en de bouw van aan de recreatie gerelateerde bebouwing en voorzieningen.
Voor het gebied is een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. Deze kwaliteiten moeten herkenbaar blijven. Vooral de grootschalige openheid en het stelsel van waterverbindingen en dijken zijn aangewezen kernkwaliteiten van het merengebied. De openheid van het landschap moet zoveel mogelijk worden gerespecteerd. Het waterstelsel is zeer karakteristiek voor Fryslân als waterprovincie en dient om die reden behouden te worden. Beleefbaarheid en bevaarbaarheid zijn daarbij aandachtspunten.
Het plan moet rekening houden met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies. De ontwikkeling vindt plaats binnen de bestaande grenzen en landschappelijke structuur van het oorspronkelijke bedrijventerrein. De bestaande verkaveling blijft dan ook gehandhaafd. Van aantasting van eventuele oorspronkelijke verkavelingsrichtingen is geen sprake.
Ook in de nieuwe situatie behoudt de oost- en westkant van het terrein zijn landschappelijke kenmerken in de vormen van hoogopgaande bomen. Hierdoor blijft het terrein zich als puntverdichting dienen in het verdere grootschalig open landschap. Vanaf de openbare ruimte wordt door de beplanting het zicht op het plangebied belemmerd, maar vanuit het plangebied zelf blijven nog wel doorzichten naar buiten bestaan.
Verder blijft de open groene zone langs de oever behouden. Hier zijn dan ook geen camperplaatsen voorzien en worden eveneens geen aanlegsteigers mogelijk gemaakt. Het open karakter blijft dan ook behouden. Hier vinden geen wijzigingen plaats. De groene oever past goed in het landschappelijke beeld c.q. de doorgaande groene oever langs de vaart.
Geconcludeerd wordt dat de ontwikkeling op een verantwoorde wijze wordt ingepast in het Merengebied.
De realisatie en instandhouding van de landschappelijke inpassing is gewaarborgd via het opnemen van de bestemming Groen inclusief de aanduiding 'specifieke vorm van groen - opgaand groen' in de regels van dit bestemmingsplan.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Duurzame verstedelijking
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. De regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Dit bestemmingsplan voorziet in een kleinschalige herontwikkeling van een terrein in bestaand stedelijk gebied. Gezien de aard en omvang van dit de ontwikkeling wordt deze niet gezien als een nieuwe vorm van een stedelijke ontwikkeling. Een nadere motivering van de behoefte van de ontwikkeling wordt niet noodzakelijk geacht.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt niet alleen regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Er worden geen rijksbelangen geraakt.
Verordening Romte Fryslân
In de verordening is het ruimtelijke beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals bedrijven, toegevoegd worden.
In Artikel 4 worden regels gegeven voor bedrijvigheid. Het gebied maakt volgens de verordening deel uit van het type 'overige kern'. In dergelijke kernen zijn maximaal bedrijven uit categorie 2 toegestaan. In artikel 4.2.4 is hiervoor een uitzondering opgenomen ten behoeve van een incidenteel kantoor, bedrijf, of voorziening worden afgeweken, mits in de plantoelichting is onderbouwd dat aard en schaal van de functie aansluiten bij aard en schaal van de overige kern. De ontwikkeling voorziet in een perceelsgebonden ontwikkeling waarbij de bestaande schaal ongewijzigd blijft. In hoofdstuk 4 wordt nader op de milieuzonering ingegaan.
In artikel 5.5.1 staat dat in een ruimtelijk plan buiten een recreatiekern een kleinschalig kampeerterrein van maximaal 15 standplaatsen op of aansluitend aan het erf van een agrarisch bedrijf, woning of bedrijf kan worden toegestaan. Hommert is geen recreatiekern. In dit geval worden maximaal 15 standplaatsen aansluitend aan het erf van een bedrijf mogelijk gemaakt. Aan artikel 5.5.1 kan dus toepassing gegeven worden.
Verder staat in artikel 5.5.2 dat in een ruimtelijk plan de uitbreiding van een bestaande jachthaven of een nieuwe jachthaven kan worden toegestaan buiten een recreatiekern tot een maximum van 50 ligplaatsen per jachthaven in of aansluitend aan een kern en tot een maximum van 25 ligplaatsen daarbuiten. In dit geval wordt een nieuwe jachthaven aansluitend aan een kern mogelijk gemaakt. Het aantal ligplaatsen bedraagt minder dan 25 ligplaatsen.
In artikel 5.6.1 staat dat in een ruimtelijk plan waarin een uitbreiding van een bestaande recreatieve voorziening of de vestiging van een nieuwe recreatieve voorziening is toegestaan, in de plantoelichting wordt onderbouwd dat de inrichting milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar is in de omgeving en wat betreft schaal en verschijningsvorm inpasbaar is binnen de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. Voor wat betreft de milieuhygiënische en verkeerskundige inpassing wordt verwezen naar paragraaf 4.1 en 4.2.
Tot slot in artikel 5.6.2 dat bij nieuwvesting van een nieuwe recreatieve voorziening in de toelichting wordt onderbouwd dat de ontwikkeling bijdraagt aan verbreding of kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve aanbod in de regio. Het is de bedoeling om 12 tot 16 camperplekken te realiseren op het oostelijke en zuidelijke deel van het terrein Jeltewei 248-250 met de nodige voorzieningen en ruimte. Het betreffen voorzieningen in de vorm van water elektriciteit WiFi en opvang van grijswater en een gelegenheid om toilet water te storten. Het terrein voor de campers krijgt een zo groen mogelijk karakter in de vorm van bomen en gras. Daarnaast wordt een kleine haven met helling gerealiseerd. De haven en helling kunnen worden gebruikt door particulieren uit de omgeving, campergasten met een boot en voor eigen gebruik. Het plan is om enige bootjes met zo veel mogelijk elektrische aandrijving te verhuren. Met het plan wordt een kwaliteitsverbetering van het toeristisch-recreatieve aanbod in de regio beoogt. Verder wordt het rommelige aanzicht van de bestaande situatie gewijzigd en krijgt het een meer representatiefen uitnodigend aanzicht.
Het perceel is gelegen nabij gebieden die zijn aangeduid als weidevogelkansgebied. Voor de toekomstige ontwikkelingen blijkt dat er geen extra verstoring zal optreden. Dit is als zodanig door de provincie laten berekenen en akkoord bevonden.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.
Structuurvisie Grutsk op 'e Romte
De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld. Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Merengebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Van provinciaal belang zijn hier:
De perceelsgebonden ontwikkeling doet geen afbreuk aan de provinciale belangen. Het plangebied maakt deel uit van een bedrijventerrein. De stedenbouwkundige structuur van het bedrijventerrein blijft ongewijzigd. Wat betreft de eventueel toekomstige bebouwing zal worden aangesloten bij de bebouwingskarakteristieken van de gebouwen in de directe omgeving. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de zichtlijnen vanaf de Jeltewei naar het achterliggende Merengebied. De open relatie met het landschap blijft gewaarborgd. De ontwikkeling past daardoor binnen de beleidsuitgangspunten van Structuurvisie Grutsk op 'e Romte.
Vaarwegenverordening Fryslân 2014
Watergang de Jeltesleat is opgenomen in de Vaarwegenverordening van de provincie. De vaarwegenverordening is gericht op het gebruik, de bescherming en instandhouding van de provinciale vaarwegen.
De watergang wordt beheerd door de provincie. Daarom dient in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te worden besteed aan de relatie tussen de beoogde ontwikkeling en het beheer van de (provinciale) vaarweg en de nautische effecten vanwege de ontwikkelingen die onderhavig bestemmingsplan mogelijk maakt. Voor de ontwikkeling is een ontheffing noodzakelijk van de Vaarwegverordening.
Voor de gewenste ontwikkelingen is in 2020 een ontheffing van de WF verleend. De plannen zijn gewijzigd ten aanzien van die ontheffing. Het is daarom nodig om opnieuw een ontheffing aan te vragen.
Ontgrondingenverordening Friesland
Voor bepaalde werkzaamheden is op basis van de Ontgrondingenverordening Friesland een ontgrondingsvergunning nodig. In verband met de beoogde inrichting wordt een jachthaven van 995 m3 gegraven. Indien de waterpartij aan onderstaande voorwaarden voldoet is voor de graafwerkzaamheden geen ontgrondingsvergunning nodig.
De diepte van de te graven haven wordt gemiddeld 1 meter onder de gemiddelde waterlijn. Met 0.50 meter dekgrond en een oppervlakte van 663.50 m² keer 1.5 meter, komt er 995.25 m3 grond komt vrij. Er is dan ook geen ontgrondingsvergunning nodig.
Ontwikkelvisie 2011- 2021
De ontwikkelvisie geeft de visie op de uitdagingen die worden voorzien en de kansen die de gemeente wil grijpen op sociaal, economisch en ruimtelijk gebied.
De gemeente streeft ernaar om de plattelandskernen beleefbaar te houden en wil daarnaast een sterke aantrekkingskracht voor toeristen zijn. Uitgangspunt is dat nieuwe ontwikkelingen zoveel mogelijk gerealiseerd worden binnen de bestaande bebouwing (via herstructurering of inbreiding). Dit heeft de voorkeur boven uitbreiding.
Met de ontwikkeling wordt bijgedragen aan de leefbaarheid van het dorp Hommerts, doordat er een nieuw bedrijf in het dorp bij komt. Gezien zijn uitstekende ligging aan de Jeltesleat heeft dit een grote aantrekkingskracht voor toeristen die hier zijn boot wil gaan stallen of dan wel ter water wil laten gaan.
In dit plan is sprake van een herstructurering binnen bestaand bebouwd gebied. Hierbij is sprake van een kwalitatieve verandering, met een nieuwe functie die passend is in de omgeving.
Visie ruimtelijke kwaliteit
Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad de Visie ruimtelijke kwaliteit 'Mei soarch foar ús lânskip' vast. Deze visie noemt op verschillende momenten het uitgangspunt dat herstructurering en/of herbestemming een goed middel is om te voorkomen dat onnodig open ruimte wordt benut voor nieuwe functies. Dit project geeft goed invulling aan dat uitgangspunt. Er is hiermee sprake van een functiewijziging waarbij bestaande voorzieningen worden benut, waardoor er geen ingrepen in het landelijk gebied plaats vindt.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Een gemengd gebied is een gebied met een sterke tot matige functiemenging. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.
Het project stelt het toevoegen van nieuwe recreatieve bedrijfsfuncties op een bestaand bedrijventerrein voor. Verder wordt het bestaande kraanverhuurbedrijf planologisch mogelijk gemaakt vanuit de feitelijke situatie. Daarnaast ligt het plangebied aan een provinciale weg. Om deze reden kan de omgeving beschouwd worden als een gemengd gebied.
Een (jacht)haven en een kampeerterrein is aangewezen als inrichting uit milieucategorie 3.1. Hierbij geldt bij een gemengd gebied een richtafstand van 30 meter tot aan gevoelige bestemmingen, zoals woningen. De bepalende factor voor deze afstand betreft geluidhinder. De ontwikkelingen vinden op meer dan 50 meter plaats ten opzichte van de dichtstbijzijnde (bedrijfs)woning. In dit geval is dat de bedrijfswoning op het bedrijventerrein. Deze bevindt zich ten noordwesten van het plangebied. Daarnaast betreft het een relatief kleine jachthaven en kampeerterrein welke, qua uitstraling en effecten op de omgeving, vergelijkbaar zijn met bedrijven binnen milieucategorie 2.
Volgens de VNG-brochure wordt de functie 'Kraanverhuur (grondverzet)' aangezien als een bedrijf uit milieucategorie 3.1. In gemengd gebied dient dan ook 30 meter aangehouden te worden. De dichtstbijzijnde bedrijfswoning bevindt zich op meer dan 30 meter afstand.
Camperstandplaatsen zijn niet geluidgevoelig. In het kader van goede ruimtelijke ordening is globaal gekeken naar het recreatieve woon- en leefklimaat. Geconcludeerd kan worden dat deze naar verwachting geen tot weinig hinder zullen ondervinden vanwege het kraanverhuurbedrijf. Het bedrijf gebruikt de locatie slechts als opslag plaats voor materialen en machines. De akoestisch relevante activiteiten zijn de enkele transportbewegingen van de voertuigen/machines van en naar de inrichting. De daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten vinden elders plaats. Er is hier geen sprake van een werkplaats.
Geconcludeerd wordt dat het aspect milieuzonering de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg staat.
Voor het aspect verkeer is het van belang dat wordt voorzien in een goede ontsluiting van het plangebied. Het plangebied wordt ontsloten via de Jeltewei. Dit betreft een ontsluitingsweg van het bedrijventerrein. Richting het noorden geeft deze aansluiting op de provinciale N345. Deze wegen hebben voldoende capaciteit om de toekomstige verkeersbewegingen te kunnen afwikkelen. Ten aanzien van de verkeersafwikkeling worden dan ook geen problemen verwacht.
Het beoogde gebruik heeft daarnaast geen negatieve gevolgen voor parkeren. Op het terrein is voldoende ruimte om te voorzien in de benodigde parkeerbehoefte. De gemeente heeft eigen parkeerbeleid. Voor een aantal functies heeft de gemeente eigen parkeernormen ontwikkeld. Voor de functies die niet in de parkeernormennota staan, wordt aangesloten bij de meest recente CROW-publicatie over parkeerkencijfers. Waarbij als uitgangspunten gehanteerd wordt”: matig stedelijk, tussen het gemiddelde en maximale parkeerkencijfer. Voor de functie ligplaatsen heeft de gemeente geen parkeernormen ontwikkeld. Voor deze functie wordt daarom bij de CROW aangesloten. Gezien het feit dat er mogelijkheden voor campers worden gecreëerd hoeft het plan hiervoor niet te voorzien in extra parkeervoorzieningen.
Functie | Parkeernorm | Aantal nodig |
Stalling | 1 per 100 m² | 8 |
Ligplaatsen | 0.6 per ligplaats | 6 |
Totaal | 14 |
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de voorkeursgrenswaarde (48 dB). Als hieraan niet kan worden voldaan, kan een hogere waarde van in stedelijk gebied maximaal 63 dB worden vastgesteld.
Toetsing
Een camperterrein is niet aangemerkt als een geluidgevoelig object. Daarom is geen akoestisch onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect geluid (Wet geluidhinder) op voorhand geen belemmering voor het voornemen.
Toetsingskader
Van groot belang in de ruimtelijke ordeningspraktijk is de vroegtijdige afstemming met het betreffende waterschap. Het plangebied ligt in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Doorgaans wordt hiervoor de wettelijk verplichte 'watertoets' doorlopen. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. In de Leidraad Watertoets van het Wetterskip staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Onderzoek huidige situatie
Het plangebied was voorheen in gebruik als opslaglocatie bij het Wetterskip Fryslân. Het gebied is grotendeels verhard en bestaat deels uit een grasveld. Daarnaast is aan de zuidoostkant van het projectgebied een bestaande botenhelling aanwezig waar boten in en uit het water gehaald kunnen worden.
Bodem en grondwater
In de omgeving van het plangebied bestaat de bodem uit kleidek op veen (figuur 4.1). Er is in de omgeving van het projectgebied sprake van grondwatertrap II (figuur 4.2). Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand 40 centimeter onder het maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand schommelt tussen de 80 en 120 centimeter.
Figuur 4.1 Overzicht bodemsoorten met plangebied zwart omcirkelt
Figuur 4.2 Grondwatertrappen in de omgeving van het plangebied
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Aan de westzijde wordt het gebied begrenst door een sloot. Deze sloot is niet opgenomen in de Legger van het Wetterskip en wordt onderhouden door de aangrenzende eigenaar. Ten zuiden van het plangebied grenst de Jeltesleat, op de legger aangegeven als een hoofdwatergang (figuur 4.3).
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Oppervlaktewaterlichaam De Jeltesleat is aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich binnen of in de nabijheid van het plangebied geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland.
Figuur 4.3 Uitsnede Legger Wetterskip Fryslân huidige situatie
Veiligheid en waterkeringen
Langs de Jeltesleat is een regionale kering gelegen. Het zuidelijke deel van het plangebied ligt binnen de kern en beschermingszone van de kering. (figuur 4.3).
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is in de huidige situatie aangesloten op het gemeentelijk rioleringssysteem.
Toekomstige situatie
Het plan bestaat uit het graven van een insteekhaven. Daarnaast zal de bestaande kapschuur ingericht worden ten behoeve van botenstalling en als laatst zullen de gronden langs de Jeltesleat worden ingericht ten behoeve van kampeerplaatsen.
Waterkwantiteit
Wetterskip Fryslân hanteert als uitgangspunt de trits vasthouden – bergen – afvoeren. Vasthouden van water (neerslag) in het gebied zelf verdient de voorkeur boven het bergen en uiteindelijk afvoeren van water. Het verhard oppervlak binnen het plangebied neemt niet toe. De locatie van de camperplaats is in de huidige situatie voorzien van een verhard oppervlak. De verharding op deze locatie wordt verwijderd waarna gras wordt teruggeplaatst. Er is dan ook geen sprake van een versnelde afvoer waarvoor een compensatie verplichting geldt.
Alle in en nabij het plangebied gelegen hoofdwatergangen blijven goed bereikbaar vanaf de verharde weg voor onderhoudswerkzaamheden. Een hoofdwatergang heeft een beschermingszone van 5 meter aan weerzijde. Deze zonering blijft toegankelijk en beschikbaar voor onderhoud. Werkzaamheden binnen deze zonering betreffen een vergunningsplichtige activiteit.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en met vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Het hemelwater afkomstig van de gebouwen wordt via een bestaand gescheiden stelsel afgevoerd naar de Jeltesleat en de polder. De voorkeur van het Wetterskip gaat uit naar de afvoer op de Jeltesleat mits deze afvoer geen negatieve effecten heeft op de te verleggen kering. De afvalwater voorziening van de camperplaats en de boten in de insteekhaven, wordt aangesloten op het huidige gemeentelijk rioolstelsel. De afspuitplaats wordt voorzien van een afscheider waarna geloosd wordt op het bestaande riool. Dit aspect wordt in overleg met de gemeente en Wetterskip verder uitgewerkt in de benodigde vergunning.
Veiligheid en waterkeringen
In de huidige situatie ligt de regionale waterkering ter plaatse van het plangebied van de insteekhaven. Wetterskip Fryslân kent een hoogteopgaaf ter plaatse en zal waarschijnlijk vanuit deze opgave de regionale waterkering naar achteren leggen.
Het landdeel binnen het plangebied is onderdeel van de polder. De Jeltesleat maakt onderdeel uit van de Friese boezem. Elk watersysteem is onderverdeeld in peilgebieden met een bijbehorend streefpeil. Door de verlegging van de regionale waterkering wordt de scheiding tussen deze watersystemen verlegd. Hierdoor wordt de polder verkleind en is er sprake van een wijziging van de peilgebieden. Wetterskip Fryslân zal waarschijnlijk zorgdragen voor deze bijkomende peilafwijking.
De kering ligt bij de realisatie van de jachthaven niet meer ter plaatse van de te realiseren insteekhaven. Het aanleggen van de insteekhaven met damwand en steiger vindt plaats in een watersysteem of beschermingszone waarvoor op grond van de Keur van Wetterskip Fryslân een vergunning is vereist. De Jeltesleat heeft de status hoofdwatergang. Na het verleggen van de kering wordt door de initiatiefnemer een vergunning aangevraagd voor de insteekhaven.
Waterbeheer
Waar Wetterskip Fryslân waarschijnlijk vanuit de hoogteopgave zorgdraagt voor de benodigde procedures bij het verleggen van de kering en de bijbehorende peilafwijking, zal de initiatiefnemer zorg moeten dragen voor een watervergunning voor de werkzaamheden aan (hoofd)watergangen en voor het aspect afvalwaterketen en riolering. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd. Alle in en nabij het plangebied gelegen hoofdwatergangen blijven goed bereikbaar vanaf de verharde weg voor onderhoudswerkzaamheden.
Conclusie
Wetterskip Fryslân zal vanuit de hoogteopgave waarschijnlijk zorg dragen voor de benodigde procedures bij het verleggen van de kering en de bijbehorende peilafwijking. Voor het plan is een watervergunning nodig voor het graven van nieuw oppervlaktewater en voor het aspect afvalwaterketen en riolering. Benodigde vergunningen zullen door de initiatiefnemer bij Wetterskip Fryslân worden aangevraagd. Door deze aan te vragen en aan de milieuhygiënische voorwaarden te voldoen heeft de ontwikkeling geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd. In het kader van dit bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
Toetsing
In 2015 is voor de locatie een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in 3. Uit het onderzoek blijkt dat er ter plaatse van een tweetal boringen (08 en 09) (zie twee gele cirkels in figuur 4.5) sprake is van een sterk verhoogd gehalte aan cyanide in de grond. Dit betreft de gronden van de voormalige zoutopslag. De totale geschatte oppervlakte bedraagt 45 m3. Hiermee wordt het volume criterium van 25 m3 overschreden waarmee is aangetoond dat er sprake is van een geval van ernstige verontreiniging. De verwachting is dat deze verontreiniging van voor 1987 is ontstaan als gevolg van de opslag van strooizout. Hierdoor is er sprake van een historische verontreiniging die functioneel gesaneerd mag worden. In dat geval is geen sprake van zorgplicht. In het grondwater is sprake van een licht verhoogde concentratie aan cyanide en chloride.
De graafwerkzaamheden voor het verwijderen van de aangetoonde sterke verontreiniging met cyanide wordt gezien als een sanerende handeling. Voor het verwijderen van de verontreiniging dient een BUS-melding ter goedkeuring te worden ingediend bij het bevoegd gezag. Echter is in dit geval geen sprake van het graven in en in de omgeving van de verontreiniging. De grond dat vrij komt bij het graven van de haven wordt gebruikt voor het ophogen van het terrein. Er is daarmee sprake van een gesloten grondbalans.
Verder is een sterk verhoogde concentratie aan barium gevonden in het grondwater. In de grond zijn geen noemenswaardige verhoogde gehalten aan barium gemeten zodat de verontreiniging in ieder geval niet vanaf maaiveld in de bodem is terechtgekomen. De concentratie wordt als een van nature aanwezige achtergrondconcentratie beschouwd. Van bodemverontreiniging is hier geen sprake.
Wat betreft de loods of kapschuur worden er geen werkzaamheden in of in de nabijheid uitgevoerd. Deze wordt gebruikt zoals in bestaande situatie.
Figuur 4.5 Uitsnede boorkaart plangebied
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
De gemeente Súdwest-Fryslân maakt gebruik van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Op deze kaart worden voor de perioden steentijd - bronstijd en ijzertijd - middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.
Voor het plangebied geldt dat er een kans is op het aantreffen van archeologische resten. Voor de periode ijzertijd – middeleeuwen beveelt de provincie aan om bij ingrepen van meer dan 5.000 m² een archeologisch onderzoek uit te laten voeren. Ook voor de periode steentijd – bronstijd is onderzoek nodig bij ingrepen van meer dan 5.000 m².
De te graven haven en de overige ruimtelijke ingrepen zijn minder dan 5.000 m². Voor de uitbreiding is daarom geen een archeologisch onderzoek nodig.
Wel blijft de archeologische meldingsplicht van toevalsvondsten van kracht (art. 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.
Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van ruimtelijke plannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
In het plangebied zelf is geen sprake van bijzondere cultuurhistorische waarden. Wel wordt de omgeving van het plangebied aangemerkt als bijzonder waardevol. Van waardevolle betekenis is het bebouwingslint en de opstrekkende verkaveling (van oost naar west) die samen laten zien hoe de veenontginning in dit gebied heeft plaatsgevonden.
In onderhavig project is sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling. De ontwikkeling doet geen afbreuk aan de bestaande bebouwingsstructuur of de verkaveling van het landelijk gebied. Het project is dan ook uitvoerbaar vanuit cultuurhistorisch oogpunt.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
Gebiedsbescherming
Het gebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000-gebieden. Het maakt ook geen deel uit van de NNN. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgevingen ligt op circa 1.500 meter van het plangebied. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op een afstand van eveneens circa 650 meter.
Gelet op de ligging van het plangebied binnen stedelijk gebied, de aard omvang van de ontwikkeling en de afstand tot beschermde gebieden kunnen directe effecten, zoals verstoring of verontreiniging, op de Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.
Soortenbescherming
Voor een inzicht in de (potentieel) aanwezige beschermde soorten in het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in bijlage 4. In onderstaand overzicht worden de aangetroffen en potentieel aanwezige beschermde soorten en hun beschermingsstatus binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden samengevat. In de Wet natuurbescherming zijn vooral vaste verblijfsplaatsen (voortplantingslocaties zoals nesten, holen, kraamkolonies etc.) van belang, maar ook de functionele leefomgeving die vaste verblijfplaatsen in stand houdt. In dit overzicht zijn alleen die soorten opgenomen, waarvoor het plangebied onderdeel vormt van hun leefgebied en/of levenscyclus, en waarop eventueel in de toekomst geplande werkzaamheden van negatieve invloed kunnen zijn.
Tabel 4.1 Overzicht van aangetroffen en potentieel voorkomende beschermde flora en fauna in het plangebied
Het planvoornemen kan zonder bezwaren doorgang vinden binnen de kaders van de Wet natuurbescherming, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan. In dit geval wordt er rekening gehouden met werkzaamheden buiten het broedseizoen. Daarnaast worden er geen bomen meer gekapt in het plangebied en blijft de kapschuur en woning onaangetast. Tot slot wordt eventuele lichtuitstoot zoveel mogelijk vermeden. Voor de uitvoering geldt tot slot dat de zorgplicht in acht moet worden genomen.
Stikstof
Het plangebied ligt op circa twee kilometer van het Natura 2000-gebied Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Er is voor het Friese Merengebied (waar het gebied deel van uitmaakt) een analyse uitgevoerd, waarbij is bepaald welke soorten uit het aanwijzingsbesluit gevoelig zijn voor (verhoogde) stikstofdepositie. Vervolgens is nagegaan in hoeverre deze soorten in het gebied ook daadwerkelijk gevolgen kunnen ondervinden van de stikstofdepositie waardoor sprake zou kunnen zijn van aantasting van hun leefgebieden. Op basis van de voorgaande analyse van het beheerplan en het aanwijzingsbesluit zijn in Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving geen stikstofgevoelige habitats aangewezen. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige gebied ligt op meer dan 17 kilometer afstand. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied en de afstand tot dit stikstofgevoelige gebied treden geen nadelige effecten op voor het Natura-2000 gebied
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Onderzoek
Uit de professionele risicokaart blijkt dat in de nabijheid van de locatie geen risicovolle bedrijvigheid aanwezig is. Ook is geen sprake van transport van gevaarlijke stoffen via het spoor of door buisleidingen in de nabijheid van de locatie.
Het plan is door de Gasunie getoetst aan het huidige externe veiligheidsbeleid van het Ministerie van I&M voor onze aardgastransportleidingen, zoals bepaald in het per 1 januari 2011 in werking getreden Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op grond van deze toetsing komen zij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere planontwikkeling.
Wel wordt over het kanaal ten zuiden van het plangebied in beperkte mate gevaarlijke stoffen vervoerd. Daarnaast vindt ook vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg de N354 ten oosten van het plangebied.
Vervoer van gevaarlijke stoffen over water (Jeltesleat)
Ten oosten van het projectgebied bevindt zich de Jeltesleat (CEMT-klasse III) die via Heegermeer en Fluessen aantakt op het Johan Frisokanaal. Dit behoort niet tot het Basisnet Water, maar er worden wel gevaarlijke stoffen over vervoerd. Voor het bouwen in en langs vaarwegen die niet tot het Basisnet Water behoren, gelden louter geredeneerd vanuit externe veiligheid geen beperkingen. Dit vanwege de geringe omvang van het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze vaarwegen en daarmee het beperkte risico voor omwonenden. Dit laat onverlet dat er andere wettelijke regels kunnen zijn (bijvoorbeeld de Waterwet of het BARRO) die bouwen in en/of langs deze vaarwegen niet toestaan. Vanwege de geringe omvang van het vervoer en van het risico zijn noch de verplichting om het groepsrisico te berekenen en te verantwoorden noch de verplichting dat bouwwerken moeten voldoen aan de eisen van de Regeling Bouwbesluit van toepassing. Wel dient, indien er wordt gebouwd in en langs vaarwegen waarover structureel gevaarlijke stoffen worden vervoerd, ook al is de omvang van dit vervoer gering, op grond van artikel 7 van het Bevt in de toelichting bij het bestemmingsplan en in de ruimtelijke onderbouwing van een omgevingsvergunning aandacht te worden besteed aan de mogelijkheden voor hulpverleners om in geval van een incident met gevaarlijke stoffen op de vaarweg te kunnen optreden en aan de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen (zelfredzaamheid).
Vervoer van gevaarlijke stoffen over weg (N354)
Over de N354 door Hommerts en Jutrijp vindt vervoer met gevaarlijke stoffen plaats (stofcategorie GF3), maar het is niet een basisnetroute in de zin van het Basisnet. Volgens het HART heeft een weg geen 10-6 contour wanneer het aantal GF3 transporten onder de 500 ligt. Op de N354 ligt het transport per jaar op 130, op deze weg is er dan ook geen 10-6 contour. Wat betreft het groepsrisico moet er gekeken worden naar de afstand van de weg tot aan het projectgebied en het aantal personen dat zich in het gebied bevindt. Wanneer het aantal GF3 minder is dan de drempelwaarde in de tabel weergegeven in het HART, wordt 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden. Om het aantal personen te berekenen is de Handleiding Populatieservice gebruikt. Er is circa 800 m² aan bedrijfsgebouwen. Een jachthaven en camperplaatsen valt onder milieucategorie 3.1, volgens de populatieservice valt dit daarom onder 'industriefunctie klein' wat een kental geeft van 50 m² BVO per persoon. Er kan daarom verwacht worden dat er in totaal gemiddeld 17,4 personen in het plangebied aanwezig zullen zijn. De afstand van de weg tot aan het gebied bedraagt circa 60 meter. Er is uitgegaan van een weg buiten bebouwde kom met eenzijdige bebouwing. Met de verwachte aantal personen en de afstand tot de weg wordt volgens het HART de 10% van de oriëntatiewaarde niet overschreden. Het groepsrisico hoeft niet berekend te worden, wel moet vanwege de ligging in het invloedsgebied een beperkte verantwoording opgesteld worden.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Zowel voor de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn.
De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Tevens speelt een snelle alarmering te allen tijde een belangrijke rol.
Ten aanzien van de bereikbaarheid van een gebouw of adres hanteert de brandweer de vuistregel dat dit altijd vanaf twee zijden moet kunnen gebeuren. Op deze manier wordt geborgd dat de aankomende hulpverleningseenheden niet door de rook hoeven aan te rijden en dat er sprake kan zijn van een aan- en afvoer route van mensen en materieel.
In dit geval is er sprake van slechts één aanrijroute parallel aan de provinciale weg. Gelet op de ligging van dit weggedeelte en de lengte hiervan voorziet Brandweer Fryslân niet direct aandachtspunten. Wel is het van belang dat de weg vrij is en blijft van obstakels zodat de aanrijroute gegarandeerd geschikt is voor brandweervoertuigen (lees vrachtverkeer).
Bluswatervoorzieningen
Om een adequate en veilige repressieve inzet te kunnen garanderen heeft de brandweer een goed bereikbare bron van bluswater nodig. Veelal wordt hiervoor op teruggevallen op brandkranen. Daarnaast is open water een bron van bluswater wanneer de brandweer zich geconfronteerd ziet met grotere branden. De dichtstbijzijnde brandkraan in dit plan is gelegen op 220 meter en daarmee niet direct bruikbaar bij een inzet. Als vuistregel wordt gehanteerd dat een brandkraan bruikbaar is wanneer deze op niet meer dan 100 meter van een brand is gelegen.
Gezien de ligging van het plangebied en de verwachte opbrengst van brandkranen op dat deel van de leiding stelt Brandweer Fryslân voor om geen brandkraan extra aan te leggen in de buurt van het plangebied maar het open water in het plangebied geschikt te maken en houden om te dienen als primaire bluswatervoorziening. Hierbij geldt dat de kade verhard en vrij moet zijn van obstakels en het water voldoende diep moet zijn/ vrij moet zijn van begroeiing, om voldoende bluswater te kunnen garanderen.
Initiatiefnemer zal voorzien in een opstelplaats voor de brandweer aan het open water zodat hier bluswater gewonnen kan worden in geval van een calamiteit. Brandweer Fryslân wordt verder betrokken bij de verdere uitwerking van het plan.
Zelfredzaamheid
Aanwezige kinderen en ouderen worden beschouwd als verminderd zelfredzame personen. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de ouders/verzorgers de kinderen en ouderen kunnen begeleiden. Het is noodzakelijk om goede voorlichting aan de bevolking en aanwezige bedrijven te voorzien zodat zij weten wat de gevaren zijn van een incident met een incident op de weg en weten hoe zij moeten handelen.
Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de N354 waarover de gevaarlijke stof GF3 wordt vervoerd. Vanwege de geringe omvang van de beoogde ontwikkeling en ruime afstand tot de weg zal het groepsrisico niet merkbaar toenemen. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Ook ligt de Jeltesleat ten zuiden van het plangebied, deze wordt echter gezien als groene vaarweg. Hierover vindt nauwelijks vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
In Friesland zijn geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Op basis van de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten blijkt dat er in Hommerts en omgeving sprake is van een zeer goede luchtkwaliteit.
Voor bepaalde initiatieven is bepaald dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het plan valt binnen de Nibm-regeling, omdat er sprake is van een kleinschalige ontwikkeling waarbij het aantal verkeersbewegingen zeer beperkt is. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan. Dit aspect heeft geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen samen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid. In dit hoofdstuk wordt de juridische systematiek van het bestemmingsplan toegelicht. Ook wordt een beschrijving per bestemming en een toelichting op de algemene bepalingen en de overgangs- en slotbepalingen gegeven.
De regels van dit bestemmingsplan zijn qua systematiek afgestemd op het actuele en geldende bestemmingsplan Dorpen midden / oost Gemeente SWF.
In deze paragraaf wordt de algemeen gehanteerde indeling van de bestemmingsregels aan de orde gesteld. Deze zien er voor dit bestemmingsplan als volgt uit.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen en de wijze van meten. In de begripsomschrijving wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft een standaardbegrippenlijst waarvan alleen in uitzonderingsgevallen mag worden afgeweken. In het bestemmingsplan worden alleen de begrippen opgenomen die van toepassing zijn op het plan.
Ook de wijze van meten zal in het bestemmingsplan worden beschreven.
Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen, etc. In de bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – wanneer nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Voor de bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid moet een vaste volgorde worden gehanteerd. Voor zover het voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing is, geldt dit voor alle soorten bestemmingen, zoals bestemmingen, dubbelbestemmingen, uit te werken bestemmingen en voorlopige bestemmingen.
In het bestemmingsplan zijn verschillende bestemmingen te onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn bepaalde regelingen gekoppeld, zoals de bestemmingsomschrijving, bouwregels, gebruik, etc. De indelingen is gebaseerd op de in de gemeente Súdwest-Fryslân gebruikte indeling voor bestemmingsregels. Alleen de voor dit bestemmingsplan relevante regels zijn benoemd.
Artikel (nummer) Bestemmingsnaam
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De bestemmingsomschrijving is voornamelijk functioneel, maar bevat ook enkele inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels worden de bebouwingsbepalingen voor alle bouwwerken geregeld. Het gaat daarbij onder meer om oppervlakten, hoogten en afstanden ten opzichte van naburige functie(s).
Nadere eisen
Wanneer nodig worden nadere eisen gesteld voor bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen bieden de mogelijk om sturend op te treden wanneer dit nodig is in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning. De nadere eisen worden meestal gesteld aan de plaats en de afmeting van bebouwing. Om deze reden en omdat het gaat om een aanvulling op een basiseis, volgt dit onderdeel op de bouwregels.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Voor het uitvoeren van bepaalde werken en/of werkzaamheden, zoals graven of planten, vereist de gemeente hierin dat een vergunning wordt verleend, voordat hiermee wordt gestart. Ook kunnen deze werken/werkzaamheden worden verboden. Dit is bedoeld om aanwezige waarden (cultuurhistorie, landschap etc.) te beschermen. In dit onderdeel staat wanneer een vergunning nodig is en welke voorwaarden hieraan zijn gesteld.
Wijzigingsbevoegdheid
Wijzigingsbevoegdheden kunnen gaan over het wijzigen van een functie of van bebouwing. Bij een wijziging van de functie wordt opgenomen naar welke bestemming de wijziging kan plaatsvinden. Het is niet noodzakelijk om in de wijziging aan te geven welke regels van toepassing zijn. De regels zijn automatisch gekoppeld aan de bestemming waarin wordt gewijzigd, behalve in het geval van wijziging in een bestemming die nog niet in het plan zit of als een wijziging in meerdere bestemmingen mogelijk is. In het eerste geval kunnen de randvoorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid zelf worden opgesomd. Hieraan moet bij wijziging worden voldaan. De wijziging die over meerdere bestemmingen plaatsvindt is vaak aangeduid op de verbeelding en geregeld in de algemene wijzigingsregels.
Hierin staan de regelingen over de afstemming met andere regelgeving (waaronder een anti-dubbeltelbepaling) en de algemene procedurebepalingen, afwijkingsregels en/of wijzigingsbevoegdheden. De stedenbouwkundige bepalingen (bijvoorbeeld parkeerbepaling) die vroeger waren opgenomen in de Bouwverordening worden in dit hoofdstuk als algemene bouwregels opgenomen. De algemene regels gelden voor alle bestemmingen, tenzij ze gekoppeld zijn aan een specifieke aanduiding, bijvoorbeeld bij een geluidzone rond een industrieterrein.
Voor de overgangsregels wordt verwezen naar het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij wordt per 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in acht te genomen. De formulering van de overgangs- en slotregels is vastgelegd in de landelijke Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP).
In deze paragraaf wordt een toelichting op de juridische regels van het plan gegeven. Voor de verschillende bestemmingen wordt aangegeven welke doeleinden worden nagestreefd. Ook is aangegeven op welke gronden de verschillende bestemmingen van toepassing zijn. Naast de directe bestemmingen gelden er ook een aantal functieaanduidingen.
De bestemming 'Groen' wordt in de gemeente in gegeven aan groenstroken die structureel van belang zijn in het kader van het ruimtelijk en/of cultuurhistorische beeld. Hierin zijn dan ook groenstroken, plantsoenen en parken al dan niet met daarin aanwezig water mogelijk gemaakt. Naast deze functies is in een enkel geval een andere functie toegestaan, hiervoor is dan een aanduiding opgenomen. Het doel is de bestaande groenstructuur zo veel mogelijk te handhaven, bebouwing is dan ook maar beperkt toegestaan.
Gebouwen zijn niet mogelijk, alleen bouwwerken geen gebouwen zijnde en deze dan ook maximaal 2,00 m hoog en de maximum bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt maximaal 9,00 meter.
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - opgaand groen' moet bestaande opgaande beplanting behouden blijven.
De bestemming 'Recreatie - Jachthaven' wordt in de gemeente in algemene zin gegeven aan grotere jachthavens in de gemeente. Bij voorliggende ontwikkeling is sprake van een mengvorm van recreatieve en bedrijfsmatige functies zijnde een jachthaven, het bestemmen van een bestaand bedrijf, botenverhuur met bijbehorende werkzaamheden, aangevuld met een camperlocatie. De hoofdfunctie is echter een jachthaven met de daarbij behorende ruimtelijke uitstraling en bijbehorende voorzieningen.
Aanvullend aan de hoofdfunctie/-doel komen dus ook andere functies in deze bestemming voor. Deze zijn specifiek aangeduid waarbij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - camperplaatsen' tevens een camperlocatie toegestaan en ter plaatse van de aanduiding tevens voor 'specifieke vorm van bedrijf - verhuurbedrijf voor machines en werktuigen'.
Gebouwen zijn alleen toegestaan wanneer een bouwvlak op de verbeelding is opgenomen. De maatvoering is op de verbeelding aangegeven en gebaseerd op de bestaande (planologische) situatie.
Andere bouwwerken zijn bij recht toegestaan buiten het bouwvlak. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om steigers.
Op de gemeentelijke Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (gemeentelijke FAMKE) zijn de gebieden aangegeven met een hoge archeologische waarde (advies op de FAMKE: 'streven naar behoud' en 'waarderend onderzoek') en archeologische verwachtingsgebieden (advies op de FAMKE: karterend onderzoek en quickscan) aangegeven. Voor de archeologische verwachtingsgebieden gelden verschillende beleidsadviezen die terug te vinden zijn op de FAMKE. De dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ wordt gehanteerd voor terreinen of gebieden die op de FAMKE het advies ‘streven naar behoud’ en ‘waarderend onderzoek’ hebben meegekregen, dus de bekende archeologisch waardevolle terreinen. De dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 2’ is van toepassing op het plangebied en wordt gehanteerd voor gebieden die op de FAMKE het advies ‘karterend onderzoek’ en ‘quickscan’ hebben gekregen en daarom de gebieden met een archeologische verwachtingswaarde. Beide dubbelbestemmingen gelden onvoorwaardelijk voor alle onderliggende gronden.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
De bestemmingsplanprocedure geeft inzicht in het draagvlak en daarmee de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een plan. Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedurestappen:
Inspraak en overleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van de Inspraakverordening inspraak verleend op het bestemmingsplan. Het voorontwerp van het bestemmingsplan 'Hommerts – Jeltewei 248' heeft met bijbehorende stukken vanaf 15 april 2022 tot en met 26 mei 2022 ter inzage gelegen. Tijdens de termijn van terinzagelegging is het voor iedereen mogelijk geweest om een schriftelijke (per brief en/of per mail) inspraakreactie bij het college van burgemeester en wethouders van Súdwest-Fryslân kenbaar te maken. Ook bestond de mogelijkheid tot het inbrengen van mondelinge inspraakreacties. Er is één inspraakreactie ontvangen. Deze is samengevat en beantwoord in een aparte inspraaknota. Deze is als bijlage 5 toegevoegd.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft het wettelijk vooroverleg met de overlegpartners plaatsgevonden. In dit kader hebben de volgende partijen gereageerd: waterschap, Liander, Gasunie, Provincie en brandweer. De reacties zijn waar relevant in dit bestemmingsplan verwerkt.
Zienswijzen
Het ontwerp van het bestemmingsplan ‘Hommerts – Jeltewei 248’ heeft met bijbehorende stukken vanaf 14 oktober 2022 tot en met 24 november 2022, ter inzage gelegen. Met het ter inzage leggen van het ontwerpbestemmingsplan heeft de gemeente iedereen in de gelegenheid gesteld om kennis te kunnen nemen en te reageren op het plan. Tijdens de termijn van terinzagelegging is het voor iedereen mogelijk geweest om een zienswijze kenbaar te maken. Er is één gezamenlijke zienswijze ingediend. Deze is door de gemeente samengevat en beantwoord in een zienswijzenota. Zie daarvoor bijlage 6. De zienswijze heeft niet tot wijzigingen in het bestemmingsplan geleid.
Vaststelling
De gemeenteraad heeft op 8 februari 2024 het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De ontwikkelaar heeft een kosten/baten-analyse gedaan en daaruit geconcludeerd dat het project financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moet het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.
Er worden privaatrechtelijk afspraken gemaakt tussen gemeente en de ontwikkelaar over het verhaal van gemeentelijke kosten. Hierin is onder andere het aspect planschade geregeld. De gemeenteraad besluit dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen.