Bestemmingsplan Hindeloopen
Status: | ontwerp |
Idn: | NL.IMRO.1900.2022zuidBPhindeloo-ontw |
REGELS
Inhoudsopgave
Artikel 11 Natuur - IJsselmeer
Artikel 13 Recreatie - Jachthaven
Artikel 14 Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
Artikel 24 Waarde - Beschermd gezicht
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Artikel 28 Algemene bouwregels
Artikel 29 Algemene gebruiksregels
Artikel 30 Algemene aanduidingsregels
Artikel 31 Algemene afwijkingsregels
Artikel 32 Algemene wijzigingsregels
HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het Bestemmingsplan Hindeloopen met identificatienummer NL.IMRO.1900.2022zuidBPhindeloo-ontw van de gemeente Súdwest-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf:
de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk:
Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten:
Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;
1.8 aanlegplaats:
een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;
1.9 achtererfgebied:
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
1.10 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;
1.11 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bed & breakfast:
een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;
1.15 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;
1.16 bedrijfseigen producten:
producten die op het eigen bedrijf worden geproduceerd;
1.17 bedrijfswoning:
een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedooeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;
1.18 bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.19 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.20 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;
1.21 beschermd gezicht:
aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd stadsgezicht zoals dat is verwoord in het daarbij behorende aanwijzingsbesluit;
1.22 bestaand(e):
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.23 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.24 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;
1.26 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);
1.27 bouwgrens:
1.28 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.29 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.30 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.31 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en en andere bouwwerken zijn toegelaten;
1.32 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.33 cultuurgrond:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;
1.34 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.35 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.36 dakkapel:
Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;
1.37 dakopbouw:
Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;
1.38 dakvormen:
dakvormen:
afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;
lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;
zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
1.39 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;
1.40 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.41 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.42 discotheek:
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op mechanische en/of levende muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
1.43 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
1.44 eerste verdieping:
de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;
1.45 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
1.46 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.47 evenement:
een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
1.48 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.49 geluidszoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.50 geluidsgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.51 groepsaccommodatie:
(deel van) een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;
1.52 hoofdvorm:
een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken
1.53 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;
horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het ’s avonds en/of ‘s nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;
horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;
1.54 huishouden:
de bewoning van een woning door:
één persoon;
twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
1.55 kampeerboerderij:
voorzieningen binnen al of niet voormalige agrarische bebouwing, bedoeld voor recreatief nachtverblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen, die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
1.56 kampeerplaats:
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;
1.57 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan, een stacaravan of trekkershut, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.58 kampeerterrein:
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en – blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.59 kap:
Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;
1.60 karakteristiek pand of object:
panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;
1.61 kleinschalig kamperen:
een terrein in een kleinschalige opzet met een beperkt aantal staanplaatsen voor kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, inclusief de bij die kampeermiddelen behorende gemeenschappelijke faciliteiten, welk terrein uitsluitend in het toeristische seizoen opengesteld is en op welk terrein de kampeermiddelen ook alleen in het toeristische seizoen aanwezig zijn;
1.62 kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.63 landbodem:
term gebruikt in de archeologische dubbelbestemmingen; deel van de bodem dat zich boven het wateroppervlak bevindt, met inbegrip van grachten, sloten en kanalen en met uitzondering van oppervlaktewaterlichamen in de vorm van binnenmeren, IJsselmeer en Waddenzee. Zie ook het begrip waterbodem (lid 1.96).
1.64 ligplaats:
het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;
1.65 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.66 mantelzorg
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.67 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;
1.68 monument:
een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;
1.69 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.70 nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
1.71 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;
1.72 pand:
de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
1.73 peil:
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.74 pension:
Een pension is een gelegenheid waar men tegen betaling kan overnachten. Pensions onderscheiden zich door verscheidene kenmerken van zowel hotels als van bed and breakfast. In een pension kan men voor een nacht of voor een langere periode verblijven. Een verschil met een bed and breakfast is dat pensions niet alleen ontbijt aanbieden, maar ook lunch, avondeten. In plaats van de overnachting en de maaltijden afzonderlijk te betalen (zoals in een hotel-restaurant), kiezen gasten voor een combinatie van overnachting, ontbijt, lunch en avondeten (volpension) of het voorgaande zonder de lunch (halfpension);
1.75 permanente bewoning:
het gebruiken van een recreatiewoning als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk en/of recreatief verblijft;
1.76 praktijkruimte:
een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;
1.77 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.78 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.79 recreatieappartement
het geheel van bijeen behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;
1.80 recreatiebedrijf:
een bedrijf gericht op het verzorgen van activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben;
1.81 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
1.82 recreatiewoning:
een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
1.83 risicovolle inrichting:
een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.84 seksinriching:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.85 standplaats:
een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;
1.86 standplaats mobiele verkoopinrichting:
een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.
1.87 supermarkt:
een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;
1.88 vakantieverhuur:
(incidentele) verhuur van een woning waarbij de bewoner de woning tijdens zijn afwezigheid voor een aantal nachten/weken verhuurt;
1.89 vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijf, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en daardoor als bouwwerk is aan te merken;
1.90 verkoopvloeroppervlakte:
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
1.91 voorerfgebied:
erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.
1.92 voorgevel:
de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.93 voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
1.94 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;
1.95 vuurwerkbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.96 waterbodem:
term gebruikt in de archeologische dubbelbestemmingen; alles wat binnen de oppervlaktewaterlichamen van de binnenmeren, IJsselmeer en Waddenzee is gelegen valt onder het begrip waterbodem, met dien verstande dat grachten, sloten en kanalen worden gerekend als landbodem (zie ook lid 1.63).
1.97 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;
1.98 webwinkel:
een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen
uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om
goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;
1.99 winkel:
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
1.100 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.101 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.102 woonschip:
een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;
1.103 zorgaccommodatie:
sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;
1.104 zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de hoogte van een antenne-installatie
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 uitzondering wijze van meten
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons, galerijen en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
agrarische cultuurgronden;
een (voormalig) peilschaalgebouw ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - peilschaalgebouw';
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
recreatief medegebruik;
infrastructurele voorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte.
3.2.2 Andere bouwwerken
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3,00 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
3.3.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
3.3.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 3.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'.
3.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.3.4 Advies omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als bijlage 2 bij deze regels, met inbegrip van bedrijven die niet staan vermeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn;
een bouw-of aannemersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf';
een meubelmakerij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - meubelmakerij';
detailhandel ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
met de daarbij behorende:
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
mantelzorg in de bedrijfswoning;
bed & breakfast in de bedrijfswoning, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in lid 4.4.1;
tuinen, erven en terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' moet ten minste één gevel van het gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
per bedrijf zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' mag de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte, niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
een gebouw zal zijn voorzien van een (afgeknot) schilddak, een zadeldak, een mansardedak of samengestelde delen daarvan;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 40 graden bedragen tenzij een gebouw is afgedekt met een mansardedak;
4.2.2 bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de gevellijn worden gebouwd dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven, 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a mogen overkappingen op ten minste 1,00 m achter de gevellijn worden gebouwd dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven, 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning zal ten minste 3,00 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m2 bedragen, op voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning;
de maximale goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt 3,5 meter;
de dakhelling van bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60° bedragen;
de maximale bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 6 meter;
de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten minste 1 meter lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
4.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.1 onder e en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 bed & breakfast
Het uitoefenen van een bed & breakfast in de bedrijfswoning wordt toegestaan, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
4.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
detailhandel, behalve ter plaatse van de aanduiding ‘detailhandel’ en met uitzondering van productie gebonden detailhandel als bedoeld in artikel 4.1 sub e;
een verkooppunt voor motorbrandstoffen;
opslag van goederen en materialen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
Artikel 5 Bedrijventerrein
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijventerrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen als bijlage 2 bij deze regels, met inbegrip van bedrijven die niet staan vermeld in de Staat van bedrijfsactiviteiten maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn;
de verkoop van motorbrandstoffen exclusief L.P.G., uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen';
een scheepswerf gericht op het vervaardigen van metalen schepen kleiner dan 25 meter, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijventerrein - scheepswerf’;
een surfshop, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - verkoop surfmaterialen en watersportartikelen';
een botenverhuurbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - botenverhuurbedrijf';
een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
met de daarbij behorende:
productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
terreinen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
met daaraan ondergeschikt:
mantelzorg in de bedrijfswoning;
bed & breakfast in de bedrijfswoning, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in lid 5.4.1;
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
nutsvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse perceelgrens dient ten minste 2 meter te bedragen;
de afstand van gebouwen tot de openbare weg dient ten minste 5 meter te bedragen;
de onderlinge afstand tussen gebouwen dient ten minste 5 meter te bedragen;
het bebouwingspercentage per bouwperceel mag niet meer dan 80% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen.
5.2.2 Gebouwen geen bedrijfswoningen zijnde
Voor het bouwen van gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer dan 8 meter bedragen.
5.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet minder dan 3 meter en niet meer dan 5,50 meter bedragen;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
5.2.4 bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
per bedrijfsgebouw is één bijbehorend bouwwerk toegestaan;
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;
de maximale oppervlakte bedraagt 100 m².
5.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 6,00 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan, met in achtneming van:
de milieusituatie;
een goede woonsituatie;
de brandveiligheid;
de sociale veiligheid;
de verkeersveiligheid; en
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 5.2.1 sub c. en toestaan dat de onderlinge afstand tussen gebouwen wordt verkleind;
het bepaalde in lid 5.2.2 sub a. en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen wordt verhoogd tot niet meer dan 10 meter.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 bed & breakfast
Het uitoefenen van een bed & breakfast in de bedrijfswoning wordt toegestaan, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
5.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
wonen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in artikel 5.1 sub b;
seksinrichtingen;
opslag van goederen en materialen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
artikel 5.1 en lid 5.3.2 sub c. en toestaan dat tevens bedrijven mogen worden gevestigd ten behoeve van perifere detailhandel, met dien verstande dat detailhandel in keukens, sanitair en woninginrichting niet is toegestaan.
Artikel 6 Bos
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
bos/bebossing;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
paden en wegen;
parkeervoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan;
de maximale hoogte van andere bouwwerken bedraagt 1,00 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn.
6.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'.
6.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
Artikel 7 Gemengd
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
maatschappelijke voorzieningen;
dienstverlening;
een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
ambachtelijke bedrijven;
wonen;
met daaraan ondergeschikt:
mantelzorg in de woning;
bed & breakfast in de woning, waarbij wordt voldaan aan de bepalingen in lid 7.4.1;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding – monument’ zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.1;
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.2;
7.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
een hoofdgebouw zal voor ten minste 90% binnen een bouwvlak worden gebouwd;
indien een gevellijn is aangegeven:
zal ten minste één gevel van het hoofdgebouw in de gevellijn worden gebouwd;
zullen de hoofdgebouwen individueel aaneen worden gebouwd;
indien geen gevellijn is aangegeven, zal de naar de weg gekeerde bouwgrens niet worden overschreden;
een erker mag vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, op voorwaarde dat:
het uitsluitend geldt voor een erker die wordt gebouwd over maximaal de halve gevelbreedte;
de bouwgrens met ten hoogste 1,50 m wordt overschreden;
indien een gevellijn is aangegeven, niet vóór de gevellijn of het verlengde daarvan wordt gebouwd;
de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten minste 2,50 m bedragen, tenzij een andere hoogte is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘minimum goothoogte’, in welk geval die hoogte als minimale goothoogte geldt;
de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij een andere hoogte is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’, in welk geval die hoogte als maximale goothoogte geldt;
de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,50 m bedragen, tenzijeen andere hoogte is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte’, in welk geval die hoogte als maximale bouwhoogte geldt;
een hoofdgebouw zal zijn voorzien van een (afgeknot) schilddak, een zadeldak, een mansardedak of samengestelde delen daarvan;
de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 40° bedragen, tenzij een hoofdgebouw is afgedekt met een mansardedak.
7.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
een carport mag op ten minste 1,00 m achter de gevellijn worden gebouwd dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven, 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
overige bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de gevellijn worden gebouwd dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven, 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping tot het hoofdgebouw zal ten minste 3,00 m bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen, op voorwaarde dat:
de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
de gezamenlijke oppervlakte niet meer zal bedragen dan 30% van de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel, voor zover dit gelegen is achter de gevellijn dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven, achter naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw;
de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen;
de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
7.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en Wethouders kunnen, met inachtneming van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling verlenen van:
het bepaalde in lid 7.2.2 g en h en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 bed & breakfast
Het uitoefenen van een bed & breakfast in de woning wordt toegestaan, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van de bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt;
in afwijking van het bepaalde onder d. geldt ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' geen maximum percentage, maar uitsluitend de maximum oppervlakte van 50 m².
7.4.2 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.
Artikel 8 Groen
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
groenvoorzieningen;
bermen en beplanting;
paden;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
een zwaluwtil, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - zwaluwtil';
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen;
parkeervoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen
Binnen de bestemming 'Groen' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
8.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag maximaal 1,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van sport- en speeltoestellen mag maximaal 6,00 meter bedragen;
ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van groen – zwaluwtil’ mag de bouwhoogte van een zwaluwtil maximaal 6,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, mag niet meer dan 3,00 meter bedragen.
Artikel 9 Horeca
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een horecabedrijf categorie 2 ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 2’;
een horecabedrijf categorie 3 ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 3’;
een horecabedrijf categorie 4 ter plaatse van de aanduiding ’horeca van categorie 4’;
een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
mantelzorg in de bedrijfswoning;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
terrassen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.1 van toepassing;
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.2 van toepassing.
9.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
indien een gevellijn is aangegeven zal ten minste één gevel van het gebouw in de gevellijn worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ’maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)’ mag de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
een gebouw zal zijn voorzien van een (afgeknot) schilddak, een zadeldak, een mansardedak of samengestelde delen daarvan;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 40o bedragen, tenzij een gebouw is afgedekt met een mansardedak;
9.2.3 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de maximum inhoud bedraagt 750 m³.
9.2.4 bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zullen ten minste 3,00 meter achter de gevellijn worden gebouwd dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven, 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a mag een overkapping op ten minste 1,00 meter achter de gevellijn worden gebouwd dan wel, indien geen gevellijn is aangegeven 3,00 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden gebouwd;
de afstand van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk en een niet aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping tot de bedrijfswoning zal ten minste 3,00 meter bedragen;
de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 100 m2 bedragen, op voorwaarde dat de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100% van de oppervlakte van de bedrijfswoning;
de maximale goothoogte bedraagt 3,50 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 6,00 meter;
de dakhelling van de bijbehorende bouwwerken en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 meter lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
9.2.5 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 meter bedragen.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 9.2.4 onder e en g en toestaan dat een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
9.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend:
het gebruik voor seksinrichtingen;
het gebruik voor meer dan één woning, tenzij hiervan in de bestaande situatie sprake is.
Artikel 10 Maatschappelijk
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
maatschappelijke voorzieningen;
een begraafplaats ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
met de daarbij behorende:
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding – monument’ zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.1;
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.2;
10.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a gelden ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats' de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen zal ten hoogste 100 m2 bedragen;
de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 6,00 meter bedragen;
voor zover van toepassing moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte, maximum bouwhoogte (m)’ bedraagt de goothoogte en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
10.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter bedraagt;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbruik wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
het bepaalde in lid 10.2.2 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
de maximale oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Artikel 11 Natuur - IJsselmeer
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Natuur - IJsselmeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het behoud, herstel en de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied "IJsselmeer" en de daaraan eigen natuurlijke en landschappelijke waarden;
water;
de aanleg, het beheer en onderhoud van strekdammen en/of andere waterstaatkundige voorzieningen;
extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
pleziervaart;
beroepsvisserij en beroepsscheepvaart;
met de daarbij behorende:
kaden en dijken;
aanleggelegenheden;
11.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 15 m bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding en regeling van het verkeer, mag niet meer dan 10 m bedragen.
11.2.1 Gebouwen
Binnen de bestemming 'Natuur - IJsselmeer' mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
11.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
het gebruik van gronden ten behoeve van het zoeken naar en het winnen van diepe delfstoffen;
het gebruik van gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen;
het innemen van een ligplaats.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van stranden;
het aanleggen van kaden en dijken;
het verdiepen, verbreden, aanbrengen en/of verleggen van vaargeulen.
11.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in 11.4.1 geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
al in uitvoering waren op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
mogen worden uitgevoerd op basis van een reeds verleende omgevingsvergunning.
11.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning als bedoeld in 11.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.
Artikel 12 Recreatie
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Recreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
recreatie-appartementen;
een hotel en/of restaurant, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
met daaraan ondergeschikt:
gebouw ten behoeve van sanitaire voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke functieaanduiding - sanitaire voorziening';
wegen en paden;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
groenvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels zoals opgenomen in artikel 28.2 van toepassing;
12.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' mag de goothoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 meter bedragen.
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor seksinrichtingen.
Artikel 13 Recreatie - Jachthaven
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - Jachthaven’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
een jachthaven, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven' niet meer dan 75 ligplaatsen zijn toegestaan;
een KNRM reddingsstation;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
ligplaatsen en aanleggelegenheden;
met de daarbij behorende:
sanitaire voorzieningen ten behoeve van de jachthaven;
groenvoorzieningen;
wegen en paden;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' zijn de regels zoals opgenomen in artikel 28.1 van toepassing.
13.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte, niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
een gebouw zal zijn voorzien van een (afgeknot) schilddak, een zadeldak of samengestelde delen daarvan;
de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 40 graden bedragen;
in aanvulling op het bepaalde in sub a is het bouwen van gebouwen tevens toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
er mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen mag maximaal 150 m2 bedragen;
de bouwhoogte mag maximaal 4,5 meter bedragen.
13.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
de bouwhoogte van steigers bedraagt ten hoogste 2,00 meter.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
meer dan 75 ligplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'jachthaven';
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;
seksinrichtingen;
het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 14 Recreatie - Kampeerterrein
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ’Recreatie - Kampeerterrein’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
standplaatsen voor kampeermiddelen;
recreatiewoningen en trekkershutten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
met de daarbij behorende:
sanitaire voorzieningen;
receptie- en beheervoorzieningen;
bedrijfswoning(en) ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
horeca behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf;
minimarkt/kampwinkel, voor zover bestaand gebruik;
recreatieve voorzieningen;
sport- en speelvoorzieningen;
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
de totale bebouwde oppervlakte van de onder b genoemde gebouwen en bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken zal niet meer dan 10% van het kampeerterrein bedragen;
de maatvoering van de gebouwen zal voldoen aan de eisen die in het hierna volgende bouwschema zijn gesteld bij de verschillende gebouwen, die op een kampeerterrein zijn toegestaan:
Functie van gebouw |
Oppervlakte in m² |
Goothoogte in m |
Dakhelling in ° |
|
hoogte in m |
|
max |
max |
min |
max |
max |
Bedrijfs-/beheergebouw |
650 |
5,50 |
|
|
14,00 |
Slechtweer accommodatie |
500 |
5,50 |
|
|
10,00 |
Recreatiewoning |
80 |
3,00 |
20 |
60 |
6,00 |
Trekkershut |
25 |
3,00 |
20 |
45 |
4,00 |
14.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’ is één bedrijfswoning toegestaan;
de maximale goothoogte bedraagt 5,50 meter;
de minimale en maximale dakhelling bedragen respectievelijk 35° en 65°;
de minimale afstand tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 3,00 meter;
de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
14.2.3 bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;
de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning bedraagt 60 m²;
de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
14.2.4 Stacaravans
Voor het plaatsen van stacaravans gelden de volgende bepalingen:
De gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans zal niet meer bedragen dan 15% van de oppervlakte van het kampeerterrein.
14.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij stacaravans
Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij stacaravans gelden de volgende regels:
de maximale oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bedraagt per stacaravan 8,00 m²;
de maximale bouwhoogte bedraagt 2,50 meter.
14.2.6 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie bedraagt ten hoogste 15,00 meter, met dien verstande dat er per kampeerterrein één zend-/ontvangstinstallatie is toegestaan;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 10,00 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning.
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden;
seksinrichtingen;
het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 15 Sport
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het uitoefenen van sportactiviteiten;
horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van de sportvoorziening;
voorzieningen als was- en kleedruimten, verenigingsgebouwen, bergings- en stallingsruimten;
met daaraan ondergeschikt:
wegen en paden;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
waterlopen en waterpartijen;
groenvoorzieningen;
nutsvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte, niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
een gebouw zal zijn voorzien van een (afgeknot) schilddak, een zadeldak, een mansardedak of samengestelde delen daarvan;
de dakhelling van een gebouw zal ten minste 40o bedragen tenzij een gebouw is afgedekt met een mansardedak;
15.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 meter bedraagt;
de bouwhoogte van voorzieningen voor het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, bedraagt ten hoogste 15,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
seksinrichtingen;
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
15.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Sport' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
15.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 15.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het normale onderhoud, het gebruik en het beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
15.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 15.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de openheid van het gebied.
Artikel 16 Tuin
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
groenvoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:
de horizontale diepte maximaal 1,50 meter is;
de horizontale afstand van de erker tot de perceelgrens met het openbaar gebied minimaal 2,50 meter is;
de breedte maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;
de bouwhoogte maximaal 3 meter is, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter.
16.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,50 meter bedragen.
Artikel 17 Verkeer
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen en straten, waarbij de inrichting hoofdzakelijk gericht is op de afwikkeling van het verkeer;
voet- en rijwielpaden;
bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
met de daarbij behorende:
parkeervoorzieningen;
voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
17.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen mag maximaal 12,00 meter bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
Artikel 18 Verkeer - Verblijf
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
voet- en rijwielpaden;
parkeervoorzieningen;
straatmeubilair;
een muziekpodium ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'muziekpodium';
garageboxen ter plaatse van de aanduiding ‘garagebox’;
bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
geluidswerende voorzieningen;
groenvoorzieningen;
terrassen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen
Binnen de bestemming 'Verkeer en verblijf' zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'garagebox' en de specifieke bouwaanduiding 'muziekpodium' gebouwen dan wel overkappingen toegestaan;
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'muziekpodium' mag een gebouw of overkapping worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
ter plaatse van de aanduiding garagebox mag de bouwhoogte niet meer dan 3,00 meter bedragen en de maximale oppervlakte bedraagt 25 m² per garage.
18.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 12,00 meter;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 meter.
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
water;
waterhuishoudkundige voorzieningen;
met daarbij behorende:
waterberging;
bermen en beplanting;
bruggen ter plaatse van de aanduiding ‘brug’;
een sluis ter plaatse van de aanduiding 'sluis';
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
groenvoorzieningen;
wegen en paden.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
19.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van vlonders en steigers bedraagt ten hoogste 1,00 meter gemeten vanaf het Nieuw Amsterdams Peil;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,50 meter gemeten vanaf het Nieuw Amsterdams Peil.
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen;
het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.
19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.
19.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in lid 19.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 1’ en ‘Waarde - Archeologie 2’.
19.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en waterhuishoudkundige waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
19.4.4 Advies omgevingsvergunning
De werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 19.4.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
het wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf waarbij wordt voldaan aan de bepalingen in lid 20.4.1;
vakantieverhuur van de woning, waarbij wordt voldaan aan de bepalingen in lid 20.4.2;
recreatieve bewoning van een woning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’;
met de daarbij behorende:
tuinen, erven en terreinen;
mantelzorg in de woning;
bed & breakfast in de woning, waarbij wordt voldaan aan de bepalingen in lid 20.4.3;
met daaraan ondergeschikt:
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1;
groenvoorzieningen;
water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken gelden de volgende regels:
ter plaatse van de aanduiding ’specifieke bouwaanduiding – monument’ zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.1;
ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.2.
20.2.2 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²;
het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;
voor zover van toepassing moet de voorgevel van het hoofdgebouw in de aangegeven gevellijn worden gebouwd;
ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' mag de goothoogte, respectievelijk de bouwhoogte, niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
in afwijking van het bepaalde onder sub f mag de bestaande goothoogte gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijkt.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is;
ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak mag worden bebouwd;
de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt minimaal 1,00 meter minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedraagt ten hoogste 3,00 meter, respectievelijk 5,00 meter, met dien verstande dat bestaande bijbehorende bouwwerken of overkappingen met een hogere goot- en/of bouwhoogte gehandhaafd mogen blijven;
bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden tenminste 3,00 meter achter (het verlengde van) de voorgevelrooilijn gebouwd.
20.2.4 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
20.2.5 Dakopbouwen
20.2.5.1 Algemeen
Het bouwen van dakopbouwen is niet toegestaan in het gebied dat is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd gezicht', zoals opgenomen in artikel 24.
20.2.5.2 dakopbouwen grenzend aan het voorerfgebied
Algemeen
een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap;
een dakopbouw is niet toegestaan in een dakvlak met een dakhelling minder dan 30 graden;
Plaatsing
maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 1 meter;
Maatvoering
breedte van de dakopbouw maximaal 40% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 4 meter;
20.2.5.3 dakopbouwen grenzend aan het achtererfgebied
Algemeen
een dakopbouw mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, tenzij de dakopbouw grenst aan een horizontale kilgoot tussen 2 panden, dan mag het hoofdgebouw uit maximaal 2 bouwlagen bestaan;
Plaatsing
maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
bij meerdere dakopbouwen op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw, ook ten opzichte van hoek- en kilkepers;
verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn minimaal 0,5 meter;
afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter;
Maatvoering
breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter.
20.2.5.4 dakopbouwen door nokverhoging
Algemeen
de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;
de dakopbouw is maar in één dakvlak toegestaan;
de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenoverliggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift;
de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van maximaal 35 graden;
Plaatsing
maximaal 1 dakopbouw per pand per dakvlak;
bij meerdere dakopbouwen door nokverhoging op een doorgaand dakvlak regelmatige rangschikking op een horizontale lijn;
bij gebouwtype twee onder één kap: symmetrisch ten opzichte van de gezamenlijke bouwmuur;
minimaal 1 meter dakvlak ter weerszijden van de dakopbouw;
de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten minimaal 1 meter;
afstand van de dakopbouw tot het voorerfgebied minimaal 3 meter;
Maatvoering
breedte van de dakopbouw maximaal 60% van de breedte van het dakvlak met een maximum van 6 meter;
de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw maximaal 1,2 meter;
de nok mag verticaal gemeten maximaal 0,7 meter worden verhoogd;
de hellingshoek van het dakvlak van de dakopbouw moet gelijk zijn aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak.
20.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2.3 sub b voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
20.4 Specifieke gebruiksregels
20.4.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming wonen, met dien verstande dat:
het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in bijlage 1;
het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de bijbehorende aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen (uitgangspunt hierbij is parkeren op eigen terrein).
geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.
geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.
20.4.2 Vakantieverhuur
Vakantieverhuur van de woning is toegestaan, met dien verstande dat:
het een zelfstandige woning betreft;
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
de hoofdbewoner de woning feitelijk als hoofdverblijf heeft;
vakantieverhuur maximaal 30 dagen per jaar plaatsvindt.
20.4.3 bed & breakfast
Het uitoefenen van een bed & breakfast in de woning wordt toegestaan, met dien verstande dat:
per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bed & breakfast;
de oppervlakte van de bed & breakfast maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
geen reclame-uitingen worden aangebracht;
voor de uitoefening van de bed & breakfast wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 33.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
20.4.4 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning, met uitzondering van het bepaalde onder 20.4.2;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;
het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting.
20.5 Afwijken van de gebruiksregels
20.5.1 Afwijkingsgebied centrum
Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied centrum' kunnen burgemeester en wethouders, met inachtneming van de woonsituatie, de verkeerssituatie en de milieusituatie, een omgevingsvergunning verlenen om gronden en bouwwerken in combinatie met wonen te gebruiken voor:
Winkels;
Maatschappelijke voorzieningen;
Dienstverlenende bedrijven en/of -instellingen;
Ambachtelijke bedrijven.
20.5.2 Recreatiewoningen
In afwijking van het bepaalde in artikel 20.4.4 onder b is jaarrond recreatieve bewoning van de woning toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘recreatiewoning’, met dien verstande dat:
indien de recreatieve bewoning wordt onderbroken gedurende een jaar, dan wel wordt beëindigd, jaarronde recreatieve bewoning niet langer is toegestaan en het bepaalde in artikel 20.4.4 onder b weer van toepassing is.
Artikel 21 Leiding - Riool
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor een rioolleiding.
21.1.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Bouwen algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
21.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21.2.1 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leidingbeheerder.
21.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming ‘Leiding – Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 meter;
het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere hout- gewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet Natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
21.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 21.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden:
dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
behoren tot het normale onderhoud en beheer;
mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning.
21.4.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 21.4.1. zijn slechts toelaatbaar, mits:
deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aan- tasten;
de mogelijkheden voor herstel of opbouwen van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 1' aangewezen gronden (land- en waterbodems) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
22.1.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
22.2.2 Uitzondering waterbodems en meldingsplicht waterbodems
Activiteiten in de waterbodem worden altijd gemeld bij het bevoegd gezag, ongeacht het al dan niet overschrijden van de vrijstellingsgrens van 50 m2 zoals genoemd onder 22.2.1. Dit om te toetsen of er sprake is van archeologische waarden zoals scheeps- en vliegtuigwrakken en/of andere bekende vindplaatsen met archeologische waarde, die zich in en/of op de waterbodems kunnen bevinden.
22.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 22.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de gronden kunnen worden behouden, en/of
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
22.2.4 UItzondering vergunningplicht
Het bepaalde in artikel 22.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken waarbij:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische waarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering; en/of
de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan
het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
het een bouwwerk betreft in landbodems dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Voor de werken genoemd onder 22.3.2, met een oppervlakte groter dan 50 m2 moet alvorens een omgevingsvergunning voor het uitvoeren werken of werkzaamheden wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
22.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Het beschrevene onder 22.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
de aanleg van gronddepots;
het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden
grondwaterpeilverlagingen;
het verwijderen van fundamenten.
22.3.3 Uitzondering waterbodems en meldingsplicht
Alle activiteiten in de waterbodem worden gemeld bij het bevoegd gezag, ongeacht het al dan niet overschrijden van de vrijstellingsgrens van 50 m2. Dit om te toetsen of er sprake is van archeologische waarden zoals scheeps- en vliegtuigwrakken en/of andere bekende vindplaatsen met archeologische waarde, die zich in en/of op de waterbodems kunnen bevinden.
22.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning
Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad en/of
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of
de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
22.3.5 Uitzondering vergunningsplicht
Artikel 22.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de gronden door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische waarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);
een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2;
niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld in landbodems;
het normale onderhoud en gebruik betreffen;
al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden (land- en waterbodems) zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.
23.1.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Een omgevingsvergunning is benodigd voor bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, die de bodem dieper dan 0,40 meter verstoren, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte' zoals opgenomen in bijlage 3, en met een oppervlakte groter dan:
500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of
2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of
5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE;
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.2.2 Uitzondering waterbodems en meldingsplicht waterbodems
Activiteiten in de waterbodem worden altijd gemeld bij het bevoegd gezag, ongeacht het al dan niet overschrijden van de vrijstellingsgrens van 50 m2 zoals genoemd onder 23.2.1. Dit om te toetsen of er sprake is van archeologische waarden zoals scheeps- en vliegtuigwrakken en/of andere bekende vindplaatsen met archeologische waarde, die zich in en/of op de waterbodems kunnen bevinden.
23.2.3 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen
Indien uit het in lid 23.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de gronden kunnen worden behouden, en/of
de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
23.2.4 UItzondering vergunningplicht
Het bepaalde in artikel 23.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken waarbij:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische waarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering; de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
het een bouwwerk betreft met een oppervlakte onder de in lid 23.2.1 onder a. genoemde vrijstellingsgrenzen;
het een bouwwerk betreft in landbodems dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte' zoals opgenomen in bijlage 3, en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.3.1 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Een omgevingsvergunning is benodigd voor de werken genoemd onder 23.3.2 dieper dan 0,40 meter, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte', met een oppervlakte groter dan:
500 m2, ter plaatse van de advieszone ‘waarderend onderzoek dobbe’ en ‘karterend onderzoek 1’ van de gemeentelijke FAMKE, of
2.500 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 2’ van de gemeentelijke FAMKE, of
5.000 m2 ter plaatse van de advieszone ‘karterend onderzoek 3’ en ‘quickscan’ van de gemeentelijke FAMKE;
Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen als bedoeld in sub a. kan worden verleend, dient door de aanvrager een rapport te worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
23.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Het beschrevene onder 23.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
de aanleg van gronddepots;
het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden
grondwaterpeilverlagingen;
het verwijderen van fundamenten.
23.3.3 Uitzondering waterbodems en meldingsplicht
Alle activiteiten in de waterbodem worden gemeld bij het bevoegd gezag, ongeacht het al dan niet overschrijden van de vrijstellingsgrens zoals genoemd in lid 23.3.1 onder a. Dit om te toetsen of er sprake is van archeologische waarden zoals scheeps- en vliegtuigwrakken en/of andere bekende vindplaatsen met archeologische waarde, die zich in en/of op de waterbodems kunnen bevinden.
23.3.4 Voorschriften omgevingsvergunning
Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:
de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad en/of
in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of
de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
23.3.5 Uitzondering vergunningsplicht
Artikel 23.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:
naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden in de gronden door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische waarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);
het werken of werkzaamheden betreffen met een oppervlakte onder de genoemde vrijstellingsgrenzen onder artikel 23.3.1 onder a;
niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld in landbodems, of een afwijkende diepte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - afwijkende verstoringsdiepte';
het normale onderhoud en gebruik betreffen;
het normale agrarische gebruik betreffen, inclusief de aanleg van drainage in agrarische percelen;
al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
op archeologisch onderzoek gericht zijn;
te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 24 Waarde - Beschermd gezicht
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Beschermd gezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
24.1.1 Voorrangsbepaling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwwerken algemeen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
de gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en dakvorm van hoofdgebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
de voorgevel van een hoofdgebouw dient in hoofdzaak in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing op binnenterreinen;
in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
in afwijking van het bepaalde in sublid a is het toevoegen van een kap op een plat dak toegestaan, mits de dakhelling, nokrichting en dakvorm aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld.
24.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming en het behoud van de in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing nadere eisen te stellen aan:
de plaats en afmetingen van bouwwerken;
het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.
24.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in lid 24.2.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.
24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde – Beschermd gezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen) en/of het permanent verlagen van het waterpeil;
het planten, verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtige gewassen;
het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en bijbehorende buitenkasten.
24.5.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 24.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande verhardingen en bomen of andere houtige gewassen;
al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
24.5.3 Toelaatbaarheid
De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 24.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits op basis van onderzoek door een cultuurhistorisch deskundige is aangetoond dat de in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing niet onevenredig worden geschaad.
24.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.6.1 Vergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.
24.6.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 24.6.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden al in uitvoering en/of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
24.6.3 Toelaatbaarheid
Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.6.1 is slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, zoals aangegeven in paragraaf 4.3 en bijlagen 1 en 2 van de toelichting.
Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor 'Waarde – Archeologie 1':
dient de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van de gemeentelijke archeoloog in voldoende mate te zijn vastgesteld;
is het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 24.6.1 slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;
kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).
Artikel 25 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
het behoud en versterking van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en (vaar)wegen.
25.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen nieuwe gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaande gebouwen en bouwwerken;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – monument' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 28.1.
25.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruiken van dijken en historische paden en wegen voor tuin- en akkerbouw.
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en de begeleidende boombeplanting;
het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
het dempen en/of graven van waterlopen.
het aanbrengen van oppervlakteverhardingen
het aanbrengen van bomen en overige diepwortelende beplanting
het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen
25.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in 25.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
het normale onderhoud en beheer betreffen;
reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
25.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven (voor zover van toepassing) in de landschapsbiografie en/of de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK) en/of de Cultuurhistorische inventarisatie en waardering historische paden en wegen in de gemeente Súdwest-Fryslân.
Artikel 26 Waterstaat - Waterkering
26.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waterstaat – Waterkering’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor:
het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
bij deze bestemming horende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken;
agrarisch medegebruik;
extensief dagrecreatief medegebruik;
met de daarbij behorende:
wegen en paden;
sloten, bermen en beplanting;
nutsvoorzieningen;
parkeervoorzieningen.
26.1.1 Voorrangsregeling
De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwen algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
26.2.2 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
26.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen worden gebouwd, mits:
de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
het belang van de waterkering niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht
Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’ zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
diepploegen;
het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
26.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd krachtens een al verleende omgevingsvergunning.
26.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.
HOOFDSTUK 3 Algemene regels
Artikel 27 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 28 Algemene bouwregels
28.1 Monumenten
28.1.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – monument’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:
de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
28.1.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de in lid 28.1.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale waarden van het bouwwerk.
28.2 Karakteristieke bouwwerken
28.2.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:
de verschijningsvorm van een gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting, dakvormen oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
de verschijningsvorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bepaald door de breedte, hoogte, vorm en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
28.2.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 28.2.1 genoemde bouwregels, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde.
28.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de bij deze regels behorende bijlage 4 met waarde K1 gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:
een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:
de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;
de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;
het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:
het normale onderhoud betreffen;
al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.
Artikel 29 Algemene gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten, werken en werkzaamheden;
het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
Artikel 30 Algemene aanduidingsregels
30.1 vrijwaringszone - dijk
30.1.1 Bouwregels
In afwijking van de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - dijk’ geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestaande primaire waterkering, met uitzondering van bestaande gebouwen en andere bouwwerken.
30.1.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 30.1.1 ten behoeve van het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), mits is aangetoond dat de stabiliteit van de primaire waterkering niet nadelig wordt beïnvloed.
Artikel 31 Algemene afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is.
Artikel 32 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:
aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
aan gronden alsnog de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 2' toe te kennen, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 33 Overige regels
33.1 Voldoende parkeergelegenheid
Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
HOOFDSTUK 4 overgangsrecht en slotregel
Artikel 34 Overgangsrecht
34.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
34.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en afwijking wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
34.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
In afwijking van het bepaalde in artikel 34.2 mag het van de planregels afwijkende gebruik als recreatiewoning van de bij deze regels behorende bijlage 5 opgesomde woningen worden voortgezet. Dit geldt uitsluitend voor de eigenaar/eigenaren van de betreffende woningen op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en niet voor diens rechtsopvolgers.
Artikel 35 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Bestemmingsplan Hindeloopen