direct naar inhoud van Regels
Plan: Bestemmingsplan Bolsward
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het Bestemmingsplan Bolsward met identificatienummer NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw van de gemeente Súdwest Fryslân

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

de uitoefening van een beroep of bedrijf (dan wel het verlenen van diensten) op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 1, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij in overwegende mate de woonfunctie blijft behouden en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.6 aangebouwd bijbehorend bouwwerk

Een op de grond staand gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.7 aan huis verbonden kleinschalige bedrijfsactiviteiten

Het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitvoeren van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omgeving in een woning met behorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate blijft behouden;

1.8 aanlegplaats

een ruimte voor het tijdelijk afmeren van een vaartuig;

1.9 achtererfgebied

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 afhankelijke woonruimte

Een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.11 activiteitenruimte

ruimte waarin de volgende activiteiten plaatsvinden:

  • a. repeteren voor een optreden;
  • b. werkbesprekingen;
  • c. ontwikkelen van nieuwe theatervoorstellingen;
  • d. coachen en consulten;

en soortgelijke activiteiten.

1.12 ander bouwwerk

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.13 archeologisch monument

een terrein dat op basis van de Erfgoedwet door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bebouwingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

1.16 bêd en brochje

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.17 bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen;

1.18 bedrijfswoning

een woning behorend bij en onlosmakelijk verbonden met een op hetzelfde perceel gelegen bedrijf, bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon die verantwoordelijk is voor de bedrijfsmatige activiteiten in dat bedrijf, dan wel die activiteiten uitvoert;

1.19 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.21 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten, en dergelijke;

1.22 beschermd gezicht

aangewezen gronden mede bestemd voor behoud, herstel en versterking van de cultuurhistorische waarden van het beschermd dorpsgezicht zoals dat is verwoord in het daarbij behorende aanwijzingsbesluit;

1.23 bestaand(e)
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofgebouw verbonden, al dan niet vrijstaand bouwwerk;

1.27 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een standplaats);

1.28 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.29 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.30 bouwmarkt

Een al dan niet geheel overdekte verkoopplaats, waarop het volledige assortiment aan grove bouwmaterialen, bouwgrondstoffen, alsmede materialen voor het verrichten van bouw en verbouwwerkzaamheden waaronder begrepen doe-het-zelf producten uit voorraad ter verkoop worden aangeboden;

1.31 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.32 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.33 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.34 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.35 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die worden gebruikt voor het agrarische bedrijf, dan wel hobbymatig agrarisch in gebruik zijn;

1.36 cultuurhistorische waarden

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.37 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.38 dakkapel

Een uitbouw binnen het dakvlak van een gebouw met kapconstructie, welke uitbouw doorgaans geen wijziging van de vorm en het profiel van het dak veroorzaakt;

1.39 dakopbouw

Het door een gevel of nokverhoging vergroten van een bestaande ruimte welke leidt tot een wijziging van de vorm en het profiel van het dak;

1.40 dakvormen

dakvormen:

  • a. afgeknot schilddak: een schilddak met deels een platte afdekking, zoals hieronder is afgebeeld;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw_0001.png"  
  • b. lessenaarsdak: een éénzijdige kapconstructie, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het hoogste punt over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw_0002.png"  
  • c. mansardedak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dakvlak bestaat uit twee vlakken die elkaar onder een stompe hoek ontmoeten;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw_0003.png"  
  • d. schilddak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit vier vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten;
    afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw_0004.png"  
  • e. zadeldak / tentdak: een kap, zoals hieronder is afgebeeld, waarbij het dak bestaat uit twee vlakken die elkaar in een nok(lijn) ontmoeten.
afbeelding "i_NL.IMRO.1900.2023noosBPBolsward-ontw_0005.png"  
1.41 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.42 dienstverlenend bedrijf en/ of dienstverlenende instelling

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.43 dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.44 doe het zelf producten
  • hout en houtwaren;
  • tegels, stenen, dakpannen en dergelijk;
  • bouwgrondstoffen en installatiemateriaal, waaronder sierpleisters, isolatiemateriaal,
  • p.v.c.-artikelen, elektriciteitskabels/-snoeren, fittingen en overige
  • elektrische artikelen, voor zover ze als bouwmaterialen zijn aan te merken;
  • pijpen, zand en cement;
  • kozijnen, deuren;
  • sanitair;
  • (inbouw)keukens, badkamers en kasten;
  • verf en verfwaren, lijmen en kit;
  • ijzerwaren;
  • behang en behangbenodigdheden;
  • buitenzonwering;
  • open haarden;
  • gereedschappen ten behoeve van de bouw,
  • en overige hiermee gelijk te stellen producten;
1.45 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.46 eerste verdieping

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

1.47 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.48 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.49 evenement

een voor publiek toegankelijke verrichting van kunst, ontwikkeling, ontspanning of vermaak, feesten en muziekvoorstellingen daaronder begrepen, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;

1.50 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.51 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.52 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.53 groepsaccommodatie

(deel van) een gebouw dat bestemd is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf voor groepen, waarbij wordt overnacht in slaapzalen en/of slaapkamers en waar een dagverblijf beschikbaar is waarin de gasten mede huishoudelijke werkzaamheden kunnen verrichten;

1.54 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.55 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk is aan te merken, met dien verstande dat aangebouwde en/of vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet tot het hoofdgebouw worden gerekend;

1.56 hoofdvorm

een gebouw dat op een bouwperceel architectonisch als belangrijkste gebouw valt aan te merken exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken

1.57 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor verkoop aan het publiek wordt bereid en verstrekt, al dan niet voor consumptie ter plaatse, en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

horecabedrijf categorie 1: een complementair horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag bereiden en verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige etenswaren aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals een automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, ijssalon, petitrestaurant, snackbar, snack-kiosk, tearoom, traiteur en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

horecabedrijf categorie 2: een horecabedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, dat voornamelijk is gericht op het bereiden en verstrekken van maaltijden en/of (alcoholische) dranken, zoals een bar, (grand)café, eetcafé, restaurant, café-restaurant en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf, al dan niet in combinatie met logiesvertrekking of een zalencentrum;

horecabedrijf categorie 3: een horecabedrijf, dat voornamelijk is gericht op het 's avonds en/of 's nachts verstrekken van (alcoholische) dranken en waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen of vergelijkbaar vermaak, zoals een bar-dancing, discotheek, nachtclub en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf;

horecabedrijf categorie 4: een horecabedrijf, dat in hoofdzaak is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van logies, zoals een hotel, motel, pension en/of een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met een restaurant of een café-restaurant;

1.58 huishouden

de bewoning van een woning door:

  • a. één persoon;
  • b. twee of meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, die een duurzame (gemeenschappelijke) huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan, waaronder geen kamerbewoning begrepen.
1.59 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.60 kampeerplaats

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf;

1.61 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en – blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.62 kap

Een kap is een afdekking van een gebouw waarbij bij in een horizontale projectie ten minste 50% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken;

1.63 karakteristiek pand of object

panden of objecten die cultuurhistorisch waardevol zijn door hun stedenbouwkundige ligging, architectonische beeldwaarde, materiaaltoepassing in relatie met de authenticiteit en de streekhistorische waarde van het pand en/of haar bewoners;

1.64 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;

1.65 ligplaats

het afmeren en het vervolgens doen of laten liggen van een vaartuig aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een natuurlijke of een voor dat doel aangebrachte voorziening of aan een ander vaartuig, anders dan voor aanleggen;

1.66 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van overheidsdienstverlening - als ook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.67 manege(bedrijf)

een bedrijf met activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak gericht op het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met gebruik van paarden in eigendom van het bedrijf of aan derden met eigen paarden en het bieden van huisvesting aan die paarden, met ondergeschikte horeca;

1.68 mantelzorg

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;

1.69 milieusituatie

de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin die wordt bepaald door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, licht en/of trilling;

1.70 monument

een pand of object dat op basis van de geldende wetgeving door het Rijk is aangewezen als beschermd monument;

1.71 natuurtoets

een toets waarbij is onderzocht of op voorhand redelijkerwijs te verwachten is dat een ontheffing op grond van de Wet Natuurbescherming kan worden verleend;

1.72 Normaal Amsterdams Peil

Het Normaal Amsterdams Peil (afgekort tot NAP) is de referentiehoogte ofwel peil waaraan hoogtemetingen in Nederland worden gerelateerd. Het NAP staat sinds 1891 voor Normaal Amsterdams Peil.

1.73 normaal onderhoud

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.74 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen openbare sanitaire voorzieningen, transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;

1.75 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde bestaande uit een dak en ten hoogste één wand;

1.76 paardenhouderij

een bedrijf, niet zijnde een agrarisch bedrijf, dat gericht is op het houden, stallen of africhten van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's, waar geen manege-activiteiten worden uitgevoerd;

1.77 paardrijbak

buitenrijbaan ten behoeve van paardrij-activiteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.78 pand

de kleinste bij de totstandkoming en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.79 peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil of de hoogte van het terrein ter plaatse van de meest nabij gelegen locatie waar het water grenst aan het vaste land;
1.80 pension

een horecabedrijf dat als hoofddoel heeft het verstrekken van logies voor langere of kortere tijd met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan de logerende gasten, een en ander zonder vermaaksfunctie;

1.81 permanente bewoning

het gebruiken van een woning of recreatiewoning als hoofdverblijf, zijnde de vaste woon- en verblijfsplaats, waarbij de woning voor de bewoners het reële hoofdverblijf vormt en derhalve niet een adres is waar men tijdelijk en/of recreatief verblijft;

1.82 praktijkruimte

een ruimte, zijnde (een zelfstandige eenheid van) een gebouw of indien onderdeel uitmakende van een woning, dat dient voor de uitoefening van een vrij beroep dan wel voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep;

1.83 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.84 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;

1.85 recreatieappartement

het geheel van bijeen behorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw;

1.86 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.87 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.88 silo

een ander bouwwerk, dat dient voor het opslaan van (kunst)mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van het agrarisch bedrijf;

1.89 standplaats

een in of op het terrein aangegeven plek voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeerplaats of standplaats mobiele verkoopinrichting;

1.90 standplaats mobiele verkoopinrichting

een standplaats met een mobiele verkoopinrichting die wordt ingenomen op vaste dagen of dagdelen, zoals vergund.

1.91 supermarkt

een detailhandelsbedrijf dat zich in hoofdzaak richt op het verkopen van voedings- en genotmiddelen en dagelijkse levensbenodigdheden in een algemeen assortiment, in de vorm van een zelfbedieningszaak die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;

1.92 tuincentrum

een detailhandelsbedrijf met een al dan niet overdekte verkoopvloeroppervlakte, waar levende en niet-levende artikelen voor tuininrichting, tuindecoratie, planten en daaraan verwante artikelen ten verkoop worden aangeboden;

1.93 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.94 volkstuin

gronden waarop niet-bedrijfsmatige teelt van groenten en/of fruit en het kweken van siergewassen wordt uitgeoefend;

1.95 volumineuze detailhandel

detailhandel in goederen, die vanwege de omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlakte nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, woning- en tuininrichtingsartikelen, tuinmeubels, meubels, grove bouwmaterialen/bouwmarkten, kampeermiddelen, keukens en sanitair;

1.96 voorerfgebied

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.97 voorgevel

de naar de weg of naar de openbare ruimte gekeerde gevellijn, met dien verstande dat indien een bouwvlak gericht is op meerdere wegen of is gericht op meerdere openbare ruimtes, de bouwgrens die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.98 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximum waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.99 vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een op zichzelf staand, vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de voorschriften anders is bepaald;

1.100 vuurwerkbedrijf

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.101 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit; hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, gemalen, inlaten, etc.;

1.102 webwinkel

een winkel op een perceel waarbij de verkoop van op de eindgebruiker gerichte goederen uitsluitend plaatsvindt via internet, waarbij geen klanten op het perceel langskomen (om goederen af te halen of uit te proberen of te betalen) en er geen ruimtelijke uitstraling uitgaat van de webwinkel;

1.103 windturbine

een op zichzelf staand bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.104 winkel

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

1.105 wonen

het huisvesten van één (afzonderlijk) huishouden in een woning, waarbij een woning uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente bewoning;

1.106 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.107 woonboerderij

een gebouw, zijnde een voormalig agrarisch bedrijf, met tenminste één woning, dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.108 woongebouw

een gebouw met een gemeenschappelijke toegang, dat meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat (al dan niet in combinatie met bergruimte) en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.109 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.110 woonschip

een zich in het water bevindend object, dat dient als woning;

1.111 zorgaccommodatie

sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de hoogte van een antenne-installatie

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van de antenne installatie.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 uitzondering wijze van meten

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilaster, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, reclameborden, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische cultuurgronden

met daaraan ondergeschikt:

  • b. nutsvoorzieningen;
  • c. recreatief medegebruik;
  • d. infrastructurele voorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen algemeen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt niet meer dan 1,00 m
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt hoogstens 3,00 m.
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
  • b. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
  • c. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
  • d. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
  • e. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • h. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
3.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 3.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • d. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2
3.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  • a. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
  • b. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
3.3.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de als Bijlage 2 bijgevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. een autoschadeherstelbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf';
  • c. een machine en apparatenfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - machine en apparatenfabriek';
  • d. een bedrijf in het vervaardigen van kleding, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vervaardigen van kleding';
  • e. een houtzagerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - houtzagerij'
  • f. een scheepswerf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - scheepswerf';
  • g. een distilleerderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - distilleerderij';
  • h. opslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • i. een slachterij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slachterij';
  • j. een verkooppunt van motorbrandstoffen exclusief lpg, uitsluitende ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • k. een horecabedrijf categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • l. garageboxen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • m. een steenhouwerij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenhouwerij';
  • n. een bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwbedrijf'

met de daarbij behorende:

  • o. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • p. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • q. mantelzorg in de bedrijfswoning;
  • r. bêd en brochje in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
    • 4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
  • s. tuinen, erven en terreinen;
  • t. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
  • u. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • v. nutsvoorzieningen;
  • w. wegen en paden
  • x. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
  • y. bestaande steigers.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2
4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits de maximum bouwhoogte 5,50 meter bedraagt;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
4.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
4.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen in een bedrijfswoning, anders dan in de begripsbepaling (artikel 1.18) is omschreven;
  • c. detailhandel, met uitzondering van toegestane vormen van detailhandel als bedoeld in artikel 4.1 onder o;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, tenzij dit specifiek is toegestaan;
4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel e sub a ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 4.1 wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de als Bijlage 2 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 4.1;

Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Nutsvoorziening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • b. terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte van gebouwen niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

Artikel 6 Bedrijventerrein

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijventerrein aangewezen gronden zijn bestemd voor:

het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van Staat van bedrijfsactiviteitent uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen;

  • a. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' ;
  • b. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.2';
  • c. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.1';
  • d. bedrijfsactiviteiten tot en met categorie 4.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 4.2';
  • e. een bedrijf in poedercoating, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - poedercoating';
  • f. een verkooppunt van motorbrandstoffen exclusief lpg, uitsluitende ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • g. een windturbine, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine';
  • h. een horecabedrijf categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • i. een escaperoom, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - escaperoom'
  • j. een groothandel in machines en apparaten ten behoeve van de bouwnijverheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding, 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in machines en apparaten bouwnijverheid';
  • k. een loodgieters- en installatiebedrijf tot en met milieucategorie 3.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loodgieters- en installatiebedrijf milieucategorie 3.1;
  • l. een sportschool, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'sportschool';
  • m. kantoren, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • n. een bouwmarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - bouwmarkt';
  • o. een touringcarbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijf';
  • p. vuurwerkopslag, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vuurwerkopslag';
  • q. een tuincentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • r. een bouwbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwmarkt';
  • s. een constructiebedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf';
  • t. een zuivelfabriek, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zuivelfabriek';
  • u. een groothandel in vrachtwagens, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - groothandel in vrachtwagens';
  • v. een kringloopwinkel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kringloopwinkel';
  • w. een waterzuiveringsinstallatie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'waterzuiveringsinstallatie';
  • x. een koffiebranderij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - koffiebranderij';
  • y. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
  • z. bestaande bedrijven in de bestaande milieucategorie;

met de daarbij behorend:

  • aa. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • ab. mantelzorg in de bedrijfswoning;
  • ac. bêd en brochje in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
    • 4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.
  • ad. terreinen;
  • ae. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;

met daaraan ondergeschikt:

  • af. groenvoorzieningen;
  • ag. nutsvoorzieningen;
  • ah. wegen en paden;
  • ai. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen worden gebouwd op ten minste 3,00 meter vanaf de weg;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer dan op de verbeelding is aangegeven.
6.2.2 Gebouwen en overkappingen geen bedrijfswoningen zijnde

Voor het bouwen van gebouwen, geen bedrijfswoningen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de minimale afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt 5,00 meter;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde in 6.2.1 onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub c minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
6.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
6.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
6.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 5,50 meter;
  • d. ter plaatse van de bouwaanduiding 'afwijkende maatvoering' zijn schoorstenen met een maximale hoogte van 30,00 meter toegestaan.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen, tenzij deze expliciet zijn toegestaan op basis van artikel 6.1;
  • b. wonen in een bedrijfswoning, anders dan in de begripsbepaling (artikel 1.18) is omschreven;
  • c. detailhandel, met uitzondering van detailhandel als bedoeld in artikel 6.1;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen, behalve ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg';
  • e. opslag van goederen en materialen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, behalve ter plaatse van de aanduiding 'opslag' of bestaande opslagterreinen.
6.3.2 Voowaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van nieuwe bouwwerken en gronden voor zover er geen afstemming met het Wetterskip Fryslân heeft plaatsgevonden over de omgang met waterstaatkundige werken, waterlopen en de compensatie van de toename aan verhard oppervlak.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten in een hogere categorie dan genoemd in artikel 6.1 wanneer deze, gelet op de milieubelasting, naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten worden genoemd, maar gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in artikel 6.1;
  • c. Bij een afwijking zoals bedoeld onder a en b worden de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten en ook de aspecten geluid, geurproductie, stofuitworp, gevaar, luchtverontreiniging en bodemverontreiniging beoordeeld en wordt gekeken naar de diversiteit, het continue karakter van het bedrijf, de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

Artikel 7 Bos

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos/bebossing;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. paden en wegen;
  • f. parkeervoorzieningen;
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend andere bouwwerken toegestaan;
  • b. de maximum hoogte van andere bouwwerken bedraagt 1,00 meter.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven of ophogen van gronden met meer dan 0,40 m;
  • b. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
  • c. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
  • d. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
  • e. het aanleggen van klinker- of tegelbestratingen, van terreinverhardingen, van beton(platen), asfalt(platen) of van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m²;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtgewassen, die ten tijd van het van kracht worden van het plan aanwezig zijn, tenzij hierop de Wet natuurbescherming, of krachtens die wet gestelde voorwaarden van toepassing zijn;
  • h. het planten van bomen en andere houtige gewassen, ter plaatse waar deze gronden hiermee niet beplant waren ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • i. het scheuren of frezen van grasland anders dan ter instandhouding of verbetering van het grasland.
7.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 7.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. noodzakelijk zijn voor een normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • d. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2.
7.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  • e. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
  • f. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
7.3.4 Advies omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.3.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige en/of een agrarisch deskundige. Wanneer nodig wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 8 Centrum

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Centrum aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. maatschappelijk;
  • d. cultuur en ontspanning;
  • e. dienstverlening;
  • f. kantoren;
  • g. horeca, categorie 1 en 2;
  • h. wonen;
  • i. mantelzorg in de woning;
  • j. bêd en brochje in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
    • 4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

met daarbij behorende:

  • k. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;

met daaraan ondergeschikt:

  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. wegen en paden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. sport- en speelvoorzieningen;
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
8.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximum oppervlakte van gebouwen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimum afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximum bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximum bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximum bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
8.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
8.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik van:

  • g. woonhuizen voor meer dan één woning, tenzij hiervan in de bestaande situatie sprake is.

Artikel 9 Detailhandel

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Detailhandel aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. een supermarkt alleen ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • c. een bedrijfswoning;
  • d. mantelzorg in de bedrijfswoning;
  • e. bêd en brochje in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
    • 4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

met de daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. sport- en speelvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
9.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimum afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximum bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximum bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximum bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. perifere detailhandel;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen.

Artikel 10 Dienstverlening

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Dienstverlening aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;

met de daarbij behorende

  • b. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 52.1;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. sport- en speelvoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
10.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximum oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimum afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximum bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximum bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximum bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

Artikel 11 Gemengd

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, eventueel in combinatie met een bedrijf aan huis waarbij bedrijfsactiviteiten uit de categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven;
  • b. ambachtelijke bedrijven
  • c. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotsmiddelen;
  • d. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • e. maatschappelijk;
  • f. dienstverlening;
  • g. bestaande horeca;
  • h. bestaande kantoren;
  • i. mantelzorg in de woning;
  • j. bêd en brochje in de woning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
    • 4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

met de daarbij behorende:

  • k. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1

met daaraan ondergeschikt:

  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. wegen en paden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. sport- en speelvoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
11.2.2 Hoofdgebouwen
  • c. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
11.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak wordt bebouwd;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken en overkappingen per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 90% van de hoofdvorm van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m² dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van de woning vermeerderd met 0,25 meter;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste 7,00 meter mits:
    • 1. dit bouwwerk binnen een afstand van 3 m tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, en;
    • 2. de bouwhoogte minimaal 1,00 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw
  • d. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter;
11.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van lid 11.2.3 sub a voor een grotere oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mits:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 150 m2, waarbij de voorwaarde vervalt dat de totale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerk niet meer dan 90% van de hoofdvorm van het hoofdgebouw bedraagt, én;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • b. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • c. recreatieve bewoning van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken;
  • d. horeca, tenzij sprake is van bestaande horeca.

Artikel 12 Groen

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. speelterreinen;
  • f. een woonschepenligplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. sport- en speelvoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

12.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van straatmeubilair bedraagt ten hoogste 9,00 m;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 3,00 m.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 13 Horeca

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een horecabedrijf categorie 1 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • b. een horecabedrijf categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • c. een horecabedrijf categorie 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • d. een horecabedrijf categorie 4 ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 4';
  • e. een horecabedrijf categorie 1 of 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • f. een horecabedrijf categorie 1, 2 of 3 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3'
  • g. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • h. bestaande woningen;
  • i. mantelzorg in de (bedrijf)swoning;

met de daarbij behorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1

met daaraan ondergeschikt:

  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. wegen en paden;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • p. sport- en speelvoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – monument” zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1 van toepassing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
13.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub c minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
13.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
13.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
13.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. meer dan één woning, tenzij hiervan in de bestaande situatie sprake is.

Artikel 14 Kantoor

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Kantoor aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;

met de daarbij behorende:

  • b. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. sport- en speelvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen

Algemeen geldt voor alle bouwwerken de volgende regel:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
14.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub b minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
14.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen gebouwen en/ of overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

Artikel 15 Maatschappelijk

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. een begraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. mantelzorg in de bedrijfswoning;
  • e. bêd en brochje in de bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. per hoofdgebouw ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
    • 2. de logiesverstrekking uitsluitend is toegestaan in de (bedrijfs)woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
    • 3. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
    • 4. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
    • 5. geen reclame-uitingen worden aangebracht;
    • 6. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 52.1 en parkeren bij voorkeur op eigen erf plaatsvindt.

met de daarbij behorende:

  • f. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • k. sport- en speelvoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2
15.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' bedraagt de bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte 4,00 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub d minder bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf – recreatieappartement’ mogen ten hoogste 4 recreatieappartementen worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte per recreatieappartement ten hoogste 30 m2 mag bedragen;
    • 2. de recreatieappartement uitsluitend inpandig, als onderdeel van bedrijfsbebouwing, mogen worden gerealiseerd.
15.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • b. de maximale inhoud bedraagt 750 m³.
15.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3,00 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,00 meter;
  • c. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt 50 m²;
  • d. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3,00 meter.
15.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.

Artikel 16 Sport

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelterreinen;
  • b. gebouwen voor binnensporten, zoals sporthallen, zwembaden en tennishallen;

met de daarbij behorende:

  • c. horeca, in de vorm van een kantine behorende bij en rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van de sportvoorziening;
  • d. voorzieningen als een was- en kleedruimten, verenigingsgebouwen, bergings- en stallingsruimten;
  • e. terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a zijn gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak toegestaan mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak 20% van de oppervlakte van het bouwvlak per bouwperceel bedraagt;
    • 2. de minimale afstand tot de erfgrens 3,00 meter bedraagt;
    • 3. de maximale bouwhoogte 3,50 meter bedraagt, met dien verstande dat indien de maximale bouwhoogte van gebouwen gelegen op hetzelfde bouwperceel als bedoeld in sub c meer bedraagt dan 4,00 meter, de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan deze hoogte.
16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van voorzieningen voor het uitoefenen van de sport, zoals ballenvangers, bedraagt ten hoogste 15,00 m;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • d. de bouwhoogte van lichtinstallaties bedraagt ten hoogste 20,00 m;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
16.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van overige (zelfstandige) horecadoeleinden.

Artikel 17 Tuin

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woningen;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is de bouw van erkers en tochtportalen toegestaan, mits:
    • 1. de horizontale diepte maximaal 1,50 meter is;
    • 2. de horizontale afstand van de erker tot de perceelsgrens met het openbaar gebied minimaal 2,50 meter is;
    • 3. de breedte maximaal 50% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw is;
    • 4. de bouwhoogte maximaal 3,00 meter, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw +0,25 meter is.
17.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,50 m bedragen.

Artikel 18 Verkeer

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. sloten, bermen en beplanting;

waarbij de inrichting hoofdzakelijk gericht is op de afwikkeling van het verkeer

met de daarbij behorende:

  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

18.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Verkeer - Verblijf

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - Verblijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. oeververbindingen en bruggen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. geluidswerende voorzieningen;
  • i. groen;
  • j. terrassen;
  • k. standplaatsen;
  • l. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. garageboxen ter plaatse van de aanduiding 'garagebox';
  • n. bruggen ter plaatse van de aanduiding 'brug';
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

19.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • o. de maximum bouwhoogte bedraagt 3,00 meter;
  • p. de maximum oppervlakte bedraagt 25 m² per garage.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2,00 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, geen gebouwen enoverkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m
  • d. in afwijking van het bepaalde onder c mag de bouwhoogte van verkeersregelende voorzieningen, lichtmasten en geluidswerende voorzieningen maximaal 12,00 meter bedragen.

Artikel 20 Water

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. een woonschepenligplaats ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • d. gebouwen voor bijzondere recreatieve voorzieningen in de vorm van overdekte aanleggelegenheid voor schepen, ter plaatse van de aanduiding 'schiphuis'

met daarbij behorende:

  • e. waterberging;
  • f. bermen en beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. wegen en paden.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met dien vestande dat ter plaatse de aanduiding 'schiphuis' gebouwen zijn toegestaan, waarbij het volgende geldt:

  • a. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,5 m bedragen. .
20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlonders en steigers bedraagt ten hoogste 1,00 meter gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,50 meter gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van de verkeersveiligheid.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding 'woonschepenligplaats', in welk geval een ligplaats voor één woonschip is toegestaan ;
  • b. het gebruik van gronden als ligplaats voor (recreatie)vaartuigen, behalve daar waar het op grond van de gemeentelijke ligplaatsenverordening is toegestaan.
20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verwijderen, ontgraven en vergraven van dijken en taluds;
  • b. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen);
  • c. het opspuiten van waterlopen en waterplassen met baggerspecie;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of apparatuur.
20.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 20.5.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan al bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • c. worden uitgevoerd binnen het kader van archeologische opgravingen op de gronden met een dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 en Waarde - Archeologie 2.
20.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 20.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als:

  • a. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
  • b. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen de waterhuishoudkundige waarden niet onevenredig aantasten of kunnen aantasten;
  • c. de mogelijkheden voor herstel of opbouw van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
20.5.4 Advies omgevingsvergunning

De werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld in lid 20.5.1 zijn slechts toelaatbaar, als over de toelaatbaarheid van de werken en werkzaamheden advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 21 Wonen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. bêd en brochje;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder tevens begrepen steigers.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
21.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 m²;
  • d. het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
  • e. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
  • h. per woonhuis is niet meer dan één dakopbouw per dakvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de gevel dient te worden voldaan aan het gestelde onder 21.2.5 a
    • 2. als er sprake is van een dakopbouw door het verhogen van de nok dient te worden voldaan aan het gestelde onder 21.2.5 b
21.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt. In afwijking van het voorgaande mag bij een woning in ieder geval 50 m² aan bijbehorende bouwwerken gebouwd worden.
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij:
    • 1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een platdak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,00 meter;
  • e. bijbehorende bouwwerken en overkappingen worden tenminste 3,00 meter achter de voorgevellijn geplaatst, dan wel ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouwen'.
21.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
21.2.5 Dakopbouwen
a Dakopbouwen door het verhogen van de gevel

In aanvulling op het gestelde onder 21.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van een gevel de volgende regels:

  • a. een dakopbouw is uitsluitend toegestaan op een hoofdgebouw van één bouwlaag met kap, waarbij de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 graden;
  • b. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;
  • c. de verticale afstand van de goothoogte van de dakopbouw tot de noklijn van de woning bedraagt tenminste één meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het voorerfgebied en bedraagt tenminste 0,5 meter als de dakopbouw gesitueerd is grenzend aan het achtererfgebied;
  • d. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het voorerfgebied bedraagt niet meer dan 40% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
  • e. de breedte van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter.
  • f. de afstand van een dakopbouw grenzend aan het achtererfgebied tot het voorerfgebied bedraagt ten minste 3 meter.
b Dakopbouwen door het verhogen van de nok

In aanvulling op het gestelde onder 21.2.2 gelden voor dakopbouwen door het verhogen van een gevel de volgende regels:

  • a. de nokverhoging is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak van niet meer dan 35 graden;
  • b. de dakopbouw is alleen toegestaan in een dakvlak dat grenst aan het achtererfgebied;
  • c. Ter weerszijden van een dakopbouw moet tenminste één meter dakvlak over blijven;
  • d. de afstand van de dakopbouw tot de achtergevel is horizontaal gemeten tenminste één meter;
  • e. de nokverhoging vindt plaats door het verlengen van het tegenoverliggende dakvlak waardoor de nok richting achtererfgebied schuift, waarbij de hellingshoek gelijk blijft aan de hellingshoek van het bestaande dakvlak;
  • f. de hoogte van de buitenwanden van de dakopbouw bedragen niet meer dan 1,2 meter;
  • g. de breedte van de dakopbouw bedraagt niet meer dan 60% van de breedte van het dakvlak, met dien verstande dat de breedte niet meer mag bedragen dan 6 meter;
  • h. de afstand van een dakopbouw tot het voorerfgebied bedraagt tenminste 3 meter.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2.3 sub b voor het vergroten van het te bebouwen oppervlak tot ten hoogste 70% van het erf buiten het bouwvlak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

21.5 Specifieke gebruiksregels
21.5.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in Bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
  • h. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.
21.5.2 Bêd en brochje

Bêd en brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  • a. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
  • b. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
  • d. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • e. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;
  • f. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1.
21.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning, tenzij uitdrukkelijk toegestaan op basis van artikel 21.1;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca.

Artikel 22 Wonen - Woonboerderij

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Woonboerderij aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woonboerderijen, al dan niet in combinatie met:
    • 1. ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. bêd en brochje;

met de daarbij behorende:

  • b. tuinen, erven en terreinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder tevens begrepen steigers.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Algemeen gelden voor alle bouwwerken de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.1
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de regels van toepassing zoals opgenomen in artikel 34.2.
22.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw moet binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt per hoofdgebouw ten hoogste het bestaande aantal;
  • d. de voorgevel van het hoofdgebouw moet in de ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' aangegeven gevellijn worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)':
    • 1. bedragen de goot- en bouwhoogte niet meer dan op de verbeelding is aangegeven;
    • 2. mogen, in afwijking van sublid 1 , de bestaande goot- en bouwhoogte gehandhaafd blijven, indien deze hiervan afwijken.
22.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bij een woonhuis gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen bedraagt ten hoogste 90% van de oppervlakte van de hoofdvorm van het hoofdgebouw met een maximum van 100 m², dan wel ten hoogste de bestaande oppervlakte indien dit meer is, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het erf buiten het bouwvlak bebouwd wordt. In afwijking van het voorgaande mag bij een woning in ieder geval 50 m² aan bijbehorende bouwwerken gebouwd worden ;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping bedraagt ten hoogste de hoogte van de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 meter;
  • c. de bouwhoogte van een aangebouwd bijbehorende bouwwerk of een aangebouwde overkapping is ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, tenzij:
    • 1. een hoofdgebouw bestaat uit één bouwlaag met een platdak, dan mag een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping ten hoogste even hoog zijn als de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. een aangebouwd bijbehorend bouwwerk of aangebouwde overkapping binnen een afstand van 3,00 meter tot de zijdelingse perceelsgrens ligt, dan is de bouwhoogte ten hoogste 7,00 meter én ten minste 1,00 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk of overkapping bedragen ten hoogste 3,00 en 5,50 meter.
22.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde zal ten hoogste 5,50 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid; en
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels
22.4.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in Bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
  • h. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.
22.4.2 Bêd en brochje

Bêd en brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  • n. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
  • o. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • p. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
  • q. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • r. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;
  • s. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1.
22.4.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

Artikel 23 Wonen - Woongebouw

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Woongebouw aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • e. het wonen in een woongebouw, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
    • 2. mantelzorg;
    • 3. bêd en brochje;

met de daarbij behorende:

  • f. erven en terreinen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1;

met daaraan ondergeschikt:

  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen bedraagt per woongebouw ten hoogste het bestaande aantal, dan wel het ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” aangegeven aantal;
  • c. ter plaatse van de aanduiding “maximum bouwhoogte (m)” mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
23.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 8,00 m;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken geen overkappingen zijnde bedraagt ten hoogste 5,50 m.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
23.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23.2 en toestaan dat bijbehorende bouwwerken en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste 100 m² per bouwvlak bedraagt;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk of overkapping ten hoogste 3,00 en 5,00 meter bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
23.5 Specifieke gebruiksregels
23.5.1 aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf voorkomt op de lijst met toelaatbare beroepen en bedrijven in Bijlage 1;
  • b. het vloeroppervlak van de ruimten voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen niet meer mag bedragen dan 30% van de begane grond vloeroppervlakte van de woning, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m2;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan in de woning en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • d. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet mogen worden gebruikt of ingericht voor een aan huis gebonden beroep of bedrijf;
  • e. alleen het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik dat niet vergunningsplichtig of meldingsplichtig is ingevolge de Wet Milieubeheer of het Activiteitenbesluit is toegestaan;
  • f. voor de uitoefening van de aan huis gebonden beroepen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1
  • g. geen sprake is van een onevenredige verkeers- en/of publieksaantrekkende werking.
  • h. de omvang van de reclame-uitingen maximaal 0,50 m2 bedragen.
  • i. geen buitenopslag van goederen plaatsvindt.
  • j. de persoon die bij een woning een aan huis verbonden beroep of bedrijf exploiteert ook de bewoner is van de desbetreffende woning (er is een functionele en persoonlijke binding tussen de bewoner van de woning en de exploitatie van het beroep of bedrijf aan huis).
  • k. het niet is toegestaan om personeel in dienst te hebben voor het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  • l. bij op fysieke dienstverlening gerichte bedrijven of beroepen aan huis (kappers, schoonheidssalons e.d., niet meer dan één plaats (of stoel) mag worden geëxploiteerd. Dit betekent dat een dienst niet aan meer dan één klant tegelijk mag worden aangeboden en uitgevoerd;
  • m. alleen ondergeschikte detailhandel is toegestaan, eventueel in de vorm van een webwinkel, die direct voortvloeit uit, gerelateerd is aan en noodzakelijk is voor de dienst en/of het bedrijfs- of beroepsmatig gebruik.
23.5.2 Bêd en brochje

Bêd en brochje wordt toegestaan binnen de bestemming, met dien verstande dat

  • a. ten hoogste 2 slaapkamers en maximaal 5 personen zijn toegestaan;
  • b. de bêd en brochje uitsluitend is toegestaan in het hoofdgebouw en/of in de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet worden gebruikt of ingericht ten behoeve van een bêd en brochje;
  • d. de oppervlakte van bêd en brochje maximaal 30% van de begane grond vloeroppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m²;
  • e. de omvang van de reclame-uitingen mag maximaal 0,5 m2 bedragen;
  • f. voor de uitoefening van de bêd en brochje wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij voldaan wordt aan de bepalingen in artikel 39.1
23.5.3 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor recreatieve bewoning
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan in producten gerelateerd aan en noodzakelijk voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horeca;

Artikel 24 Leiding - Gas

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

24.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • c. de maximum bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
24.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24.2 en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de veiligheid van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding en de brandweer;
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
24.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 24.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die :

  • a. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • b. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • c. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
  • d. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
24.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 24.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van, en de veiligheidssituatie rond, de betreffende leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding;

Artikel 25 Leiding - Hoogspanningsverbinding

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Hoogspanningsverbinding aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse hoogspanningsverbinding ten behoeve van de aansluiting op het hoogspanningsnet (ontsluitingkabel) en uitbreiding van het hoogspanningsnet (netuitbreiding , bestaande uit maximaal twee circuits met een maximum spanning van 110 kV per circuit);
  • b. ondergrondse kabels en leidingen;
  • c. bijbehorende voorzieningen.
25.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 25.1 bedoelde bestemming met in achtneming van de volgende bepalingen:

  • d. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • e. in afwijking op het bepaalde in sub a geldt dat ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken hoogspanningsverbinding niet worden geschaad en de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid is gesteld schriftelijk advies uit te brengen.

25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Hoogspanningsverbinding zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het planten van hoog groeiende bomen en andere houtopstanden;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies.
25.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 25.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. plaatsvinden voordat de hoogspanningsverbinding gerealiseerd is;
  • b. verband houden met de aanleg van de hoogspanningsverbinding waarvoor ten tijde van het in werking treden van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het moment van het in werking treden van het plan en in overeenstemming zijn met de op dat moment geldende toepasselijke regelgeving dan wel mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. het normale onderhoud ten aanzien van de verbinding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen.
25.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding. Bij die afweging wordt de diepte waarop de kabel ligt mede betrokken;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Artikel 26 Leiding - Riool

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Riool aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van rioolpersleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

26.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • b. op of in deze gronden mogen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • c. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 26.2, en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Riool zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
26.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 26.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • b. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • d. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
26.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 26.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 27 Leiding - Water

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Water aangewezen gronden zijn, behalve de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse watertransportleidingen met de daarbij behorende belemmeringsstroken.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

27.2.2 Bouwen algemeen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, uitsluitend mogen andere bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd;
  • b. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt 3,00 meter.
27.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.2, en toestaan dat in de andere daar voorkomende bestemming(en) gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.
27.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Water zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
27.4.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 27.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken;
  • b. dienen tot het in stand houden of voltooien van werken die op de dag van het van kracht worden van het plan reeds bestaan of in uitvoering zijn genomen;
  • c. behoren tot het normale onderhoud en beheer;
  • d. mogen worden uitgevoerd op basis van een al verleende vergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten behoeve van de instandhouding van de leiding(en).
27.4.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 27.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. deze werken en werkzaamheden of de hiervan direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk doen aan de belangen van de betreffende leiding;
  • b. vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding.

Artikel 28 Waarde - Archeologie 1

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 1 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

28.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
28.2.3 Toelaatbaarheid bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door het bouwen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2;
  • e. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.2.3 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of;
  • c. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
  • c. de aanleg van gronddepots;
  • d. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het permanent verlagen van het waterpeil;
  • g. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 meter onder het maaiveld bedraagt;
  • h. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.
28.4.2 Onderzoeksplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
28.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 28.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots);
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • d. op archeologisch onderzoek gericht zijn;
  • e. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximale diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
28.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of;
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
28.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 29 Waarde - Archeologie 2

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), ook bestemd voor het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische (verwachtings)waarden.

29.2 Bouwregels
29.2.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

29.2.2 Onderzoeksplicht

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan:

  • a. 500 m2, ter plaatse van de advieszone 'waarderend onderzoek dobbe' en 'karterend onderzoek 1' van de gemeentelijke FAMKE, of;
  • b. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone 'karterend onderzoek 2' van de gemeentelijke FAMKE, of;
  • c. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone 'karterend onderzoek 3' en 'quickscan' van de gemeentelijke FAMKE;

en die de bodem dieper dan 0,40 m beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • 1. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
29.2.3 Toelaatbaarheid bouwwerken

In aanvulling op het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) zijn bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, slechts toelaatbaar wanneer:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders;
  • d. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal:
    • 1. 500 m2, ter plaatse van de advieszone 'waarderend onderzoek dobbe' en 'karterend onderzoek 1' van de gemeentelijke FAMKE, of;
    • 2. 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone 'karterend onderzoek 2' van de gemeentelijke FAMKE, of;
    • 3. 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone 'karterend onderzoek 3' en 'quickscan' van de gemeentelijke FAMKE;

met dien verstande dat de onder d.1 t/m d.3 genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn op waterbodems;

  • e. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd, met dien verstande dat deze uitzondering niet van toepassing is op waterbodems.
29.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwwerken kunnen worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 29.2.3 mits de volgende voorwaarden in acht worden genomen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
  • c. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren) egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden;
  • b. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
  • c. de aanleg van gronddepots;
  • d. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en andere wateren;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het permanent verlagen van het waterpeil;
  • g. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting, waarbij de verstoring bij verwijderen of aanbrengen meer dan 0,40 m onder het maaiveld bedraagt;
  • h. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden.
29.4.2 Onderzoeksplicht

Voordat een omgevingsvergunning wordt verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de (water)bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
29.4.3 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 29.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte hebben van maximaal 500 m2, ter plaatse van de advieszone 'waarderend onderzoek dobbe' en 'karterend onderzoek 1' van de gemeentelijke FAMKE, of;
  • b. een oppervlakte hebben van maximaal 2.500 m2 ter plaatse van de advieszone 'karterend onderzoek 2' van de gemeentelijke FAMKE, of;
  • c. een oppervlakte hebben van maximaal 5.000 m2 ter plaatse van de advieszone 'karterend onderzoek 3' en 'quickscan' van de gemeentelijke FAMKE;

met dien verstande dat de onder a t/m c genoemde uitzonderingen niet van toepassing zijn op waterbodems;

  • d. niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld (met uitzondering van gronddepots én waterbodems);
  • e. het normale onderhoud betreffen;
  • f. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • g. op archeologisch onderzoek gericht zijn;
  • h. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximale diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.
29.4.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in artikel 29.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe gecertificeerde instantie en/of het bevoegd gezag is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden kunnen worden geschaad, de volgende voorwaarden in acht worden genomen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor ondanks de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden de archeologische resten in de (water)bodem kunnen worden behouden, en/of
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
    • 3. de verplichting de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
29.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 30 Waarde - Beschermd gezicht

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Beschermd gezicht aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de in Bijlage 3 bij deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Voorrangsbepaling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

30.2.2 Bouwwerken algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • 1. de gevelbreedte, goot- en bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en dakvorm van hoofdgebouwen, zoals die bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
  • 2. de voorgevel van een hoofdgebouw dient in hoofdzaak in de naar de weg gekeerde bouwgrens te worden gebouwd; deze bepaling geldt niet voor bebouwing op binnenterreinen;
  • 3. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
  • 4. in afwijking van het bepaalde in sublid a is het toevoegen van een kap op een plat dak toegestaan, mits de dakhelling, nokrichting en dakvorm aansluit op het straat- en bebouwingsbeeld.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de bescherming en het behoud van de in bijlage 3 bij deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing nadere eisen te stellen aan:

  • a. de plaats en afmetingen van bouwwerken;
  • b. het materiaal- en kleurgebruik van bouwwerken.
30.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de in 30.2.2 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in bijlage 3 bij deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing.

30.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermd gezicht zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • 1. het aanleggen of veranderen of dempen van water(lopen) en/of het permanent verlagen van het waterpeil;
  • 2. het planten, verwijderen, beschadigen, vellen, kappen of rooien van bomen of andere houtige gewassen;
  • 3. het aanleggen en/of verharden van wegen en paden;
  • 4. het wijzigen van weg- of straatprofielen en/of oppervlakteverhardingen;
  • 5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen en bijbehorende buitenkasten.
30.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 30.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande verhardingen en bomen of andere houtige gewassen;
  • b. al in uitvoering en/of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan.
30.5.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in 30.5.1 zijn slechts toelaatbaar, mits op basis van onderzoek door een cultuurhistorisch deskundige is aangetoond dat de in bijlage 3 bij deze regels aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied en zijn bebouwing niet onevenredig worden geschaad.

30.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
30.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

30.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 30.6.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden al in uitvoering en/of vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

30.6.3 Toelaatbaarheid
  • a. Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 30.6.1 is slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het gebied, zoals aangegeven in bijlage 3 bij deze regels.
  • b. Voor zover de gronden tevens zijn bestemd voor Waarde - Archeologie 1:
    • 1. dient de archeologische waarde van het terrein naar het oordeel van de gemeentelijke archeoloog in voldoende mate te zijn vastgesteld;
    • 2. is het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in 30.6.1 slechts toelaatbaar, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied;
    • 3. kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg, aan de omgevingsvergunning voor het slopen voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen (artikel 2.22, lid 3 onder d Wabo jo artikel 5.2 Bor).

Artikel 31 Waarde - Cultuurhistorie Stinzen, Staten, Buitenplaatsen en Kloosters

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie Stinzen, Staten, Buitenplaatsen en Kloosters aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor: het behoud van de archeologische en cultuurhistorische waarden van stinzen, states, buitenplaatsen en kloosters met eventuele bijbehorende tuinen, erven en waterpartijen.

31.1.1 Voorrangsregeling

De regels van deze dubbelbestemming gelden primair ten opzichte van de regels van iedere andere bestemming, waarmee deze dubbelbestemming samenvalt.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
31.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 31.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden en/of waterbodem door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen (bijvoorbeeld een archeologievriendelijk heipalenplan), waardoor ondanks de uitvoering van de bouwwerkzaamheden de archeologische en cultuurhistorische waarden in de bodem kunnen worden behouden, en/of
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen, en/of
  • c. de verplichting de bouwwerkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
31.2.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Artikel 31.2.1 is niet van toepassing op bouwwerken, waaronder begrepen heipalen en damwanden, waarbij:

  • a. naar oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (eventueel nog aanwezige) cultuurhistorische waarden van de stinzen, states, buitenplaatsen en kloosters en de bijbehorende tuinen en erven, waarbij onder andere wordt getoetst aan de landschapsbiografie Súdwest-Fryslân; en/of
  • b. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de cultuurhistorische waarden door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport); en/of
  • c. het de vervanging, vernieuwing of verandering betreft van bestaande bovengrondse bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut en/of niet dieper wordt vergraven dan de te verwijderen fundering; en/of
  • d. de uitvoering reeds gestart is op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund is ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; en/of
  • e. het een bouwwerk betreft met een oppervlakte van maximaal 50 m2; en/of
  • f. het een bouwwerk betreft dat niet dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en zonder heiwerkzaamheden wordt gerealiseerd.
31.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.3.1 Omgevingvergunning voor werken en werkzaamheden

Voor de werken genoemd onder 31.3.2, met een oppervlakte groter dan 50 m2 en die de bodem dieper dan 0,40 meter beneden maaiveld verstoren, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische en cultuurhistorische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld, en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische en/of cultuurhistorische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
31.3.2 Vergunningsplichtige werken en werkzaamheden

Het beschrevene onder 31.3.1 is van toepassing op de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:

  • c. het ontgronden, afgraven (waaronder saneren), verlagen, baggeren (waaronder saneren), onderzuigen, afplaggen, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • d. het uitvoeren van werken of werkzaamheden aan oevers en kaden;
  • e. de aanleg van gronddepots;
  • f. het graven, verdiepen en/of verbreden van vaargeulen, watergangen en waterpartijen;
  • g. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • i. het aanleggen en/of verbreden van wegen, paden, banen en/of parkeergelegenheden
  • j. grondwaterpeilverlagingen;
  • k. het verwijderen van fundamenten;
  • l. of het anderszins ingrijpend wijzigen van de (eventueel nog) bestaande tuinen en erven behorende bij de staten, stinzen, buitenplaatsen en kloosters.
31.3.3 Voorschriften omgevingsvergunning

Voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend, moet door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin naar het oordeel van het bevoegd gezag:

  • a. de archeologische en cultuurhistorische waarden van de bodem die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld (niet (meer) aanwezig zijn en/of niet onevenredig worden geschaad en/of
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische en cultuurhistorische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd en/of
  • c. de verplichting de werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
31.3.4 Uitzonderingen vergunningplicht

Artikel 31.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden die:

  • a. naar oordeel van het bevoegd gezag geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de (eventueel nog aanwezige) cultuurhistorische waarden van de stinzen, states, buitenplaatsen en kloosters en de bijbehorende tuinen en erven, waarbij onder andere wordt getoetst aan de landschapsbiografie Súdwest-Fryslân; en/of
  • b. naar oordeel van het bevoegd gezag voldoende is aangetoond zonder archeologisch rapport dat de archeologische waarden door de bouwwerken niet onevenredig worden aangetast en/of dat er geen sprake (meer) is van archeologische verwachtingswaarden (bijvoorbeeld een saneringsrapport);
  • c. een oppervlakte hebben van maximaal 50 m2 én niet dieper gaan dan 0,40 meter onder het maaiveld;
  • d. het normale onderhoud en gebruik betreffen;
  • e. al in uitvoering zijn op grond van een verleende omgevingsvergunning of vergund zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • f. op archeologisch onderzoek gericht zijn;
  • g. te maken hebben met de aanleg van ondergrondse infrastructuur met een maximum diameter van 0,40 meter, mits deze sleufloos wordt uitgevoerd.

Artikel 32 Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorisch waardevolle lijnen aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. het behoud en versterking van de landschappelijke- en cultuurhistorische waarden van dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en (vaar)wegen.
32.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden:

  • a. geen nieuwe gebouwen worden gebouwd, behalve ter vervanging van bestaande gebouwen; of
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd of ter vervanging van bestaande bouwwerken.
32.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken van dijken en historische paden en wegen voor tuin- en/of akkerbouw.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen van het beloop en/of het profiel van de dijken, strekdammen, kapglooiingen, historische paden en de begeleidende boombeplanting;
  • b. het ontgronden, afgraven, egaliseren en/of ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • c. het dempen en/of graven van waterlopen;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanbrengen van bomen en overige diepwortelende beplanting;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
32.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 32.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
32.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals beschreven in de Landschapsbiografie Súdwesthoeke en/of de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK).

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 33 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 34 Algemene bouwregels

34.1 Monumenten
34.1.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  • a. de verschijningsvorm van het hoofdgebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
34.1.2 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de in lid 34.1.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het bouwwerk, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de monumentale waarden van het bouwwerk.

34.2 Karakteristieke bouwwerken
34.2.1 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden, aanvullend op de andere daar voorkomende bestemming(en), de volgende regels:

  • a. de verschijningsvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
  • b. de verschijningsvorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bepaald door de breedte, hoogte, vorm en oppervlakte van het grondvlak, zoals deze bestond op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, blijft gehandhaafd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sublid a is een afwijking van de goothoogte en/of de bouwhoogte van ten hoogste 5% toegestaan, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast.
34.2.2 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de in lid 34.2.1 genoemde bouwregels voor het veranderen van het hoofdgebouw, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het gebouw.

34.2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een omgevingsvergunning is vereist voor het slopen van de in Bijlage 4 met waarde K1 gewaardeerde bebouwing of delen daarvan, waarbij geldt dat:

  • a. een omgevingsvergunning slechts kan worden verleend wanneer:
    • 1. de karakteristieke hoofdvorm c.q. verschijningsvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan de bebouwing kan worden hersteld, en/of;
    • 2. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is, en/of;
    • 3. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm veroorzaken.
  • b. een omgevingsvergunning niet nodig is voor werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. al in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd volgens een al verleende omgevingsvergunning.
34.3 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand en/of situering tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van met vergunning tot stand gekomen bouwwerken, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in Hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud, afstand en/of situering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

34.4 Vlonders en steigers

In geval dat op basis van Hoofdstuk 2 vlonders en steigers zijn toegestaan dan geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 1,00 meter bedraagt, gemeten vanaf het Normaal Amsterdams Peil, tenzij in Hoofdstuk 2 anders is aangegeven.

Artikel 35 Algemene gebruiksregels

35.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de in dit plan gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan of bergen van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen (met uitzondering van gronden aangeduid met ‘verkooppunt motorbrandstoffen met lpg’), vuurwerkbedrijven en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij uitdrukkelijk in Hoofdstuk 2 toegestaan.
35.2 Bestaand afwijkend gebruik

Het gebruik van gronden en bouwwerken dat met vergunning tot stand gekomen is mag worden voortgezet, onverminderd het bepaalde in Hoofdstuk 2.

35.3 Evenementen

Het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties is toegestaan, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan.

Artikel 36 Algemene aanduidingsregels

36.1 Geluidzone - industrie
36.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op geluidsgevoelige objecten, veroorzaakt door het industrieterrein.

36.1.2 Bouwregels

In afwijking van de bouwregels bij de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt dat ter plaatse van de aanduiding Geluidzone - industrie een toegestaan geluidsgevoelig object alleen mag worden gebouwd indien de geluidsbelasting op de gevel van het geluidsgevoelige object niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, de verkregen hogere grenswaarde of de vastgestelde maximaal toegestane geluidsbelasting.

36.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de aanduiding Geluidzone - industrie te wijzigen indien de geluidszone rond het betreffende industrieterrein komt te vervallen of wordt verkleind.

36.2 Vrijwaringszone - molenbiotoop
36.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoopzijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig, onder andere gelet op de windvang, en zijn waarde als landschapsbepalend element.

36.2.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mag op of in deze gronden niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. Binnen een afstand van 100 meter van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande onderste wiek van de molen;
  • b. Binnen een afstand van 100 tot 400 meter van de molen: de maximale bouwhoogte die bepaald wordt door onderstaande formule:

H(x) = x/n + c * z

H(x) = hoogte bouwwerk

c = constante = 0,2

x = afstand bouwwerk tot de molen

z = askophoogte

n = 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.

  • c. In afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen toegestaan:
    • 1. het betreft een bouwwerk met een bestaande grotere hoogte of;
    • 2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht, en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      • de hoogte en breedte blijven binnen de contouren (hoogte, breedte) van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
      • het bouwwerk wordt aan een bestaand bouwwerk gebouwd dan wel vrijstaand opgericht binnen een afstand van ten hoogste 10 meter uit bestaande bouwwerken;
      • het vloeroppervlak mag in totaal niet meer dan 10% bedragen van de bouwwerken waarachter wordt gebouwd.
36.2.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 36.2.2 voor het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend nadat er advies is gevraagd aan de beheerder van de molen.
36.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 36.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 36.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 36.2.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
b Uitzonderingen

Het bepaalde in 36.2.4 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.

Artikel 37 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, indien dit om bouwtechnische redenen of om redenen van doelmatigheid van de bouw noodzakelijk is;
  • b. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. het bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. het bestemmingsvlak met ten hoogste 1,50 m worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen.

Artikel 38 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door:

  • a. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 1 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.
  • b. aan gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 39 Overige regels

39.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden (al dan niet gecombineerd), waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt op basis van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 40 Overgangsrecht

40.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sub a. met maximaal 10%.
  • c. Sub a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
40.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 41 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Bestemmingsplan Bolsward