Plan: | Sneek - Harinxmaland fase 2A4 en Hugo de Grootstraat 19 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1900.2024BPSneekHL2A4-vast |
In 2010 is er gestart met de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk Harinxmaland in Sneek. De basis voor deze wijk is de 'Structuurvisie 2020 Sneek en Wymbritseradiel Noord'. In deze structuurvisie staat een voorbeeld van een mogelijk ontwerp voor Harinxmaland, een Nota van Uitgangspunten en is op hoofdlijnen een aanzet gegeven voor de aanpak van het gebied. Deze documenten zijn vertaald naar het bestemmingsplan Harinxmaland dat in 2006 is vastgesteld.
Ten oosten van de spoorlijn Leeuwarden-Sneek is al de eerste fase van Harinxmaland tot ontwikkeling gebracht. Nu wordt aan de andere kant van de spoorlijn fase 2A1, 2A2 en 2A3 gerealiseerd. Door de omvang die Harinxmaland krijgt, ontstaat ook de behoefte naar een supermarkt, twee speciaalzaken en een kinderdagverblijf. Ook is er een aanhoudende vraag naar woningen in Sneek. Daarom heeft de gemeente Súdwest-Fryslân gekozen om de volgende fase van Harinxmaland (2A4) te gaan ontwikkelen waarin wordt voorzien in 12 woningen, maatschappelijke voorzieningen en detailhandel. Wat betreft de realisatie van een supermarkt in het plangebied gaat het om de verplaatsing van de Aldi supermarkt die momenteel aan de Hugo de Grootstraat 19 in Sneek zit.
Fase 2A4 van de wijk ontwikkeling Harinxmaland is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Harinxmaland (2006). Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Uit te werken woondoeleinden'. Deze uit te werken bestemming biedt geen bouw- en gebruiksmogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is nog een andere planologisch instrument noodzakelijk. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken, is gekozen voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan waarin wordt aangetoond dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast zal aan de Hugo de Grootstraat 19 binnen de bestemming 'Detaihandel', uit het bestemmingsplan De Zwette (2011), een supermarkt worden uitgesloten. Dit bestemmingsplan voorziet hierin, en hierin wordt het voornemen toegelicht, gemotiveerd en geregeld.
Het bestemmingsplan Sneek - Harinxmaland fase 2A4 en Hugo de Grootstraat 19 bestaat uit de volgende stukken:
Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plan opgenomen gronden aangegeven. De regels bepalen een juiste ontwikkeling en beheer van het plangebied. De toelichting hoort bij het plan. Hierin zijn de aan het plan ten grondslag liggende uitgangspunten en onderzoeken weergegeven.
Het plangebied bestaat uit fase 2A4 van de woonwijk Harinxmaland (figuur 1.2) en de gronden aan de Hugo de Grootstraat 19 waar de Aldi is gevestigd (figuur 1.3). Beide locaties liggen in Sneek (figuur 1.1)
Fase 2A4 van Harinxmaland is gelegen aan de noordkant van Sneek, tegen het landelijke gebied aan. Fase 2A4 is kadastraal bekend als Sneek, sectie H, nummer 218. Dit deel van het plangebied wordt ontsloten door de Stadsrondweg Noord. Ten oosten van Fase 2A4 ligt de spoorlijn Leeuwarden-Sneek.
Figuur 1.1 Ligging plangebied Harinxmaland fase 2A4 en Hugo de Grootstraat 19
(Gemeente Súdwest-Fryslân)
Figuur 1.2 Ligging plangebied Harinxmaland fase 2A4 (Gemeente Súdwest-Fryslân)
De bestaande Aldi supermarkt aan de Hugo de Grootstraat 19 ligt ook aan de noordkant van Sneek, nabij het treinstation Sneek Noord. De woonwijk Harinxmaland ligt ten noordwesten van de Aldi supermarkt. De Hugo de Grootstraat is kadastraal bekend als Sneek, sectie E, nummer 1025. Dit deel van het plangebied wordt ontsloten door de Hugo de Grootstraat.
Figuur 1.3 Ligging plangebied Hugo de Grootstraat 19 (Bron: Basis Viewer Rho)
Harinxmaland (2006)
Het plangebied van fase 2A4 is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Harinxmaland, dat door de raad is vastgesteld op 28 februari 2006 en door Gedeputeerde Staten is goedgekeurd op 20 juni 2006. In dit bestemmingsplan zijn globaal de planologische en juridische kaders voor de ontwikkeling van de woonwijk Harinxmaland aangegeven. Daarnaast geldt voor het plangebied het paraplubestemmingsplan Parkeernormen SWF (2018) en Súdwest- Fryslân Kleine Windturbines (2022). Een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.4 en figuur 1.5.
Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Uit te werken woondoeleinden'. Het plangebied heeft verder geen aanvullende aanduidingen of dubbelbestemmingen. De gronden met deze bestemming zijn onder andere bestemd voor woondoeleinden, maar ook voor detailhandel, maatschappelijke voorzieningen en bedrijvigheid in een lage milieu categorie. Hiervoor is een uitwerkingsplicht opgenomen. Deze uit te werken bestemming biedt geen bouw- en gebruiksmogelijkheden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in vorm van woningen, maatschappelijk voorzieningen of detailhandel tenzij hiervoor een uitwerkingsplan wordt opgesteld en waarbij voldaan wordt aan de geldende uitwerkingsregels.
Figuur 1.4 Het plangebied fase 2A4 met het vigerend bestemmingsplan (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 1.5 Het plangebied fase 2A4 met het vigerend bestemmingsplan Sneek -
Harinxmaland fase 2A1 en uitwerkingsplan Harinxmapark (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
De Zwette (2011)
Het plangebied van de Hugo de Grootstraat 19 is geregeld in het bestemmingsplan De Zwette, dat door de raad is vastgesteld op 5 januari 2011. Daarnaast geldt voor het plangebied het paraplubestemmingsplan Parkeernormen SWF (2018). Een uitsnede van de bestemmingsplannen ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.6.
Het plangebied heeft in dit bestemmingsplan de bestemming 'Detailhandel'. Het plangebied heeft verder geen aanvullende aanduidingen of dubbelbestemmingen. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor detailhandel, met de daarbij behorende parkeer-, groen-, en watervoorzieningen en bouwwerken. Op dit moment is op deze locatie een supermarkt mogelijk. Door de verplaatsing van de Aldi supermarkt naar de Harinxmaland is het wenselijk om een nieuwe supermarkt op deze locatie uit te sluiten.
Figuur 1.6 Het plangebied Hugo de Grootstraat 19 met het vigerend bestemmingsplan de Zwette (Bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Parkeernormen SWF
In een groot aantal vastgestelde bestemmingsplannen van de gemeente Súdwest- Fryslân wordt voor het bepalen van de parkeernorm verwezen naar de parkeernormbepaling die op juli 2018 is komen te vervallen. Er ontbrak hierdoor een juridisch regeling om bij ontwikkelingen een parkeernorm te bepalen. Het was nodig om de geldende bestemmingsplannen op dit onderdeel te wijzigen zodat ze voorzien zijn van een goede parkeerregeling.
Voor het opstellen van een nieuwe parkeerregeling is aansluiting gezocht bij de parkeerbepalingen die sinds kort in alle nieuwe bestemmingsplannen zijn opgenomen. In deze parkeerbepalingen wordt verwezen naar het vast te stellen parkeerbeleid. Tot het vaststellen van het parkeerbeleid wordt in de parkeerbepalingen verwezen naar de door het CROW vastgestelde parkeernormen. Het aspect verkeer en parkeren wordt voor dit bestemmingsplan in paragraaf 2.6 verder uitgewerkt. De parkeernormen van de gemeente zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Bovenstaande is voornamelijk relevant voor de ontwikkeling van fase 2A4 van de woonwijk Harinxmaland.
Súdwest- Fryslân Kleine windturbines
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het mogelijk maken van kleine windturbines bij agrarische bouwpercelen in de gemeente Súdwest-Fryslân. Omdat kleine windturbines op dit moment nog niet mogelijk zijn volgens de nu geldende bestemmingsplannen en omdat de gemeente door middel van een vergunningstelsel zicht wil houden op de bouw van kleine windturbines, is dit bestemmingsplan opgesteld. Ook wordt een aantal voorwaarden gekoppeld aan de bouw van de windturbines. De voorgenomen ontwikkeling bij de Harinxmaland en de Aldi supermarkt aan de Hugo de Grootstraat 19 betreft geen agrarisch bouwperceel. Dit bestemmingsplan is daarom niet relevant voor het plan.
Deze toelichting is onderdeel van het bestemmingsplan voor de ontwikkeling van fase 2A4 van de woonwijk Harinxmaland in Sneek. De opbouw van deze toelichting is als volgt:
Sneek is gelegen aan de zuidzijde van het oude Middelzeegebied. Ten noorden van de stad waren vruchtbare kleigronden gelegen, afgezet langs de oevers van de voormalige Middelzee. Aan de zuidkant strekte zich een moerasvlakte uit met talloze plassen, poelen en meren. De vruchtbare kleigronden in het noorden werden door de Hemdijk beschermd tegen het water uit het zuiden.
Sneek zelf is ontstaan op een landtong in de oude Middelzee waar de vaarweg naar het noorden de zuidelijke dijk van de Hempolder Scherhem kruist. Deze vaarweg naar het noorden werd noodzakelijk, omdat transport over de Middelzee door dichtslibbing onmogelijk was geworden. Een exacte datering van het ontstaan van Sneek is niet bekend, maar wel is bekend dat de stad in de 11de eeuw al bestond.
Vanaf de 13de eeuw verkreeg Sneek diverse stadsrechten, die in 1456 officieel werden bestendigd, waarmee Sneek één van de Friese elf steden werd. Als handelsstad was dit tevens het begin van een bloeiperiode die tot circa 1550 zou duren. In 1492 werd begonnen met de aanleg van een grachtengordel en stadsmuur, waardoor Sneek vanaf die tijd de enige ommuurde stad van Friesland was. Van deze historische vestingwerken resteren thans nog het Bolwerk en de Waterpoort.
De stad zelf heeft een historische kern met een radiale structuur, die is ontstaan vanuit de toegangswegen en de zes waterelementen, waaronder de Frjentsjerter Feart. Uitbreidingen hebben zich rondom deze basisstructuur voortgezet. Tot het eind van de 19de eeuw werd de stad binnen de stadsgrachten steeds voller gebouwd. Hierna verrezen aan de overzijden van de stadsgrachten de eerste woningen en vervolgens werd in een hoger wordend tempo de verschillende wijken aangelegd. In de loop van de tijd heeft Sneek zich hierdoor ontwikkeld tot een compacte stad binnen de rondweg, waarbij in de laatste decennia ook de rondweg is overgestoken, zoals in het zuiden van de stad de wijk Tinga en Duinterpen. De wijk Harinxmaland is de eerste woonuitbreiding aan de noordzijde van de stad buiten de huidige stedelijke rondweg.
Harinxmaland is een nieuwe woonwijk in het noorden van Sneek waarin een gedifferentieerd programma van woningen wordt aangeboden. Centraal door de nieuwe woonwijk is een brede watergang aangelegd, die een deel van de woningen via het water ontsluit. De watergang sluit aan op De Swette. Dit is een belangrijke historische vaarwatergang, die deel uitmaakt van de Elfstedenroute. De wijk wordt in verschillende fases ontwikkeld, waarbij de ontwikkelingsrichting van oost (met De Swette als begrenzing) naar west is. Het deel ten oosten van de spoorlijn Sneek-Leeuwarden hoort bij de eerste ontwikkelingsfase van Harinxmaland. Dit gebied is gefaseerd tot ontwikkeling gebracht. Nu worden verder naar het westen, aan de andere kant van de spoorlijn, de volgende fases van Harinxmaland gerealiseerd.
Fase 2A4, die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt ten westen van de eerdere ontwikkelde fases van Harixmaland. Deze nieuwe fase ligt aan de Stadsrondweg Noord. De gronden zijn nog grotendeels ingericht als grasland met extensief agrarisch gebruik. De gronden liggen binnen het bestaand stedelijk gebied zoals opgenomen in de Verordening Romte (2014) van de provincie Fryslân. Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
Ten noorden van het plangebied van fase 2A4 ligt een oude boerderij, het voorgenomen ontwikkelingsgebied van fase 2A3 en agrarische gronden. Aan de oostkant van het plangebied van fase 2A4 worden de fases 2A1 en 2A2 ontwikkeld. Ook ligt richting het oosten de spoorlijn Sneek- Leeuwarden. Aan de zuidkant van het plangebied zijn verschillende kantoren en dienstverlenende bedrijven gevestigd. Verderop bevinden zich woningen. De westkant van het plangebied grenst aan het landelijk gebied. Aan deze zijde van het plangebied is, vooruitlopend op de ontwikkeling van de woonwijk, een park aangelegd.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied Harinxmaland fase 2A4 (Bron: pdok.nl)
Het andere deel van het plangebied betreft de gronden aan de Hugo de Grootstraat 19 in Sneek. De gronden liggen in het bestaand bebouwd gebied zoals opgenomen in de Verordening Romte (2014) van de provincie Fryslân. Op dit moment is een Aldi supermarkt gevestigd aan de Hugo de Grootstraat 19 in Sneek. Het huidige perceel heeft een oppervlakte van ongeveer 2200 m² en een bouwvlak van ongeveer 650 m². Het perceel wordt volledig in gebruik genomen door de Aldi supermarkt. De noordkant van het plangebied is bebouwd. De zuidkant van het plangebied is ingericht als parkeerterrein. Rondom het plangebied zijn voornamelijk woningen te vinden. In noordelijke richting zijn de gronden ingericht als groenvoorziening. In figuur 2.2 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie.
Figuur 2.2 Luchtfoto plangebied Hugo de Grootstraat (Bron: pdok.nl)
De gemeente Súdwest- Fryslân is voornemens om fase 2A4 als onderdeel van de woonwijk Harinxmaland in Sneek te gaan ontwikkelen. Deze fase voorziet in een kinderdagverblijf, twee speciaalzaken, een supermarkt en 12 woningen, waarvan 8 appartementen en 4 grondgebonden woningen. Dit wordt gerealiseerd in één volume met de daarbij benodigde parkeer- en groenvoorzieningen.
Voor de ontwikkeling van de supermarkt geldt dat de Aldi aan de Hugo de Grootstraat wordt verplaatst naar het plangebied van fase 2A4 (zie figuur 2.4). Met de nieuwe winkel kan Aldi inspelen op de moderne eisen die het stelt aan de vestiging, de huidige behoefte van de consument, en daarnaast de nieuwe woonwijk voorzien van passende voorzieningen voor dagelijkse boodschappen. Om de nieuwe supermarkt mogelijk te maken is saldering noodzakelijk. Op het perceel van de Hugo de Grootstraat 19 zal de mogelijkheid om een supermarkt te vestigen verdwijnen. De gemeente heeft besloten de mogelijkheid voor een supermarkt op deze locatie weg te bestemmen om overaanbod te voorkomen. De motivering van de nieuwe supermarkt is verder uitgewerkt door middel van de ladderonderbouwing (paragraaf 3.1.2).
Het gebied is onderdeel van het beeldkwaliteitsplan 'Sneek – Harinxmaland fase 2A'.
Figuur 2.4 Verplaatsing Aldi naar het plangebied fase 2A4 (bewerking Rho Adviseurs).
In totaal wordt in het te realiseren plan ruimte gemaakt voor het volgende programma:
Het voornemen is om bovenstaand in één aaneengesloten volume te realiseren. De bouwregels uit dit bestemmingsplan zorgen samen met het beeldkwaliteitsplan voor de ruimtelijke kaders.
De Aldi aan de Hugo de Grootstraat (433 m2 wvo) wordt verplaatst naar het plangebied in Fase 2A4. De omvang van de beoogde supermarkt is circa 1200 m2 wvo. Het totale winkelaanbod neemt toe met 767 m2 wvo. Het huidige perceel aan de Hugo de Grootstraat zal uiteindelijk met een aparte ruimtelijke procedure passend worden herbestemd, waarmee een nieuwe invulling aan dit gebied wordt gegeven. Omdat de herontwikkeling nu nog niet concreet is, maar om wel te voldoen aan een maximaal aantal vierkante meters aan supermarkten in Sneek, wordt voor nu alleen de mogelijkheid tot het vestigen van een supermarkt ter plaatse uitgesloten.
Harinxmaland fase 2A maakt onderdeel uit van het moederplan Harinxmaland uit 2006 met een uit te werken woonbestemming. Dit bestemmingsplan is geënt op het Stedenbouwkundig plan "Croonen" en het structuurplan Sneek Wymbritseradeel 2020. Het bestemmingsplan Harinxmaland voorziet in een opgave voor de realisatie van 1.340 woningen. Waarbij uit is gegaan van het hoofdaandeel 2^1 kap en vrijstaande grondgebonden woningen. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de behoefte naar detailhandel en maatschappelijke voorzieningen in de nieuwe woonwijk. Hieronder worden de stedenbouwkundige opzet voor Harinxmaland fase 2A uitgewerkt.
Stedenbouwkundige opzet Harinxmaland fase 2A (vanaf heden)
In analogie van fase 1 is gekozen om zoveel mogelijk water in het plan in te brengen maar eveneens ook in verhouding veel open ruimte met groen en speelvoorzieningen voor jong en oud. Deze opzet is een logische opvolging van fase 1, maar met een eigen karakter. Dit laatste wordt ook mede bepaald door de inpassing van de archeologische vindplaatsen en de onderliggende kavelstructuur van het plangebied.
Een essentieel onderdeel van het plan is de voortzetting van de waterverbinding tussen de Swette en de Frentsjerter Feart. Deze verbinding zal per fase verder in fase 2 tot stand dienen te komen. Hierbij zal met name de vaarweg worden geprojecteerd op de bestaande "opvaarten" die van oudsher in dit gebied aanwezig zijn. Als opvolger van "oude paden nieuwe wegen" nu "oude vaarten nieuwe waterwegen". Hiermee ontstaat er een goede aanvulling op het waternet rond om Sneek en is de mogelijkheid aanwezig als sloepe-route vanaf de Frentsjerter Feart naar de Swette via de Oudvaart (Aldfeart) bij de Snitsermarre (Sneekermeer) te komen.
De opvaarten die van oudsher in het gebied aanwezig zijn, komen ook terug in de structuur, als de inrit voor de supermarkt. De opvaart zal onderscheiden worden door een ander type bestrating te kiezen. Iets ten noorden gaat de opvaart op in de aan te leggen Freantsjerter Feart. Hiermee blijft de structuur van het landschap aanwezig.
In het plangebied van fase 2A is meer aandacht voor het fietsverkeer binnen het plan en de daarmee verbonden wandelroute door het plan. Het autoverkeer dient zoveel mogelijk beperkt te blijven tot de rand van het plan. Hiermee wordt de leefbaarheid van de woonstraten aanzienlijk verbeterd. Door vooral ook veel groen en water in het plan op te nemen is daarmee een positief effect op het tegengaan van hitte-stress. Een stenige omgeving is met het oog op klimaatverandering onverstandig. In Harinxmaland fase 2A wordt daarmee de woningdichtheid 16 woningen per hectare (in fase 1 bedraagt de dichtheid 18 woningen per hectare) en een uitgeefbaarheid van ca. 40%. Daarmee is de leefomgeving in plan 2A nog verder aangepast aan de laatste inzichten op het gebied van klimaat en energieverbruik (koelen kost tweemaal zoveel energie dan verwarmen).
In deze fase wordt ook een aanvang gemaakt met "stads-landbouw" een gewild thema binnen het vergroenen van de woonomgeving en het zelf verbouwen van voedsel. In de woonblokken aan de stadsrondweg zijn in het binnen gebied een 40 tal "buurtakkers" opgenomen die ingebed zijn in het openbaar groen. Hiermee kan ervaring worden opgedaan in het zelf telen van groente en fruit e.d. en maakt ook dat weer contact is met de ruimte waarin men woont. Binnen dit bouwblok wordt tevens een royale speelvoorziening gedacht voor jonge kinderen, waarmee tevens de archeologische vindplaats wordt gemarkeerd.
Harinxmaland is een woonwijk aan de rand van Sneek waar zowel het buitengebied als ook de stad voelbaar samen komen in een groene waterrijke woonomgeving en komt hier een gevarieerd aanbod aan woningtypes in het huur- en koopsegment. In figuur 2.4 is de stedenbouwkundige opzet afgebeeld. In bijlage 1 is ingezoomd op het gebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft. In het stedenbouwkundig plan voor de Harinxmaland wordt ruimte gegeven voor detailhandel en voldoende parkeergelegenheid.
Figuur 2.4 Stedenbouwkundig plan Harinxmaland fase 2A (Bron: Rho Adviseurs)
Voor de realisatie van fase 2A van de woonwijk Harinxmaland is een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Daarbij is fase 2A opgedeeld in verschillende deelfases (2A1 tot en met 2A4) welke samen fase 2A vormen. Dit is nader beschreven in het beeldkwaliteitsplan, dat is opgenomen in bijlage 2. Hieronder wordt fase 2A4 toegelicht en beschreven. Waarbij voor het gehele plangebied geldt dat het wordt opgehoogd tot een hoogte van 0,5 m NAP. Zodat waterrobuust wordt gebouwd.
Deelgebied 2A4 bestaat uit het voorzieningencluster. Binnen dit cluster wordt detailhandel mogelijk gemaakt, in de vorm van een (buurt)supermarkt en twee speciaalzaken. Daarnaast is er ruimte om andere wijkvoorzieningen te huisvesten, bijvoorbeeld een kinderopvang of buurthuis. Ook is de realisatie van woningen mogelijk. De gebouwen in deze zone zijn alzijdig georiënteerd en van hoogwaardige architectonische kwaliteit. Dit bebouwing in dit deelgebied markeert de hoofdentree van de wijk.
Voor fase 2A4 zijn verschillende richtlijnen bepaald. Hieronder worden de belangrijkste uitgangspunten opgesomd:
Plaatsing
De gebouwen aan de zuidzijde zijn nadrukkelijk gericht op de rotonde / entree van de wijk.
Hoofdvorm
Gevelbeeld
Materiaalgebruik
Relatie met de openbare ruimte
Duurzaamheid
Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen ontwikkeling. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de ontwikkelingen mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.
De gemeente Súdwest-Fryslân heeft op 8 november 2018 de ‘Parkeernormennota Súdwest-Fryslân 2018’ vastgesteld. In deze nota is voor een groot aantal functies bepaald hoeveel parkeerruimte nodig is bij een ontwikkeling. Voor de functies die niet zijn genoemd in de Parkeernormennota wordt op basis van de door de CROW vastgestelde richtlijnen (publicatie 381 - december 2018) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
Verkeersgeneratie
Op basis van de gewenste ontwikkeling is de verkeersgeneratie bepaald voor op een gemiddelde weekdag en gemiddelde werkdag. Deze verkeersgeneratie is afgebeeld in tabel 2.1. Er is uitgegaan van een worst case-scenario met de hoogst mogelijke verkeersgeneratie. De gemiddelde werkdagintensiteit is bepaald door gebruik te maken van een omrekenfactor 1,11 voor woonfuncties (CROW-381). De beoogde ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van. 2122 mvt/ etmaal voor een weekdag en 2.355,4 mvt/etmaal voor een werkdag. Dit is via aangesloten wegen af te wikkelen in het heersende verkeersbeeld en zorgt niet voor knelpunten in de verkeersstructuur.
Tabel 2.1: Verkeersgeneratie ontwikkeling Harinxmaland 2A4
Zodra verkeersintensiteiten te hoog worden, komt de oversteekbaarheid en daarmee de verkeersveiligheid onder druk te staan. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie tijdens het maatgevende uur van belang. Als vuistregel geldt dat de verkeersomvang tijdens het maatgevende uur circa 10% van de etmaalwaarde bedraagt. In dit geval gaat het in het drukste uur op werkdagen dan om (2356 *10%) om 236 voertuigen. Deze toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling.
Verkeersafwikkeling
De ontsluiting van de woonwijk Harinxmaland vindt plaats op de Stadsrondweg Noord. Om hierop aan te sluiten wordt een voorrangsplein aangelegd op de rondweg. Bij het ontwerpen van de infrastructuur van de wijk is rekening gehouden met de invulling van het plangebied. De ontsluitende wegen hebben voldoende capaciteit voor de afwikkeling van het verkeer vanuit de wijk.
Door de mogelijkheid van een supermarkt weg te bestemmen op de locatie van de Hugo de Grootstraat 19 vindt er geen toename aan verkeer plaats. Er zijn daarom geen gevolgen voor de verkeersafwikkeling op deze locatie.
Parkeren
Voor de leefbaarheid in de wijk is het verder van belang dat er voldoende parkeergelegenheid is. Dit is onder andere vastgelegd in het Gemeentelijke Verkeer- en Vervoerplan (GVVP). Er wordt in het GVVP niet ingegaan op normen en aantallen. Hiervoor heeft de gemeente de 'Parkeernormennota Súdwest-Fryslân 2018' vastgesteld. In onderstaande tabel 2.2 wordt een overzicht gegeven van de benodigde parkeerplaatsen voor de ontwikkeling van fase 2A4.
Tabel 2.2: parkeerbehoefte ontwikkeling Harinxmaland 2A4 Sneek
Functie | Parkeernorm | Parkeerbehoefte | |
12 woningen kleiner dan 100 m² bvo | 1,5 parkeerplaatsen per woning | 18 | |
Bezoekers woningen | 0,3 parkeerplaats per woning | 3,6 | |
Supermarkt 1.500 m² bvo | 5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo | 75 | |
2 speciaalzaken 300 m² bvo | 3 parkeerplaatsen per 100 m² bvo | 9 | |
Kinderdagverblijf 100 m² bvo | 2,1 parkeerplaatsen per 100 m² bvo | 2,1 | |
Totaal | 106 |
De genoemde parkeernormen uit tabel 2.1 is als uitgangspunt gehanteerd voor de invulling van het plangebied en is gewaarborgd in de regels van dit bestemmingsplan. Zoals uitgewerkt in bijlage 1 worden aan de oost- en zuidkant van de nieuw te realiseren supermarkt voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.
Voor de locatie aan de Hugo de Grootstraat is geen sprake van een aanvullende parkeerbehoefte door het weg bestemmen van de supermarkt.
Conclusie verkeer en parkeren
De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling zal niet tot knelpunten leiden op het omliggende wegennet. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte op basis van de parkeernormen en de gegevens. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling daarmee niet in de weg.
Dit hoofdstuk beschrijft het van belang zijnde Rijks-, provinciale, regionale en gemeentelijke beleid. Daarbij worden, waar nodig, uitgangspunten voor dit bestemmingsplan geformuleerd.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.
Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.
Opgaven
Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vijf opgaven:
De voorgenomen ontwikkeling van Harinxmaland fase 2A4 past binnen de opgaven van het Rijk om 1 miljoen nieuwe woningen te bouwen en om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken. De voorgenomen ontwikkeling zorgt voor een positief effect op het aanbod van voorzieningen in de omgeving.
Realiseren opgaven
In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren.
1. De Omgevingsagenda
Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:
2. De NOVI-gebieden
Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. De regio waarvan de gemeente Súdwest- Fryslân deel van uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. Het beleid uit de NOVI is niet van invloed op de ontwikkeling in het plangebied.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie infrastructuur en Ruimte uit 2012 (SVIR) is geheel opgegaan in de NOVI, behalve enkele onderdelen van bijlange 6, 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit'. Vanuit de SVIR zijn in de NOVI voor de periode tot 2028 de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:
Met de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 14 nationale belangen aan de orde die verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan met toelichting dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening past in die lijn.
Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In paragraaf van deze toelichting gaat hier verder op in.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.
In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
De ladder voor duurzame verstedelijking is van toepassing als een plan wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling'. Of er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling' wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Het mogelijk maken van 12 of meer woningen en meer dan 500 m2 voorzieningen wordt over het algemeen gezien als stedelijke ontwikkeling (ECLI:NL:RVS:2017:1724). Hiervoor dient de ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen te worden.
De ladder voor duurzame verstedelijking dient doorlopen te worden en de behoefte aan moet worden aangetoond. Omdat er op de locatie een nieuw stedelijk gebied wordt gerealiseerd, is een motivering van de locatiekeuze noodzakelijk. Hieronder wordt de conclusies uit de ladder onderbouwing samengevat. De volledige ladder onderbouwing is te vinden in bijlage 3.
Behoefte detailhandel
De dagelijkse voorzieningen voor de nieuwe woonwijk Harinxmaland wordt tot ontwikkeling gebracht in het plangebied fase 2A4. Er is een zorgvuldige locatie-afweging aan vooraf gegaan. De ontwikkeling draagt bij aan de doelstelling die in de 'Detailhandelsstructuurvisie 2019' is gesteld; Het is van belang dat voor iedere inwoner van de stad op loop-en fietsafstand een goed dagelijks aanbod is gewaarborgd. Door de verplaatsing van de Aldi aan de Hugo de Grootstraat wordt dit gewaarborgd.
De beoogde ontwikkeling van de supermarkt en de twee speciaalzaken:
Bij de ontwikkeling van twee speciaalzaken de verplaatsing van de Aldi naar het plangebied is er sprake van zorgvuldig ruimtegebruik.
Behoefte woningen
In maart 2021 zijn afspraken gemaakt over de woningbouwplanning (Woningbouwafspraken 2020-2030). Met de nieuwe woningbouwafspraken is er ruimte ontstaan om plannen aan het woningbouwprogramma toe te voegen. Dit komt doordat er in de kernen Sneek, Bolsward, Workum en Makkum binnenstedelijk vrij geprogrammeerd mag worden en omdat er voor een percentage van 30% overgeprogrammeerd mag worden.
De woningbehoefte voor de gemeente Súdwest-Fryslân is in het Woononderzoek 2018 onderzocht. In het woononderzoek is beschreven dat volgens de provinciale prognose de komende jaren het aantal inwoners daalt in de gemeente Súdwest-Fryslân. Als gevolg van de gezinsverdunning groeit tot circa 2030 het aantal huishoudens – en daarmee de woningbehoefte – nog wel. Tot 2028 is de behoeftegroei ongeveer 1.300 woningen in de gemeente Súdwest-Fryslân. Voor het deelgebied Sneek en buitengebied is een woningbehoefte van 530 tot 590 geraamd. Dit betekent dat gemiddeld 75 woningen per jaar dienen te worden gerealiseerd in het deelgebied Sneek en buitengebied.
Behoefte kinderopvang
In het plangebied wordt ook een kleinschalige kinderopvang gerealiseerd. Er is behoefte naar een kinderdagverblijf door de ontwikkeling van de nieuwe woonwijk. Dergelijke voorzieningen zijn nu (nog) niet in de wijk beschikbaar.
Daarnaast is er de verwachting dat de behoefte naar onderwijs-, en maatschappelijke voorzieningen, afhankelijk van de snelheid van verdere woningbouwontwikkelingen in Harinxmaland, verder zal toenemen. In de uit te werken woonbestemming is rekening gehouden met 9.000 m² aan maatschappelijke voorzieningen. Met het voorgenomen kinderdagverblijf wordt hier deels invulling aangegeven.
Ter bescherming van de nationale belangen is door het Rijk het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) opgesteld. De regels van het Barro moeten in acht worden genomen bij het opstellen van provinciale ruimtelijke verordeningen en inpassingsplannen.
In het Barro zijn regels opgenomen voor de volgende nationale belangen:
Voor het plangebied van dit bestemmingsplan zijn geen Rijksbelangen relevant en is er dus geen belemmering vanuit het Barro voor de voorgenomen ontwikkelingen.
De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI en het Barro. Er wordt bijgedragen aan de realisatie van voldoende woningen en er wordt richting gegeven aan de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken. Het aanbod aan voorzieningen wordt in de regio gestimuleerd. Ook raakt de ontwikkeling van Harinxmaland 2A4 geen nationale belangen uit het Barro. Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waar de beleidsvrijheid bij de gemeente en de provincie ligt. Als laatste wordt door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking de zorgvuldige afweging voor de ontwikkeling gemotiveerd. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.
Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân-De romte diele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 zijn uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met 9 principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud. De insteek om de ambities te realiseren is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.
Toetsing aan de Omgevingsvisie Fryslân-De romte diele
De voorgenomen ontwikkeling is een volgende fase van de nieuwbouwwijk Harinxmaland. Met de ontwikkeling worden 12 woningen, een supermarkt, twee speciaalzaken en een kinderdagverblijf gerealiseerd. Er is voor de voorgenomen ontwikkeling een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie paragraaf 2.5). Hiermee wordt richting gegeven aan zuinig ruimtegebruik en wordt er rekening gehouden met de omgevingskwaliteit in het ontwerp. De ontwikkeling vindt plaats binnen bestaand stedelijk gebied (zie ook paragraaf 3.2.2). Er wordt aangesloten op de negen principes uit de Omgevingsvisie. Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de Omgevingsvisie Fryslân-De romte diele.
In de Verordening Romte Fryslân (vastgesteld op 25 juni 2014) stelt de provincie regels aan de provinciale belangen. Deze regels moeten in gemeentelijke plannen worden vertaald. Voor dit plan zijn de volgende artikelen uit de verordening relevant:
Artikel 1.1.1
In dit artikel wordt aangegeven dat er in principe geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden zijn voor nieuwe stedelijke functies in het landelijk gebied. Hierin wordt als mogelijke afwijking gegeven dat in een ruimtelijk plan een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied kan worden toegestaan.
Op grond van de toelichting op de begrenzing van bestaand stedelijk gebied wordt de locatie desondanks aangemerkt als uitbreiding, omdat het een bestemmingsplan voor een stedelijke woonuitbreiding betreft. Daarmee valt het plan bijvoorbeeld niet onder de afspraken voor plafondloos bouwen en moet het als een uitbreidingsplan worden getoetst aan het woningbouwprogramma. De geplande aantallen woningen zijn in overeenstemming met de woningbouwafspraken 2020-2030 voor de Regio Zuidwest Friesland en provincie Fryslân. Het plan is daarmee in overeenstemming met de regels uit de verordening.
Artikel 2.1.1
Dit artikel gaat over de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke projecten. Hierin wordt het belang van een goede ruimtelijke inpassing omschreven voor uitbreidingslocaties of ontwikkelingen in het landelijk gebied. Vanwege de ligging van Harinxmaland tegen het landelijk gebied (aansluitend op stedelijk gebied) is de ruimtelijke kwaliteit van de voorgenomen ontwikkeling uitgewerkt in het stedenbouwkundig-, en beeldkwaliteitsplan (bijlage 2). Hierin wordt onderbouwd dat de voorgenomen ontwikkeling een passende voortzetting is van de woonwijk Harinxmaland. Door de ruimtelijkheid en gebruik van groen en water wordt er een link gelegd met het landelijk gebied en er is sprake van een gezonde en hoge woonkwaliteit.
Artikel 2.3.1
Dit artikel gaat over het principe zorgvuldig ruimtegebruik. Bij zorgvuldig ruimtegebruik is het van belang dat plannen buiten bestaand stedelijk gebied invulling geven aan dit principe. Uit een motivering moet blijken dat de beoogde functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Hoofdstuk 3.1.2 gaat door middel van de ladder van duurzame verstedelijking in op de behoefte van de ontwikkeling. Door het midden van groenvoorzieningen en water wordt openheid en ruimte gecreëerd en ontstaat een stapsgewijze overgang van bebouwd naar landelijk gebied. Bovendien wordt de bebouwing binnen de contour van de Stadsrondweg Noord gebouwd aansluitend op een eerdere nieuwbouwwijk. Daarmee is sprake van een goede inpassing in en aansluiting op de al aanwezige bebouwingsstructuren.
Artikel 3.1.1
Dit artikel van de provinciale verordening stelt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De ontwikkeling van het plangebied moet passen in het geheel van de regionale woningbouwafspraken tussen de regio en de provincie Fryslân. De kern van de afspraken balans in de woningmarkt. Fryslân.
Op 20 april 2023 is de regionale woondeal 2022-2030 regio Zuidwest Friesland ondertekend waarin het Rijk met de provincie Fryslân en gemeente De Fryske Marren en gemeente Súdwest-Fryslân afspraken heeft gemaakt om de woningbouw te versnellen en de betaalbaarheid van woningen te vergroten. Afgesproken is dat van alle nieuwbouw twee derde betaalbaar is, evenredig verdeeld over koop en sociale huur. Voor het plan geldt dat de gehele fase 2A in delen wordt ontwikkeld, het eerste deel van 80 woningen is geheel gericht op zowel betaalbare koop- als huurwoningen. Het plandeel 2A4 richt zich op het lage en middensegment met 8 sociale appartementen en 4 grondgebonden woningen in het middensegment. De overige plandelen (2A2 en 2A3) richten zich op het midden en hogere segment. Hiermee wordt voldaan aan de inspanningsverplichting om twee derde van de woningen betaalbaar te maken.
In de regionale woondeal Zuidwest-Friesland is o.a. afgesproken dat de gemeente Súdwest-Fryslân minimaal 1980 woningen toegevoegd in de komende 10 jaar. De overeengekomen inzet is expliciet beschreven als een minimale inspanningsverplichting. In navolging hierop brengen partijen gezamenlijk (werkgroep) in kaart in hoeverre planologische regimes tegemoetkomen aan de afspraken in de woondeals. Dit met als doel om planologische kaders niet op voorhand de afgesproken verruiming van de planvoorraad en versnelling van de bouwproductie in de weg te laten staan.
Artikel 4.4.1 en 4.4.2
Deze artikelen gaan over detailhandel. Volgens artikel 4.4.1 kan in een ruimtelijk plan detailhandel buiten het bestaande kernwinkelgebied en het gebied direct daarop aansluitend slechts worden toegestaan indien sprake is van perifere detailhandel. In afwijking van artikel 4.4.1, eerste lid kan in een ruimtelijk plan nieuwe detailhandel worden toegestaan:
a. als onderdeel van een buurtwinkelcentrum mits in de plantoelichting wordt gemotiveerd dat de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied, of
b. als solitaire kleinschalige winkelvestiging in een woonbuurt of gemengde buurt.
2. In dat geval is in de plantoelichting gemotiveerd dat:
b. de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van de kern, en
c. vestiging in het kernwinkelgebied of de centrumrand redelijkerwijs niet mogelijk is, voor zover sprake is van detailhandel in fietsen, autoaccessoires en supermarkten.
Door middel van een quickscan Distributie planologisch onderzoek (bijlage 4) voor de verplaatsing van de Aldi Supermarkt van de Hugo de Grootstraat 19 naar Fase 2A4 van Harinxmaland wordt gemotiveerd dat de detailhandel geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied. En dat de detailhandel wat betreft schaal en functionele en ruimtelijke kwaliteit aansluit bij aard en schaal van de kern. Daarnaast wordt door middel van de ladder onderbouwing (paragraaf 3.1.2) de behoefte van de detailhandel aangetoond. Het plan voldoet hiermee aan de voorwaarden uit de regels van de Verordening met betrekking tot detailhandel.
Omgevingsverordening Fryslân 2022
Op 16 februari 2021 is de omgevingsverordening Fryslân als ontwerp ter inzage gelegd. Deze omgevingsverordening zal de Verordening Romte uit 2014 gaan vervangen als de Omgevingswet in werking treedt. De inhoudelijke principes uit beide verordeningen blijven grotendeels gelijk op het gebied van stedelijke functies waardoor de voorgenomen ontwikkeling ook binnen het beleid van de nieuwe omgevingsverordening Fryslân zal passen.
Bij de wijk ontwikkeling Harinxmaland fase 2A4 wordt rekening gehouden met de bestaande omgevingskwaliteiten van Sneek en het omliggende landelijk gebied. Hierbij wordt aangesloten op de Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. Daarnaast zijn er vanuit de relevante artikelen uit de Verordening Romte (2014) geen belemmeringen. Door de krapte op de woningmarkt krijgen gemeenten meer ruimte voor woningbouw. Er wordt voldoende invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Daarnaast doet de verplaatsing van de Aldi supermarkt geen afbreuk doet aan de functionele en ruimtelijke kwaliteit van het bestaande kernwinkelgebied. Uit het voorgaande blijkt dat de provinciale belangen voldoende zijn geborgd.
De gemeenteraad heeft op 29 april 2021 de Omgevingsvisie 1.0 'Oars tinke yn Súdwest': samenwerken aan een gezonde leefomgeving' vastgesteld. Deze visie is tot stand gekomen met de inwoners en ketenpartners van Súdwest-Fryslân. De Omgevingsvisie 1.0 schetst de hoofdlijnen van de ontwikkelingsrichting voor de woon- werk- en leefomgeving op de langere termijn. De Omgevingsvisie helpt om keuzes te maken bij ontwikkelingen die de fysieke leefomgeving beïnvloeden en nodigt uit tot ontwikkelingen. Met deze Omgevingsvisie kan de gemeente beoordelen of ontwikkelingen en projecten bij Súdwest-Fryslân passen.
De Omgevingsvisie 1.0 bestaat uit vijf thema's:
In de Omgevingsvisie 1.0 is een koppeling gelegd met de 17 duurzame ontwikkeldoelen (Sustainable Development Goals) zoals die wereldwijd worden gehanteerd. De gemeenteraad heeft in de Omgevingsvisie 1.0 de kaders op hoofdlijnen voor toekomstige ontwikkelingen vastgesteld. De maatregelen om de vastgestelde thema's uit te kunnen werken worden beschreven in, samen met de ketenpartners, op te stellen omgevingsprogramma's. Dit om de ambities uit de Omgevingsvisie 1.0 dichterbij te brengen. Het college van B&W stelt de omgevingsprogramma's vast. Zoals in de thema-onderdelen van de Omgevingsvisie benoemd, worden de volgende omgevingsprogramma's opgesteld:
Het voorliggende plan voorziet in de bouw van 12 nieuwe woningen, een supermarkt, twee speciaalzaken en een kinderdagverblijf. De gebouwen zullen gasloos worden gerealiseerd. De wijk wordt groen opgezet om een gezonde en leefbare wijk te creëren, zie ook paragraaf 2.5. Daarnaast is voldoende aanbod aan voorzieningen van belang voor veerkrachtige en leefbare wijken, dorpen en steden. Gelet hierop past de ontwikkeling dan ook binnen de Omgevingsvisie Súdwest-Fryslân.
Op 20 juli 2017 is de Woonvisie vastgesteld door de gemeenteraad. Deze visie vormt het uitgangspunt voor het woonbeleid. In 2019 is door de gemeenteraad een ambitiedocument met een visie op de woningbouwvraagstuk vastgesteld. Het ambitiedocument is een aanscherping op de woonvisie in verband met de marktomstandigheden. De onderstaande uitgangspunten zijn leidend als het gaat om woningbouw:
Specifiek voor Sneek bedraagt tot 2028 de extra vraag 530 tot 590 woningen. In Sneek zal naar verwachting tot ruim na 2028 huishoudensgroei plaatsvinden. Sneek en Bolsward zijn groeikernen. In deze groeikernen zet de gemeente in op transformatie/herbestemmen en nieuwbouw op inbreidingslocaties. Daarnaast kennen de grotere kernen de meeste herstructureringslocaties die geschikt zijn voor tijdelijke woonconcepten. Om in de behoefte te voorzien, is in Sneek en Bolsward ook ruimte voor projectmatige nieuwbouw. In de woonstrategie 2020-2030 is aangegeven dat Harinxmaland fase 2 per direct in ontwikkeling zal worden genomen door de gemeente.
Het voorliggend plan betreft de realisatie van 12 woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Hiermee sluit de ontwikkeling aan op de woonvisie, het ambitiedocument en de woonstrategie.
De gemeente Súdwest-Fryslân heeft voor de toetsing van bouwwerken de welstandsnota Súdwest-Fryslân opgesteld. Hierin zijn welstandscriteria opgenomen waaraan nieuwe ontwikkelingen getoetst moeten worden. Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria worden gebruikt voor de kleine en middelgrote bouwplannen die zich voegen binnen de bestaande ruimtelijke structuur van Súdwest-Fryslân. Deze criteria zijn gebaseerd op de plaatselijke identiteit en het architectonisch vakmanschap en de ruimtelijke kwaliteit zoals die in de bestaande situatie worden gebruikt.
Voor nieuw te ontwikkelen gebieden of gebieden die ingrijpend worden veranderd, zijn of worden specifieke welstandscriteria opgesteld. Dat kan in de vorm van een door de gemeenteraad vast te stellen beeldkwaliteitsplan.
Het voorliggende planvoornemen voorziet in fase 2A4 van de ontwikkeling van Harinxmaland in Sneek. Voor de stedenbouwkundige structuur is voor de ontwikkeling een apart beeldkwaliteitsplan opgesteld. In bijlage 2 is het beeldkwaliteitsplan opgenomen. Bij de beoordeling van de bouwplannen zal dit beeldkwaliteitsplan als toetsingskader gelden.
Vanwege de rol van de detailhandelssector is het van groot belang dat de detailhandel in de gemeente Súdwest-Fryslân van goede kwaliteit en toekomstbestendig is. In het licht van vele ontwikkelingen in de detailhandel en daarbuiten zoals krimp, vergrijzing en internet is het noodzakelijk om een goede, heldere toekomstvisie op detailhandel te hebben.
De detailhandelsstructuurvisie is een toetsingsdocument voor nieuwe ontwikkelingen en ruimtelijk beleid en fungeert hopelijk ook als aanjager van ontwikkelingen. Súdwest-Fryslân kent twee gezichten. Het ene beeld is een stedelijke zone langs de Rijksweg A7 met de twee grootste woonkernen, de historische steden Sneek en Bolsward. Qua inwoneraantal en werkgelegenheid ligt hier duidelijk het zwaartepunt van de gemeente.
Op het gebied van de detailhandel laat Súdwest-Fryslân een divers karakter zien. De gemeente herbergt een breed palet aan kernen, van stedelijke en (boven)regionale detailhandelskernen tot kleine landelijke dorpen met weinig of geen detailhandelsvoorzieningen.
Voor het stedelijk cluster "Sneek-Bolsward" is het streven om het hoge voorzieningenniveau op peil te houden en waar mogelijk uit te breiden. De fysieke en digitale bereikbaarheid moet daarbij worden verbeterd. De Ontwikkelvisie zet vooral ook in op de sterke positie van de binnensteden van Bolsward en Sneek. De binnensteden worden genoemd als zeer belangrijke vestigingslocaties die zorgen voor 30% van het aantal arbeidsplaatsen in Súdwest-Fryslân. Dit vraagt om een antwoord op ontwikkelingen als internetverkoop en schaalvergroting.
De gemeente ondersteunt initiatieven voor behoud van voorzieningen mits deze op langere termijn economisch en maatschappelijk rendabel zijn In de ambitie voor Sneek ligt een duidelijke plus om nog meer de winkelstad van onze regio te zijn. Hiervoor is het noodzakelijk om bezoekers zeer ruim, divers aanbod, uniciteit en sfeer (recreatief winkelen) te kunnen bieden. Het recreatieve winkelen en complete aanbod staat voorop.
In het 'Kader initiatieven supermarkten' is beschreven hoe de supermarktstructuur in Sneek eruit moet zien. Het is van belang dat voor iedere inwoner van de stad op loop-en fietsafstand een goed dagelijks aanbod is gewaarborgd. Een goede spreiding is ook gewenst voor het voorkomen van ongewenste automobiliteit binnen het stedelijk gebied. Initiatieven buiten bestaande locaties zijn alleen mogelijk wanneer volgens onderzoek een goed en gespreid supermarktaanbod in de wijken op loopafstand blijft.
De beoogde ontwikkeling bevindt zich aan de rand van de stad en is goed bereikbaar door de ontsluiting met de Stadsrondweg Noord. Hiermee draagt het bij aan de verzorgingsfunctie die Sneek heeft voor de kernen om de stad heen. De beoogde ontwikkeling zorgt ervoor dat de nieuwe woonwijk Harinxmaland toegang heeft tot een goed dagelijks aanbod in de buurt. Daarnaast blijft de korte afstand tot een goed dagelijks aanbod behouden door de verplaatsing van de Aldi aan de Hugo de Grootstraat. Hiermee sluit de beoogde ontwikkeling aan op de detailhandelsstructuurvisie.
De duurzaamheidsvisie geeft richting aan de missie van de gemeente om een duurzame toekomstbestendige gemeente te worden. De gemeente wil duurzaamheid voor iedereen in Súdwest-Fryslân praktisch en toepasbaar maken. De gemeente wil samen met burgers en bedrijven werken aan een duurzame samenleving. Hiertoe gelden een aantal spelregels, namelijk dat ten opzichte van nu meer in de menselijke basisbehoeften moet worden voorzien, de bodem minder moet worden uitgeput, minder schadelijke chemische stoffen worden gebruikt en de natuur minder wordt aantast.
In de visie stelt de gemeente zichzelf een aantal strategische doelen. Eén van deze doelen is het op aardgas aangewezen woningbestand niet verder uit te breiden. Per 1 juli 2018 dient reeds alles gasloos te worden gebouwd. Een ander doel is om te bouwen met materialen die uit en/of terug keren in gezonde gesloten kringlopen. Waar mogelijk wordt gewerkt met herbruikbare materialen zoals hout.
In het voorgenomen plan wordt bij de verdere uitwerking en de bouwvergunning rekening gehouden met de ambities uit de duurzaamheidsvisie van de gemeente Súdwest-Fryslân.
Met het vaststellen van de 'Erfgoednota 2021-2026 Cultureel Erfgoed is geen keus' (april 2021) heeft de gemeente haar visie en missie op behoud en ontwikkeling van het erfgoed vastgesteld. De gemeente SWF zorgt samen met de mienskip dat cultureel erfgoed duurzaam behouden en ontsloten wordt en zichtbaar en beleefbaar is. Dit doet zij door erfgoed te waarderen en te beschermen, bewustwording en samenwerking te stimuleren en daardoor erfgoed te versterken en levend te houden.
De mienskip heeft tijdens het 'Rondje Súdwest' in 2019 in het kader van de Omgevingsvisie 1.0 'Oars tinke yn Súdwest' (2021) cultureel erfgoed benoemd als wezenlijk onderdeel van thema 2 van de 5 thema's in de Omgevingsvisie 1.0: sterke kernwaarden: cultureel erfgoed, natuur, weids en waterrijk landschap. Ook het weidse en waterrijke landschap is erfgoed. Immers, de meren, kanalen en sloten en weide- en akkergronden zijn allemaal onder menselijke invloed ontstaan en verder vormgegeven, oftewel cultuurlandschap. In die zin geldt hetzelfde voor thema 4: vitaal en aantrekkelijk landschap. Ook in thema 3: veerkrachtige en leefbare wijken, dorpen en steden en thema 5: duurzaam, energieneutraal en klimaatadaptief heeft cultureel erfgoed een rol als wezenlijk onderdeel van de bijzondere woonkwaliteiten. Een zorgvuldige afweging van de cultuurhistorische waarden om de omgevingskwaliteit te kunnen waarborgen en te versterken is dus essentieel.
Het is een gemeentelijke wettelijke taak om te komen tot een zorgvuldige planbehandeling en besluitvorming voor wat betreft cultuurhistorie. Als gevolg van het beleid 'Modernisering Monumentenzorg' is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat gemeenten verplicht zijn cultuurhistorie mee te wegen bij het opstellen van het bestemmingsplan. Niet alleen de cultuurhistorische waarden in de grond (archeologie), maar ook die boven de grond moeten meegenomen worden.
Zo stelt de gemeente bij bestemmingsplannen cultuurhistorische analyses op en gaat de gemeente bij de bescherming van archeologische (verwachtings)waarden in bestemmingsplannen formeel uit van de gemeentelijke FAMKE (Friese Archeologische Monumentenkaart Extra), een uitsnede van de provinciale FAMKE. Voor de bekende en de te verwachten cultuurhistorische waarden gaat de gemeente uit van de Cultuur Historische kaart van de provincie Fryslân (CHK) en de Landschapsbiografie Súdwesthoeke. Deze kaarten zijn daarmee onderlegger voor het in de Erfgoednota geformuleerde beleid. Niet alle op deze kaarten aangegeven waarden kunnen echter behouden blijven, hier komt een gemeentelijke afweging aan te pas.
In de toelichting van het bestemmingsplan moet beschreven worden hoe het bestemmingsplan met deze waarden omgaat. Een nadere onderbouwing in dit bestemmingsplan is gegeven in paragraaf 4.7.2. Op de plankaart kunnen cultuurhistorische waarden aangeduid worden met dubbelbestemmingen en/of aanduidingen. In de regels bij het bestemmingsplan moet worden omschreven welke voorschriften er aan die bestemming zijn gekoppeld. Met de komst van de Omgevingswet worden deze op een gegeven moment doorvertaald naar het omgevingsplan.
Uit het beleid van de gemeente komt duidelijk de wens naar voren om ook fase 2A4 van Harinxmaland te realiseren. Door de ligging van het plangebied, de inpassing met de huidige structuur van de wijk en het dorp, en de grote vraag op korte termijn maakt voorgenomen ontwikkeling passend binnen het gemeentelijk beleid.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. In de volgende paragrafen worden de relevante omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.
Toetsingskader
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, zie aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Toetsing
Binnen het plangebied worden een aantal ontwikkelingen voorgesteld die voorkomen in het Besluit m.e.r. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Hiervoor geldt het volgende:
Voor alle andere gevallen waarvan de activiteit wel past binnen de beschrijving van kolom 1 uit de D-lijst, moet het bevoegd gezag (weliswaar vormvrij) beoordelen of desalniettemin de uitgebreide m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op basis van de uitkomsten van het omgevingsonderzoek zoals dat hiervoor in hoofdstuk 4 is toegelicht, kan worden geconcludeerd dat de effecten op het milieu beperkt zijn. Op grond hiervan kan het bevoegd gezag het besluit nemen dat er geen aanleiding is voor het doorlopen van de uitgebreide m.e.r.-procedure.
Conclusie
Deze ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. De voorgenomen activiteiten zijn kleiner dan de drempelwaarde. Er vinden ontwikkelingen plaats met een maximale oppervlakte van maximaal 3.000 m². Voor het plan is daarom een 'vormvrije' mer-beoordeling noodzakelijk. Deze is opgenomen als bijlage 5.
Toetsingskader
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidzones van toepassing. Als geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen. Bij het plangebied van fase 2A4 is sprake van een geluidgezoneerde spoorweg. Ook is aspect 'wegverkeerslawaai' aan de orde. Nabij het plangebied 2A4 is geen industrielawaai.
Omdat er bij de Hugo de Grootstraat geen gevoelige objecten worden mogelijk gemaakt is een toetsing aan de Wet geluidhinder op deze locatie niet noodzakelijk.
Wettelijke geluidszone wegen
Woningen worden door de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) als geluidsgevoelig aangemerkt. Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige gebouwen mogelijk worden gemaakt, dan is volgens de Wgh akoestisch onderzoek verplicht indien deze worden geprojecteerd binnen de geluidszone van een weg (of spoorweg). Daarnaast dient op basis van jurisprudentie in het kader van een goede ruimtelijke ordening aannemelijk te worden gemaakt dat ook sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau wanneer de ontwikkeling is gesitueerd nabij niet gezoneerde wegen (30 km-wegen).
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Deze hogere grenswaarde mag de uiterste grenswaarde niet te boven gaan. De uiterste grenswaarde is op grond van artikel 83 Wgh afhankelijk van de ligging van de woningen (binnen- of buitenstedelijk). Voor de beoogde binnenstedelijke ontwikkeling geldt een maximaal toelaatbare hogere waarde van 63 dB voor wegverkeerslawaai.
Railverkeerslawaai
Het plangebied is, op basis van de referentiepunten van het spoor ter hoogte van het plangebied, gelegen in de geluidzone van de spoorlijn Leeuwarden-Stavoren (zonebreedte 100 m). Akoestisch onderzoek naar aanleiding van spoorweglawaai is daardoor noodzakelijk. De voorkeursgrenswaarde bedraagt Lden = 55 dB voor woningen en de maximale grenswaarde Lden = 68 dB.
Akoestisch Onderzoek
In het kader van het bestemmingsplan Sneek - Harinxmaland fase 2A1 is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar spoor- en wegverkeerslawaai. Het plangebied van fase 2A4 ligt op een verdere of gelijke afstand van de wettelijke geluidszones (Wet geluidhinder) van de spoorlijn Leeuwarden-Stavoren en de provinciale weg N354 (Stadsrondweg Noord) als fase 2A1 waarvoor akoestisch onderzoek is uitgevoerd in 2022. Om die reden is het akoestisch onderzoek (bijlage 6) ook voor dit bestemmingsplan als uitgangspunt gebruikt.
Uit de wegverkeerslawaaiberekeningen blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Stadsrondweg Noord hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB (zie figuur 5.1). De hoogste berekende waarde bedraagt Lden = 58 dB op de aan de Stadsrondweg Noord gelegen bouwblokken. De maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB wordt niet overschreden, zodat het plan zonder meer kan worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden van de Wgh. Hiervoor zijn hogere waarden vastgesteld (zie conclusie).
Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. In het onderhavige geval zijn geluidschermen vanwege stedenbouwkundige overwegingen niet wenselijk en het aanbrengen van geluidreducerend asfalt wordt niet als kosteneffectief gezien, ook vanwege de hogere onderhoudskosten na aanleg.
De geluidsbelasting vanwege railverkeerslawaai bedraagt ten hoogste Lden = 55dB op de oostzijde van het plan, waarmee de voorkeursgrenswaarde voor railverkeerslawaai van Lden = 55 dB (woningen) niet wordt overschreden. Een hogere waarde procedure is dan niet noodzakelijk.
De gecumuleerde waarde Lcum kan worden berekend door energetische sommatie van de L*-waarden. De hoogst bereikende waarde voor Lcum (niet nader gepresenteerd) bedraagt Lden = 60 dB ter plaatse van het bouwblok aan de Stadsrondweg Noord en het spoor. Het geluid vanwege wegverkeer is bepalend. Cumulatie speelt een geringe rol omdat railverkeerslawaai een geluidsbelasting geeft aan de oostzijde en wegverkeerslawaai met name aan de zuidzijde.
Op basis van de berekende cumulatieve geluidbelasting en een binnenwaarde van 33 dB (Bouwbesluit 2012) wordt in het bestemmingsplan de benodigde geluidwering van de geluidbelaste gevels via artikel 5.2.5 uit de planregels vastgelegd. Hierbij is voor woonblok A een geluidwering gevel van 26 dB vastgelegd en voor de woonblokken C, D, E, F en G een geluidwering gevel van 27 dB vastgelegd. In figuur 4.1 zijn de verschillende woonblokken weergegeven.
Figuur 4.1 Weergave van de vast te stellen hogere waarde per woonblok
Geluid warmtepompen
Warmtepompen, en dan met name lucht-/water warmtepompen, kunnen geluid produceren. In artikel 3.8, lid 2 van het Bouwbesluit 2012 worden eisen gesteld aan buiten opgestelde installaties voor warmte- of koudeopwekking (dus ook Airco's). Op de perceelsgrens mag het geluidniveau niet meer bedragen dan 40 dB(A), bepaald volgens de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai en het gestelde in bijlage VIII bij de Regeling Bouwbesluit 2012. Op basis daarvan geldt dat indien een installatie een afzonderlijke instelling heeft voor de avond- en nachtperiode (19:00 - 7:00 uur), wordt het gemeten geluidsniveau in de dagperiode (7:00 - 19:00 uur) gecorrigeerd met -5 dB, wat betekent dat 45 dB(A) is toegestaan.
In of rond een nieuwe woonwijk kan een cumulatief effect ontstaan vanwege alle individuele warmtepompen. Dit effect is locatiespecifiek en afhankelijk van de per woning te installeren installatie en daarmee op voorhand niet te kwantificeren. Gezien de eisen op de perceelsgrens wordt er geen relevant cumulatief effect verwacht. Een toetsing van dit aspect kan niet eerder plaatsvinden dan ten tijde van de aanvraag van een Omgevingsvergunning.
Conclusie weg- en railverkeerslawaai
Samenvattend kan worden gesteld dat de woningen kunnen worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarden van de Wgh.
Vanwege de geluidbelasting van de Stadsrondweg Noord op de woningen is een hogere waarde procedure doorlopen, waarbij een generieke hogere waarde van Lden = 58 dB voor de woningen is vastgesteld.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden.
Toetsing
In en rondom het plangebied worden een verscheidenheid aan functies mogelijk gemaakt. Ten noorden van het plangebied ligt een bedrijfsbestemming en aan de zuidkant van het plangebied zijn dienstverlenende functies aanwezig. Er kan daarom gesproken worden van een 'gemengd gebied'.
In het plangebied vestigen zich onder meer een supermarkt, twee speciaalzaken en een kinderdagverblijf.
Voor supermarkten (en speciaalzaken) geldt een richtafstand van 10 meter in een rustige woonwijk. Voor een gemengd gebied mag de afstand verlaagd worden naar een 0 meter. Desondanks kan een supermarkt geluidhinder veroorzaken voor de directe woonomgeving. Om die reden is een akoestisch onderzoek inrichtingslawaai uitgevoerd (zie bijlage 7). Het doel van het onderzoek is om na te gaan of er kan worden voldaan aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving van de supermarkt. In dit onderzoek is geconcludeerd dat aan de maximale geluidsniveaus wordt voldaan, de verkeerstoename door de vestiging van de supermarkt opgaat in het heersende verkeer en de laad- en loslocatie inpandig is en geen onevenredige geluidshinder veroorzaakt.
Voor een kinderdagverblijf geldt een richtafstand van 10 meter in een gemengd gebied. De woningen in het plangebied van fase 2A4 zullen op minder afstand komen van de te realiseren kinderopvang. Door de kleinschaligheid van de kinderopvang (100 m²) kan deze functie gelijk geschaald worden aan een 'aan huis gebonden beroep' of ondergeschikte functie. Het is daarom geoorloofd om een kortere afstand aan te houden tussen de woningen en de kinderopvang.
Het wegbestemmen van de supermarkt op de huidige locatie heeft geen negatieve invloed op de woningen in de omgeving. De locatie blijft verder bestemd voor overige detailhandelsfuncties.
Aan de Ivige Leane 28 is een kinderdagverblijf gevestigd. Daarnaast is er volgens het bestemmingsplan op deze locatie ook een bewegingsstudio en schoonheidssalon mogelijk. Er is hier sprake van een categorie 2 bedrijf met een gewenste richtafstand van 30 meter tot aan woningen in een rustige woonwijk. In deze omgeving mag door de verschillende functies een richtafstand van 10 meter worden aangehouden. De nieuw te realiseren woningen in het plangebied van fase 2A4 liggen op een afstand van 30 meter. Er wordt hiermee een aanvaardbaar woon- en leefklimaat geborgd.
Rondom het plangebied van fase 2A4 van Harinxmaland is verder geen bedrijvigheid gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen vormen van bedrijvigheid aanwezig die een belemmering kunnen vormen voor de ontwikkeling van het gebied. De kantoorpanden ten zuiden van het plangebied liggen op een afstand van meer dan 100 meter en hebben derhalve geen invloed op de ontwikkelingen in het plangebied.
Conclusie
Op basis van bovenstaande motivering kan worden geconcludeerd dat het aspect milieuzonering geen belemmering vormt voor het plan.
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Om eventuele belemmeringen in te schatten is het bodemloket geraadpleegd (figuur 4.2). Het bodemloket geeft aan dat er in juni 2022 verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd en dat de gronden voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Omdat het voorgenomen plangebied wordt gebruikt als agrarische cultuurgrond worden er geen belemmering op het gebied van bodem verwacht.
Figuur 4.2 Bodem informatie plangebied 2A4 (Bron: Bodemloket.nl)
Het verkennend (water)bodemonderzoek is uitgevoerd als onderdeel van het bestemmingsplan Sneek - Harinxmaland fase 2A1. Tijdens dit onderzoek is ook het plangebied voor dit bestemmingsplan meegenomen. Het volledig onderzoek is opgenomen in bijlage 8. Op grond van het uitgevoerde onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een bodemverontreiniging van betekenis en de onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek en/of sanerende maatregelen.
Wel gelden er wettelijke beperkingen bij het verplaatsen en elders toepassen van grond. Derhalve wordt aanbevolen bij grondverzet zoveel mogelijk grond op de locatie te hergebruiken. Indien bij eventuele graafwerkzaamheden op deze locatie grond vrijkomt, die elders zal worden hergebruikt, is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.
Voor de verplaatsing van de Aldi supermarkt vanaf de Hugo de Grootstraat 19 zijn geen restricties op het gebied van bodem. Het uitsluiten van een supermarkt op de locatie van de Hugo de Grootstraat heeft geen invloed op de status van de bodem.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg /m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
Het bestemmingsplan maakt de realisatie van 12 woningen, een supermarkt, twee speciaal zaken en een kinderdagverblijf/buurthuis mogelijk. Uit paragraaf 2.6 blijkt dat de extra verkeersgeneratie die door de beoogde ontwikkeling ontstaan maximaal 2.122 mvt per etmaal bedragen. Door middel van de NIBM-Tool is berekend of de verkeerstoename niet in betekende mate is voor de gevolgen voor de luchtkwaliteit (tabel 4.2)
Tabel 4.2 NIBM-Tool gevolgen luchtkwaliteit
Uit de NIBM-Tool blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 1,86 µg/m³ en van fijn stof van 0,46 µg/m³ (zie tabel 4.1). De stikstof toename blijft niet onder de 1,2 µg/m³, de grens van 1,2 voor fijn stof wordt niet overschreden.
Uit de NIBM-Tool blijkt dat niet zondermeer gesteld kan worden dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Om de effecten van de ontwikkeling op de luchtkwaliteit te bepalen is onderzocht wat de concentraties luchtverontreinigende stoffen langs de dichtstbijzijnde weg bedroegen. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Stadsrondweg Oost, direct ten oosten van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 10,3 µg/m³ voor NO2, 13,6 µg/m³ voor PM10 en 6,5 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er op dit moment ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
De jaargemiddelde waarden voor stikstof zijn dermate laag dat een toename van 1,86 µg/m³ stikstof acceptabel is. De concentratie NO2 zal toenemen tot 12,16 µg/m³ (10,3 + 1,86), de bijdrage van het plan leidt derhalve niet tot overschrijding van de grenswaarden zoals opgenomen in tabel 4.1.
Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied na de voorgenomen ontwikkeling nog steeds sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er wordt dan ook voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Algemeen
Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:
Natura 2000-gebied
Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De Natura 2000-gebieden die binnen 25 kilometer van het plangebied zijn gelegen betreffen het Sneekermeergebied, Witte en Zwarte Brekken en Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving. Deze drie gebieden zijn niet stikstofgevoelig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied is Alde Feanen (16,0 km).
Ondanks dat de voorgenomen locatie voor de ontwikkeling buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van het plangebied in theorie leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.
Wettelijk kader
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Per 1 juli 2021 trad de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.
Stikstofberekening
De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat er als gevolg van de gewenste ontwikkeling geen sprake is van een overschrijding van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar in de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. De aanleg- en exploitatiefase zijn worstcase in dezelfde berekening meegenomen. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De stikstofberekening en de bijbehorende memo zijn opgenomen in bijlage 9.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.
Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.
Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort. Voor de volledige twee fase van Harinxmaland is ter plaatse een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven. Het gehele rapport is opgenomen in bijlage 10.
Met de voorgenomen ontwikkeling zullen enkele sloten worden gedempt en het terrein bouwrijp worden gemaakt. De nieuwe gedragscode soortbescherming voor gemeenten krachtens 22 april 2020 kan voor veel soorten worden gehanteerd, en biedt in veel gevallen vrijstelling van ontheffingsplicht onder specifieke voorwaarden en werkwijzen. In bijlage 12 is de gedragscode opgenomen.
De ontwikkeling zal naar verwachting leiden tot een beperkt verlies van leefgebied van een aantal beschermde soorten waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Het betreft soorten als ree, vos, haas, konijn, marterachtigen en diverse algemene (spits)muis-, amfibieën- en vissensoorten. De ingreep heeft geen invloed op de gunstige staat van instandhouding van deze soorten omdat er sprake is van een tijdelijke, en plaatselijke verstoring, voldoende leefgebied aanwezig blijft en het relatief algemene soorten betreft.
Vleermuizen
Verblijfplaatsen van vleermuizen zijn uit te sluiten. Het plangebied vormt in geringe mate geschikt foerageergebied. Essentieel foerageergebied is echter uit te sluiten, temeer gezien de ligging in een groene omgeving.
Om eventueel aanwezig foerageergebied functioneel te houden en verstoring te voorkomen, dienen twee maatregelen in acht te worden genomen:
Grote modderkruiper
Het leefgebied van de grote modderkruiper bestaat uit ondiepe wateren met een dikke modderlaag en een uitbundige waterplantengroei (RAVON). Dergelijk habitat is binnen de sloten binnen het plangebied (deels) aanwezig. Op de bodem van de sloten is veel voedselrijk slib aanwezig, de waterplantengroei is op sommige delen uitbundig waar het op andere plekken nagenoeg volledig ontbreekt. De soort is echter niet uit te sluiten. Nader onderzoek is noodzakelijk om de aanwezigheid van de soort aan te tonen dan wel uit te sluiten. Hieruit zal blijken of het aanvragen van een ontheffing Wnb nodig is. Er geldt geen vrijstelling voor de ontheffingsverplichting vanuit de gedragscode soortenbescherming voor gemeenten. Wel zijn hier voorwaarden en werkwijzen in opgenomen die moeten worden opgevolgd wanneer de soort wordt aangetroffen in het vervolgonderzoek.
Daarop is een vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van de modderkruiper uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 11. De aanwezigheid van de grote modderkruiper is onderzocht middels de eDNA methode, waarbij watersamples uit de betreffende watergangen worden genomen die vervolgens worden geanalyseerd zijn op de aanwezigheid van DNA-fragmenten van de grote modderkruiper. Hierbij is vastgesteld dat grote modderkruiper niet aanwezig is in de bemonsterde watergangen. Er is daarom geen belemmeringen vanuit de Wnb ten aanzien van deze soort.
Vogels met jaarrond beschermde nesten
Van een aantal vogelsoorten zijn de nesten het hele jaar door beschermd. Ook de functionele leefomgeving is daarbij beschermd. Bij de aantasting van de nestlocatie en/of de functionele leefomgeving is een ontheffing Wnb noodzakelijk. In het plangebied zelf zijn geen (potentiële) nesten aangetroffen met een jaarrond beschermde functie. In de directe omgeving kunnen echter nesten van vogels met jaarrond beschermde nesten worden bezet waar in de uitvoering rekening mee dient te worden gehouden. Hierbij dient de verstoringsafstand in acht te worden genomen om verlating van het nest of verstoring van jongen te voorkomen.
Broedvogels
Voor alle beschermde inheemse (ook algemeen voorkomende) vogelsoorten geldt een verbod op handelingen die opzettelijk nesten, rustplaatsen en eieren vernielen of beschadigen, alsook op het wegnemen van nesten van vogels. Daarnaast is het verboden vogels opzettelijk te storen, tenzij de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. In veel situaties kan dit voorkomen worden door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren.
Ten behoeve van de ontwikkeling hoeft geen ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd. Voor het overige worden er geen negatieve effecten op de NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Tevens zijn er geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten.
Ten slotte is op basis van de Wnb altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat eenieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving. Concreet betekent dit dat bij (ruimtelijke) ingrepen gezorgd moet worden dat dieren niet verstoord of gedood worden en dat planten niet zomaar verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld broedende vogels, de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet van kracht geworden. De Monumentenwet 1988 is met ingang van 1 juli 2016 dan ook vervallen. De bepalingen uit de Monumentenwet 1988 zijn deels overgegaan naar de Erfgoedwet en – zodra die wet in werking treedt in 2022 – deels naar de Omgevingswet. De bepalingen en vergunningen uit de Monumentenwet 1988 die overgaan naar de Omgevingswet blijven van toepassing tot de datum dat de Omgevingswet in werking treedt. Deze artikelen gelden tot dat moment als overgangsrecht op grond van de Erfgoedwet en tenzij expliciet vermeld, veranderen deze niet van inhoud. Tot die tijd blijft de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) het wettelijke kader voor de omgang met gebouwde en aangelegde rijksmonumenten en de Monumentenwet 1988 voor de omgang met de archeologische rijksmonumenten.
Tot cultuurhistorie worden voor dit bestemmingsplan gebouwde monumenten inclusief beschermde stads- en dorpsgezichten, archeologie en cultuurlandschap gerekend. In deze paragraaf wordt een analyse gemaakt van de cultuurhistorische (verwachtings)waarden en het eventueel noodzakelijke beschermingsregime. Bij deze analyse wordt volgens de gemeentelijke erfgoednota uitgegaan van de Landschapsbiografie Súdwesthoeke, de Cultuur Historisch kaart van de provincie Fryslân (CHK), waar ook de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) deel van uitmaakt.
Algemeen
Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met de bekende en de te verwachten archeologische waarden. Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van het gemeentelijk beleid bepaald. De gemeente volgt hiertoe de provinciale Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). Op deze kaart worden voor de perioden steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen adviezen gegeven over eventueel te verrichten onderzoeken.
De archeologisch waardevolle terreinen en de verwachtingszones zijn beschermd via een dubbelbestemming archeologie, afhankelijk van de toegekende waarde. Zoals gezegd wordt gebruik gemaakt van twee soorten archeologische waarden. Het betreft de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Waarde - Archeologie 1 wordt gehanteerd voor terreinen of gebieden die op de FAMKE het advies 'streven naar behoud' en 'waarderend onderzoek' hebben meegekregen, dus de bekende archeologisch waardevolle terreinen. Waarde - Archeologie 2 wordt gehanteerd voor gebieden die op de FAMKE het advies 'karterend onderzoek' en 'quickscan' hebben gekregen en zijn dan ook gebieden met een archeologische verwachtingswaarde.
Analyse
Locatie Harinxmaland fase 2A4
In gebieden met een archeologische waarde (Waarde - Archeologie 1) zijn in principe ingrepen vanaf 50 m² en dieper dan 40 cm vergunningsplichtig en moet een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden voorafgaand aan de vergunningverlening. Dit om de archeologische behoudenswaardigheid in voldoende mate te kunnen bepalen. Het vaststellen van de archeologische waarde wordt gedaan aan de hand van één of meerdere archeologisch vooronderzoeken. In eerste instantie moet een bureau- en booronderzoek worden uitgevoerd. Eventueel volgt hierop nog een proefsleuvenonderzoek. Na iedere onderzoeksfase wordt de rapportage van het betreffende onderzoek ter beoordeling aan de gemeente voorgelegd. Het vooronderzoek wordt afgesloten als uit de beoordeling van de rapportage blijkt dat de waarde van het te verstoren terrein in voldoende mate is vastgesteld. Vervolgens wordt namelijk besloten of voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden (opgraven, begeleiden en/of planaanpassing) of dat het plangebied archeologisch wordt vrijgegeven ten behoeve van de werkzaamheden.
Voor de gebieden in een archeologische verwachtingszone (Waarde - Archeologie 2) zijn de vrijstellingsgrenzen ruimer en speelt mogelijk archeologisch onderzoek bij ingrepen vanaf 500 m². Wanneer sprake is van bodemverstorende ingrepen dieper dan 40 cm, afhankelijk van de omvang van de ingreep, dan is archeologisch onderzoek nodig.
In het plangebied is volgens de FAMKE sprake een archeologische verwachting voor zowel de steentijd-bronstijd als de ijzertijd-middeleeuwen. Voor eerstgenoemde periode is bij bodemverstoring vanaf 40 cm vanaf 5.000 m² in principe archeologisch onderzoek noodzakelijk en voor de tweede periode gaat de onderzoeksplicht gelden bij ingrepen vanaf 500 m².
In 2005 en 2006 is door het ingenieursbureau RAAP voor het gehele plangebied Harinxmaland een inventariserend en waarderend booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het karterende onderzoek zijn een groot aantal (potentieel) waardevolle gebieden aangetroffen. Ze zijn in het vigerende bestemmingsplan Harinxmaland bestemd als 'Archeologisch waardevolle gebieden' (artikel 13). Voor de gebieden met een verwachtingswaarde is de aanduiding 'Gebieden met archeologische verwachtingswaarde' opgenomen. In het plangebied is volgens het vigerende plan uitsluitend op kleine stukjes grond aan de westzijde sprake van archeologisch waardevolle gebieden of gebieden met archeologische verwachtingswaarde. Het gaat om twee kleine locaties. Ter plaatse van deze gebieden is een archeologische dubbelbestemming opgenomen in het plan. Voorafgaand aan eventuele werkzaamheden ter plaatse is op basis van die regeling een archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Locatie Hugo de Grootstraat 19
Ter plaatse van het deelgebied Hugo de Grootstraat 19 wordt uitsluitend een functiewijziging mogelijk gemaakt en worden geen ruimtelijke ingrepen voorgesteld. Daarmee is op voorhand te concluderen dat een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Algemeen
In 2019 heeft de gemeente Súdwest-Fryslân (samen met de gemeente De Fryske Marren, de provincie Fryslân en de stichting Mar en Klif) een Landschapsbiografie van de Friese Súdwesthoeke laten opstellen.
Vrijwel heel Súdwest-Fryslân maakt deel uit van het Nationaal Landschap Zuidwest-Friesland. Dit gebied wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan landschapstypen, waaronder het stuwwallenlandschap in Gaasterland, de IJsselmeerkust van Makkum tot Lemmer, de kleizone met de wel bekende terpen en het veengebied van de Friese Meren. Ieder landschapstype kent een eigen ontstaansgeschiedenis en cultuurhistorische elementen die van grote waarde zijn voor de beleving van het landschap in de Súdwesthoeke. De waardevolle cultuurhistorische elementen in het buitengebied en het Nationale Landschap zijn op regionaal niveau geïnventariseerd en in kaart gebracht in de landschapsbiografie. Deze vormt een aanvulling op de reeds bestaande Cultuurhistorische kaart van Fryslân en sluit aan bij de door de provincie Fryslân uitgegeven 'Wordingsgeschiedenis van Fryslân'. Hiermee is de feitelijke basis gelegd voor het ruimtelijk beleid en het 'beter vertellen' van de historie van de Súdwesthoeke.
Analyse
Het plangebied is gelegen in de veenrandzone die ook wel bekend staat als het klei-op-veenlandschap. De zone strekt zich voornamelijk uit aan de zuidkant van de Marne- en Middelzeeslenk en raakte al bewoond in de Late IJzertijd en de Romeinse tijd.
Om wateroverlast tegen te gaan begon men aan het einde van de 12de eeuw met de aanleg van een reeks binnenpolders ten zuiden van de Marne- en de Middelzeepolders. Deze polders worden ook wel de hempolders of hemmen genoemd en liggen in een halve cirkel tussen Schraard en Raerd. Het plangebied is gelegen in de zogenaamde Scherhempolder. De (deels) verdwenen dijken liggen buiten het plangebied.
Er is hier sprake van een onregelmatige blokverkaveling. Dit type verkaveling wordt gekenmerkt door percelen met een afwisselende rechthoekige, vierkante of afgeronde vorm, waarbij een duidelijke regelmaat of structuur ontbreekt.
Kenmerkend voor het gebied zijn de opvaarten die van oudsher in het gebied aanwezig zijn. De opvaart blijft als structuur in het landschap behouden, door de structuur van het plan daarop aan te passen. Enerzijds komt de opvaart terug in de planvorming in de vorm van de toegangsweg tot de supermarkt met voorzieningen. Anderzijds als water in de vorm van de Franeker Vaart.
Figuur 4.3 Uitsnede van de kadastrale kaart van 1832 geprojecteerd op de huidige topografie
Er is verder geen sprake van andere cultuurhistorische elementen.
Het betreft hier een nadere uitwerking van een moederplan. Aanwezige en verwachte cultuurhistorische en archeologische waarden zijn voldoende onderzocht. Het bestemmingsplan is vanuit cultuurhistorisch oogpunt dan ook uitvoerbaar. Nadere onderzoeken zijn niet nodig.
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht van toevalvondsten van kracht (artikel 5.10, lid 1 Erfgoedwet). Concreet houdt dit in dat wanneer bij graafwerkzaamheden vondsten worden aangetroffen waarvan de vinder redelijkerwijs moet kunnen weten dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag, zijnde de gemeente.
Toetsingskader
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Wetterskip Fryslân, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente Súdwest-Fryslân nader wordt behandeld.
Europees:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Het beleid van Wetterskip Fryslân is verwoord in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschrijft Wetterskip Fryslân de doelen ten aanzien van waterveiligheid, voldoende water, schoon water, integrale uitwerking van de klimaatopgaven en water in de samenleving voor de komende jaren. Daarbij zet het Wetterskip in op het versterken van dijken, de aanleg van waterbergingsgebieden, het langer vasthouden van zoet water en de verbetering van de waterkwaliteit. Ook wordt vooruit gekeken om de effecten van de klimaatverandering op te kunnen vangen, daarom zijn maatregelen en ruimtelijke keuzes onvermijdelijk.
Onderzoek
Voor het planvoornemen is de watertoets doorlopen. In bijlage 13 is de doorlopen watertoets voor het plandeel in Harinxmaland en reactie hierop vanuit het waterschap toegevoegd. Daarnaast is naar aanleiding van de watertoets een vooroverleg gevoerd. Het Wetterskip heeft aangegeven dat voor het vervolg wordt voortgeborduurd op de afspraken die uit dit overleg naar voren zijn gekomen.
Voor de locatie van de Hugo de Grootstraat 19 in Sneek in apart watertoets doorlopen. Dit omdat er alleen sprake is van een functiewijziging van bestaande bebouwing zonder fysieke aanpassing van bebouwing en ruimte. Uit de digitale watertoets (bijlage 14) komt naar voren dat hier geen waterschapbelang geldt.
Waterkwantiteit
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. In de waterparagraaf, regels en of verbeelding dient duidelijk aan te worden gegeven wat voor maatregelen er worden genomen om de versnelde afvoer als gevolg van de toename verharding te compenseren.
Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m² onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m² in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteert het Wetterskip de volgende compensatienorm:
Bij dit plan zullen de nieuwe woningen en de supermarkt, speciaalzaken en kinderdagverblijf zorgen voor extra verharding. Ook zullen enkele bestaande watergangen worden gedempt. Voor de realisatie van het plangebied fase 2A4 heeft een uitgebreid vooroverleg met Wetterskip Fryslân plaatsgevonden. Er is compensatie nodig waar er verharding wordt aangebracht en er sloten worden gedempt. In vervolgafspraken op het eerder gevoerde vooroverleg wordt in samenwerking met het Wetterskip een omvangrijk plan opgesteld over hoe het watersysteem (inclusief compensatie) eruit moet komen te zien. Dat is in dit stadium nog onduidelijk. Hoe dan ook zal in de uitvoeringsfase worden voldaan aan de compensatienormen en zal dit in samenspraak met het Wetterskip worden uitgevoerd.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
In een volgende versie van dit bestemmingsplan zal het aspect riolering verder worden uitgewerkt.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier zal rekening mee worden gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Binnen het plangebied is sprake van een beheerste boezem, die wordt omringd door een lokale waterkering. Aanpassingen aan deze kering zijn vergunningsplichtig. In het vooroverleg met het Wetterskip zal worden besproken welke aanpassingen eventueel worden uitgevoerd en wordt hier een vergunning voor aangevraagd.
Ervan uitgaande dat het plangebied vrij voor de boezem wordt gelegd ( -0,52 m NAP) adviseert het Wetterskip een aanleghoogte van tussen de + 0,2 (zonder kruipruimte) en + 0,6 m (met kruipruimte) NAP. Vanuit klimaatrobuust bouwen adviseert het Wetterskip kruipruimteloos te bouwen. Hier wordt invulling aangegeven doordat de wegen op + 0,5 m NAP en de woningen op + 0,7 / + 0,8 m NAP worden gerealiseerd. Dit is tevens zo besproken in het vooroverleg met het Wetterskip.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Het watersysteem ter plaatse wordt opnieuw ingericht en wordt de beheerste boezem voor een deel gedempt. Dit betreft een belangrijke aanvoer voor de polder. De aanvoer zal worden geborgd. Hoe dit wordt uitgevoerd wordt nader besproken in het overleg met Wetterskip Fryslân. Bij het opnieuw inrichten van het watersysteem worden meerdere peilvakken doorkruist. Hiervoor wordt een wijziging op het peilbesluit aangevraagd.
Watervergunningen
Ten behoeve van de ontsluiting en wegen van de nieuwe woonwijk zal een aansluiting gemaakt worden op de rotonde waarbij de hoofdwatergang wordt gepasseerd. Daarnaast worden sloten gedempt. Voor de beschreven werkzaamheden zal een watervergunning worden aangevraagd.
Conclusie
De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Aan de hand van de risicokaart is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Op de Risicokaart staan meerdere soorten risico's, zoals ongevallen met brandbare, explosieve en giftige stoffen, grote branden of verstoring van de openbare orde.
In totaal worden op de Risicokaart dertien soorten rampen weergegeven.
Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).
Onderzoek
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
In algemene zin geldt dat door het rijden van treinen over de spoorlijn trillingen kunnen worden opgewekt, die zich voortplanten door de bodem en vervolgens gebouwfunderingen kunnen aanstoten en in trilling kunnen brengen. Deze trillingen planten zich voort in de gebouwconstructie.
Eventuele (objectiveerbare) trillinghinder is afhankelijk van de optredende trillingssterkten en de mate van voorkomen (hoe vaak is een trilling voelbaar). In Nederland bestaan op dit moment geen wettelijke regelingen en normen, die duidelijke grenswaarden met een beoordelingssysteem voor trillingen geven. Sinds 1993 is er wel de meet- en beoordelingsrichtlijn van de SBR “Trillingen deel B – Hinder voor personen in gebouwen”, waarin streefwaarden worden gegeven, waarbij redelijkerwijs mag worden aangenomen dat er geen hinder optreedt. De SBR-publicatie is in 2002 geactualiseerd.
Vanwege de toenemende aandacht voor trillingen en trillinghinder langs spoorlijnen (met name waar veelvuldig goederentreinen rijden) is er sinds mei 2019 de “Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen” (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat). In de Handreiking wordt twee afstandscriteria aangegeven ten aanzien van de beoordeling van het aspect trillingen. Vindt een plan of project plaats binnen een afstand van 100 meter van een spoorlijn, dan wordt geadviseerd een quickscan trillinghinder uit te voeren op basis van paragraaf 10.1 van de Handreiking. Vindt een plan of project plaats binnen 250 meter afstand van een spoorlijn, dan moet worden beoordeeld in hoeverre klachten, bodemopbouw en/ of het treinbeeld aanleiding geven voor het doen van nader onderzoek.
Toetsing
Het plangebied ligt op enige afstand van de spoorlijn Sneek - Stavoren (circa 290 meter). Door de afstand tussen het plangebied en het spoor, is het niet aannemelijk dat hinder vanwege spoortrillingen zal optreden. Ook blijkt uit de RIVM-publicatie “Wonen langs het spoor- Gezondheidseffecten trillingen van treinen” (RIVM rapport 2014-0096) dat het optreden van trillingshinder vooral gerelateerd is aan het rijden van goederentreinen. Op de spoorlijn Sneek-Stavoren rijden geen goederentreinen. Tenslotte dient te worden opgemerkt dat op andere locaties langs de spoorlijn in Sneek bestaande woningen ook op korte afstand zijn gelegen, bijvoorbeeld woningen aan de Evert Egbertsstraat (40 meter). Deze locatie ligt in oostelijke richting, aan de overzijde van het spoor. Er zijn geen klachten bekend ten aanzien van trillingshinder afkomstig van deze locaties.
Conclusie
Er kan worden gesteld dat een nader aanvullend onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht en dat voor het aspect trillingen geen onaanvaardbare situatie ontstaat.
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
In deze paragraaf wordt de algemeen gehanteerde indeling van de bestemmingsregels aan de orde gesteld. Deze ziet er als volgt uit:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen en de wijze van meten. In de begripsomschrijving wordt aangegeven wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan. De gemeente Súdwest-Fryslân heeft een standaardbegrippenlijst waarvan alleen in uitzonderingsgevallen mag worden afgeweken. In het bestemmingsplan worden alleen de begrippen opgenomen die van toepassing zijn op het plan.
Ook de wijze van meten zal in het bestemmingsplan worden beschreven.
Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen, etc. In de bestemmingsregel wordt aangegeven waarvoor en – wanneer nodig - hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. Voor de bevordering van de leesbaarheid en de raadpleegbaarheid moet een vaste volgorde worden gehanteerd. Voor zover het voor het betrokken bestemmingsplan van toepassing is, geldt dit voor alle soorten bestemmingen, zoals bestemmingen, dubbelbestemmingen, uit te werken bestemmingen en voorlopige bestemmingen.
In de bestemmingsplannen van de gemeente Súdwest-Fryslân zijn verschillende bestemmingen te onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn bepaalde regelingen gekoppeld, zoals de bestemmingsomschrijving, bouwregels, gebruik, etc. . De volgende indelingen worden bij de gemeente Súdwest-Fryslân gebruikt voor het opstellen van bestemmingsregels.
Artikel (nummer) Bestemmingsnaam
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving wordt een nadere omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functie(s). De bestemmingsomschrijving is voornamelijk functioneel, maar bevat ook enkele inrichtingsaspecten.
Bouwregels
In de bouwregels worden de bebouwingsbepalingen voor alle bouwwerken geregeld. Het gaat daarbij onder meer om oppervlakten, hoogten en afstanden ten opzichte van naburige functie(s).
Nadere eisen
Wanneer nodig worden nadere eisen gesteld voor bepaalde kwalitatief omschreven criteria, zoals woonsituatie, straat- en bebouwingsbeeld en verkeersveiligheid. De nadere eisen bieden de mogelijkheid om sturend op te treden wanneer dit nodig is in concrete situaties in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning. De nadere eisen worden meestal gesteld aan de plaats en de afmeting van bebouwing. Om deze reden en omdat het gaat om een aanvulling op een basiseis, volgt dit onderdeel op de bouwregels.
Specifieke gebruiksregels
In dit onderdeel wordt aangegeven welke vormen van gebruik in ieder geval strijdig zijn met de bestemming. Niet alle mogelijke strijdige gebruiksvormen worden genoemd, maar vooral die, waarvan het niet meteen duidelijk is of deze in strijd is met de bestemming.
Afwijken van de gebruiksregels
Hier is aangegeven of en in hoeverre kan worden afgeweken van de gebruiksregels. De voorwaarden moeten objectief begrensd zijn.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
Voor het uitvoeren van bepaalde werken en/of werkzaamheden, zoals graven of planten, vereist de gemeente hierin dat een vergunning wordt verleend, voordat hiermee wordt gestart. Ook kunnen deze werken/werkzaamheden worden verboden. Dit is bedoeld om aanwezige waarden (cultuurhistorie, landschap etc.) te beschermen. In dit onderdeel staat wanneer een vergunning nodig is en welke voorwaarden hieraan zijn gesteld.
Omgevingsvergunning voor slopen
Volgens artikel 3.3 Wro kan in het bestemmingsplan worden bepaald, dat het verboden is om binnen een bij dat plan aangegeven gebied zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders bouwwerken te slopen. In dit onderdeel staat wanneer een vergunning nodig is en welke voorwaarden hieraan kunnen worden gesteld. Het gaat meestal over gebouwen die niet zijn aangewezen als rijks-, provinciale of gemeentelijke monumenten. Op de verbeelding zijn deze panden voorzien van een aanduiding.
Wijzigingsbevoegdheid
Wijzigingsbevoegdheden kunnen gaan over het wijzigen van een functie of van bebouwing. Bij een wijziging van de functie wordt opgenomen naar welke bestemming de wijziging kan plaatsvinden. Het is niet noodzakelijk om in de wijziging aan te geven welke regels van toepassing zijn. De regels zijn automatisch gekoppeld aan de bestemming waarin wordt gewijzigd, behalve in het geval van wijziging in een bestemming die nog niet in het plan zit of als een wijziging in meerdere bestemmingen mogelijk is. In het eerste geval kunnen de randvoorwaarden in de wijzigingsbevoegdheid zelf worden opgesomd. Hieraan moet bij wijziging worden voldaan. De wijziging die over meerdere bestemmingen plaatsvindt is vaak aangeduid op de verbeelding en geregeld in de algemene wijzigingsregels.
Hierin staan de regelingen over de afstemming met andere regelgeving (waaronder een anti-dubbeltelbepaling) en de algemene procedurebepalingen, afwijkingsregels en/of wijzigingsbevoegheden. De stedenbouwkundige bepalingen (bijvoorbeeld parkeerbepaling) die vroeger waren opgenomen in de Bouwverordening worden in dit hoofdstuk als algemene bouwregels opgenomen. De algemene regels gelden voor alle bestemmingen, tenzij ze gekoppeld zijn aan een specifieke aanduiding, bijvoorbeeld bij een geluidzone rond een industrieterrein.
Voor de overgangsregels wordt verwezen naar het Besluit ruimtelijke ordening. Hierbij wordt per 1 oktober 2010 de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in acht te genomen. De formulering van de overgangs- en slotregels is vastgelegd in de landelijke Standaard voor Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP).
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staan de regels voor de bestemmingsplanprocedure. De procedure bestaat uit de volgende onderdelen:
Voorbereiding
Ontwerp
Vaststelling
Beroep
Terinzagelegging
Bij de onderdelen Ontwerp en Beroep moet het plan ter inzage worden gelegd. Voor een voorontwerpbestemmingsplan is dit niet verplicht en kan het dus voorkomen dat deze niet ter inzage wordt gelegd.
Voor de bekendmaking van een plan plaatsen B&W een publicatie. Dit gebeurt in het Gemeenteblad en/of de Staatscourant. Hierin staat onder andere vermeld óf en binnen welke periode er gereageerd kan worden en waar deze reactie naartoe gestuurd moet worden.
De publicaties staan op de website www.officielebekendmakingen.nl. Op de gemeentelijke website www.gemeentesudwestFryslân.nl staat ook een link naar deze website.
De wijze van bestemmen is afgestemd op de bestemmingsplannen die voor de eerdere fases van Harinxmaland zijn opgesteld. In het bestemmingsplan zijn de volgende (dubbel) bestemmingen gehanteerd:
Gemengd
Binnen de bestemming 'Gemengd' zijn toegestaan: woningen, detailhandel, sociaal-culturele voorzieningen en een kinderopvang. Als woningen mogen zowel appartementen als grondgebonden woningen met bijbehorende bouwwerken worden gebouwd.
Daarnaast is binnen deze bestemming een supermarkt mogelijk. Ondergeschikt aan bovenstaande zijn nuts-, parkeer-, groen-, en watervoorzieningen mogelijk. Ook kunnen binnen deze bestemming de gronden worden ingericht als tuin, erf of ander terrein. Bijbehorende bouwwerken worden binnen de bestemming niet mogelijk gemaakt. Het bestemmingsplan gaat uit van de bouw van één volume.
Detailhandel
Deze bestemming geldt voor het perceel aan de Hugo de Grootstraat 19 in Sneek. Binnen deze bestemming is detailhandel toegestaan. Het gaat hier om het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten. Binnen deze bestemming van dit bestemmingsplan is een supermarkt uitgesloten. Het uitsluiten van de supermarkt is noodzakelijk omdat de bestaande supermarkt verplaatst naar de woonwijk Harinxmaland. Het is niet wenselijk om een geheel nieuwe supermarkt in Sneek toe te staan in verband met het totale aanbod aan supermarkten, daarom wordt de supermarkt op deze locatie uitgesloten.
Water
Binnen het plangebied wordt water gedeeltelijk afgegraven. Hiervoor is de bestemming 'Water' opgenomen. Hieronder valt voornamelijk water, waterhuishoudkundige voorzieningen, met de daarbij behorende waterberging en bermen en beplanting. Op of in de gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. De bouwhoogte van vlonders en steigers bedraagt ten hoogste 1 meter vanaf het NAP, de bouwhoogte van overige andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 2,5 meter vanaf het NAP.
Waarde - Archeologie 1
Op de gemeentelijke Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (gemeentelijke FAMKE) zijn gebieden aangegeven met een hoge archeologische waarde. Voor de archeologische verwachtingsgebieden gelden verschillende beleidsadviezen die zijn terug te vinden op de FAMKE.
De dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 1' wordt gehanteerd voor terreinen of gebieden die op de FAMKE het advies 'streven naar behoud' en 'waarderend onderzoek' hebben meegekregen, dus de bekende archeologisch waardevolle terreinen. Deze dubbelbestemming geldt onvoorwaardelijk voor alle onderliggende gronden.
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een plan. Hierbij zijn de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid van belang.
De maatschappelijke uitvoerbaarheid heeft als doel om aan te tonen dat het bestemmingsplan maatschappelijk draagvlak heeft.
Participatie
Het voorgenomen plan zal nog worden voorgelegd aan de omgeving en eventuele belanghebbenden.
Vooroverleg
Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van het wettelijk vooroverleg het plan aangeboden aan verschillende overlegpartners. Daarop zijn drie overlegreacties binnen gekomen van Provincie Fryslân, Wetterskip Fryslân en Brandweer Fryslân. De reacties zijn samengevat en beantwoording de reactienota die is opgenomen als bijlage 15.
Ontwerpfase bestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen formele bestemmingsplanprocedure. In dat kader heeft het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen van 22 december 2023 tot en met 1 februari 2024. In deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Vaststellingsfase bestemmingsplan
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 26 september 2024 vastgesteld met inachtneming van een aantal ambtshalve wijzigingen.
Tegen de vaststelling van het bestemmingsplan is beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Met de uitvoering van dit plan wordt de bouw van maximaal 12 woningen, een supermarkt, twee speciaalzaken en een kinderdagverblijf/buurthuis mogelijk gemaakt. De gronden waarop deze woningen worden gebouwd, zijn gemeentelijk eigendom. De opbrengsten worden gegenereerd uit de uitgifte van de gronden. De kosten die uit het plan (kunnen) voortvloeien zijn onder andere planschadekosten, plankosten, kosten voor bouw- en woonrijp maken, kosten voor voorbereiding en toezicht.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. Er wordt geen exploitatieplan conform artikel 6.12 Wro opgesteld, omdat het kostenverhaal is geregeld door opbrengsten uit uitgifte van gronden.