direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0459.047509-VO01

Artikel 3: Agrarisch

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik, met uitzondering van houtteelt en bosbouw;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf";
  • c. de uitoefening van het agrarisch handelsbedrijf in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch handelsbedrijf";
  • d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel;
  • e. cultuurgrond;
  • f. proeftuinen ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - proeftuin";
  • g. een baggerspeciedepot ter plaatse van de aanduiding "baggerspeciedepot";
  • h. een gronddepot ter plaatse van de aanduiding "gronddepot";
  • i. een opslagtank voor lpg ter plaatse van de aanduiding "opslag";

en mede bestemd voor:

  • j. de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel "Vrijwaringszone molenbiotoop";
  • k. het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel "Milieuzone geurzone";
  • l. het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op geluidgevoelige objecten, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel "Geluidszone industrie";
  • m. het tegengaan van een te hoge gevaarzetting op risicogevoelige objecten, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel "Veiligheidszone lpg";
  • n. de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkering, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel "Vrijwaringszone dijken";
  • o. de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen weg, ter plaatse van de algemene aanduidingsregel "Vrijwaringszone weg";

met daaraan ondergeschikt:

  • p. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • q. nutsvoorzieningen;
  • r. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • s. wegen en paden;
  • t. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • u. bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen;
  • v. kassen;
  • w. torensilo's;
  • x. veldschuren ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • y. bijgebouwen met de daarbij behorende tuinen en erven ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen";
  • z. gebouwen ten behoeve van het wonen met de daarbij behorende tuinen en erven ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen";
  • aa. bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • ab. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven en/of agrarische handelsbedrijven worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;
  • c. per gebied, dat ter plaatse is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde grondgebonden agrarisch bedrijf en/of het ter plaatse gevestigde agrarisch handelsbedrijf worden gebouwd;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" of "bedrijfswoning uitgesloten", in welk geval respectievelijke een tweede bedrijfswoning of geen bedrijfswoning is toegestaan ;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel zal ten minste 10,00 m bedragen;
  • f. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten opzichte van de naar de weg gekeerde zijde(n) van het bouwperceel zal ten minste 20,00 m bedragen. Bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen terugliggend ten opzichte van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   8,00   15   60   14,00  
Kassen   -   2.000 m²   -   -   -   8,00  
Torensilo   85 m²   -   -   -   -   20,00  
Veldschuur   bestaand   -   3,00   15   60   -  
Bijgebouw ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen"   bestaand   -   4,00   -   60   8,00  
Gebouw ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - gebouwen   65 m²   -   4,00   -   60   8,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   4,00   30   60   8,00  
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  
Tunnelkassen, boogkassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kassen ten behoeve van de teeltondersteuning op het land*   -   -   -   -   -   2,50  

* Tevens buiten de bouwpercelen toegestaan.

3.2.2. Windturbines

Voor het bouwen van windturbines gelden de volgende regels:

  • a. een windturbine zal uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding "windturbine";
  • b. het aantal te bouwen windturbines zal, ter plaatse van een aanduiding, ten hoogste één bedragen;
  • c. de bouwhoogte en de rotordiameter van een windmolen zal ten hoogste de bestaande bouwhoogte c.q. rotordiameter bedragen.

3.2.3. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. silo's en bassins zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte van een silo of een bassin zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal binnen het bouwperceel ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen.

3.3. Ontheffing van de bouwregels
3.3.1. Goothoogte bedrijfswoningen

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.1. onder h en toestaan dat de goothoogte van de bedrijfswoningen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.3.2. Mestopslag buiten bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.2.3. onder a en toestaan dat mestsilo's, -platen en -bassins buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de mestsilo, de mestplaat of het mestbassin direct aansluitend op het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van een mestsilo, een mestplaat of een mestbassin ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 3,50 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van afschermende bouwwerken dan wel de randen van een mestplaat of een mestbassin ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. tevens de in lid 3.5.3. genoemde ontheffing is verleend;
  • f. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een niet-grondgebonden agrarisch bedrijfsvoering;
  • e. het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van de wisselteelt van bloembollen, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduidingen "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" en "Wro-zone - wijzigingsgebied 2";
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • j. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • k. het gebruik van bedrijfswoningen in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep zodanig dat de beroepsvloer-oppervlakte:
    • 1. meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de begane grond van de bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen op het bouwperceel;
    • 2. meer bedraagt dan 50 m²;
  • l. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning en de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
  • m. het gebruik van de chalets anders dan voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • n. het scheuren en frezen van de zode anders dan ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduidingen "Wro-zone - wijzigingsgebied 1" en "Wro-zone - wijzigingsgebied 2";
  • o. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijdbak.

3.5. Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1. Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder b en toestaan dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 3 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. niet meer dan 25% van de bestaande bedrijfsgebouwen ten tijde van de verleende ontheffing wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen bestaande bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen (ontheffing artikel 31, lid 31.2.1.) mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.2. Mestopslag buiten bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder c en toestaan dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.5.3. Mantelzorg

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder l en toestaan dat een vrijstaand bijgebouw wordt gebruikt voor bewoning, mits:

  • a. de bewoning van een bijgebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • c. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 80 m².

3.5.4. Paardrijdbakken

Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 3.4. onder o en toestaan dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak, mits:

  • a. de paardrijdbak bij een agrarisch bedrijf op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning ten behoeve van het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • b. de paardrijdbak anders dan bij een agrarisch bedrijf wordt aangelegd op een afstand van ten hoogste 100 m uit de dichtstbijzijnde gevel van de bedrijfswoning of het woonhuis, ten behoeve waarvan de paardrijdbak voor het eigen gebruik wordt aangelegd;
  • c. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er vanwege de paardrijdbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens).

3.6. Aanlegvergunning
3.6.1. Aanlegvergunningsplichtige werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijk vergunning van Burgemeester en Wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen en/of rooien van houtgewas, niet zijnde houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, waaronder windsingels;
  • b. het verharden van agrarische perceel- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • d. het bezanden, egaliseren, diepploegen en mengwoelen van gronden en/of het op een andere wijze ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur en/of de bodemsamenstelling dan wel de bodemopbouw, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1";
  • e. het scheuren en frezen van de zode ten behoeve van graslandverbetering en/of herinzaai, indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1";
  • f. het aanleggen van ruiterpaden;
  • g. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • h. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden van sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen.

3.6.2. Uitzonderingen

Het in lid 3.6.1. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3. Voorwaarden

De in lid 3.6.1. genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.

3.7. Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1. Vergroten bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch handelsbedrijf", met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwperceel/bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare;
  • b. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

3.7.2. Wijziging situering bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat een ter plaatse aangegeven bouwperceel, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
  • b. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • c. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.3. Wijziging aanduiding bouwperceel ten behoeve van een nieuw grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat ter plaatse een nieuw bouwperceel ten behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering wordt aangebracht, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch handelsbedrijf", met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het agrarisch handelsbedrijf op het bestaande bouwperceel zijn beëindigd;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld door de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwperceel maximaal 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden, al dan niet blijkend uit archeologisch onderzoek dan wel eventueel overleg met de provinciaal archeoloog na vondsten van archeologisch waardevolle restanten;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

3.7.4. Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 1

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 4.000 m², mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch handelsbedrijf";
  • b. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • c. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.5. Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 2

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 200 m² per hectare landbouwgrond, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch grondgebonden bedrijf" of "specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel agrarisch handelsbedrijf";
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast bij agrarische bedrijven met een minimaal grondareaal van 20 hectare landbouwgrond gelegen in de directe nabijheid van het agrarische bedrijf;
  • c. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • d. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.6. Chalets huisvesting werknemers

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat binnen een bouwvlak ter plaatse van een bouwperceel chalets worden geplaatst, mits:

  • a. de chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf;
  • b. het aantal werknemers dat in de chalets wordt gehuisvest per bouwperceel ten hoogste 20 zal bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de chalets per bouwperceel ten hoogste 200 m² zal bedragen;
  • d. de goothoogte van een chalet ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een chalet ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • f. er randbeplanting wordt aangebracht ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.7. Nieuw baggerspeciedepot

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de aanduiding "baggerspeciedepot" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van een nieuw baggerspeciedepot worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.8. Nieuw gronddepot

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat een nieuw gronddepot wordt ingericht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 5";
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.9. Nieuwe veldschuren

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat nieuwe veldschuren worden gebouwd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 4";
  • b. er ten hoogste één veldschuur per perceel wordt gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een veldschuur ten hoogste 150 m² zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een veldschuur ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7.10. Waterberging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.11. Locatiegebonden wijziging naar natuur 1

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van de afronding van bestaande natuurgebieden, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 1";
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling in eigendom zijn verworven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.12. Locatiegebonden wijziging naar natuur 2

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur' en/of 'Water', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 en/of 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 2" dan wel ter afronding van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.13. Locatiegebonden wijziging naar glastuinbouw

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Glastuinbouw 1', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 3";
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.14. Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover op de kaart voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding "bouwperceel" van de kaart wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. voldaan wordt aan de criteria van de notitie "Handreiking Ruimte voor ruimte Noord Holland", zoals opgenomen in bijlage 2 bij de toelichting;
  • e. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • f. het nieuwe woonhuis aan de wegzijde wordt gesitueerd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.15. Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 24 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.7.16. Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Viskwekerijbedrijf', 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Kantoor', 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' of 'Sport - Manege' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van bijlage 6, artikel 6, 7, 8, bijlage 4, artikel 14 of bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bouwperceel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' of 'Sport - Manege' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kernen en het perceel op een goede wijze verkeerstechnisch kan worden ontsloten;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.