Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied, herontwikkeling camping De Weijert, Balloërstraat 2 te Rolde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1680.BUIBALLOERSTRAAT2-VW01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
a. plan:
het wijzigingsplan Buitengebied, Balloërstraat 2 te Rolde met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1680.BUIBALLOERSTRAAT2-VW01, met de bijbehorende regels van de gemeente Aa en Hunze;
 
b. bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen
 
c. aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is aangebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
d. aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
e. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
f. aan huis verbonden beroep of bedrijf:
een beroep of bedrijf aan huis dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt in geen geval verstaan het exploiteren van een seksinrichting in welke vorm dan ook;
 
g. achtergevel:
een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw, die gelegen is tegenover de voorgevel.
 
h. archeologisch onderzoek:
het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, en/of aan de hand van veldonderzoek.
 
i. archeologische verwachting:
het vermoeden over het voorkomen van archeologische waarden in een gebied;
 
j. archeologische waarden:
waarden die aan een terrein en/of gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
k. bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
l. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
m. bestaande:
  1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
  2. het onder 1 bedoelde geldt niet voorzover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of een andere planologische toestemming;
 
n. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
o. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
p. bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
q. bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
r. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
s. bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
t. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
u. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
v. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
w. bouwvoor:
de bovenste, veel bewerkte en vaak met humeus materiaal verrijkte laag van de grond.
 
x. bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
y. cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
z. dak:
elke bovenbeëindiging van een gebouw;
aa. eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond;
 
bb. erker:
een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een 'lichte' constructie met een overwegende transparante uitstraling;
 
cc. erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische/pornografische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
dd. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
ee. hoofdgebouw:
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
ff. kampeermiddel:
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander
voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
gg. mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen op een kampeerterrein;
 
hh. normaal agrarisch gebruik:
het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden, waartoe in ieder geval wordt gerekend grondbewerkingen tot een diepte van 30 cm onder maaiveld en niet bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor.
 
ii. normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
 
jj. ondergeschikte lichte horeca:
horeca die ondergeschikt en in hoofdzaak ten dienste staat van en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot
ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;
 
kk. overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
ll. overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
 
mm. permanente bewoning:
de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;
 
nn. peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
oo. plungepools:
een ander bouwwerk wat in feite hetzelfde is als een normaal zwembad, maar waar alleen de afmetingen een stuk kleiner zijn. Een plungepool is niet bedoeld om in te zwemmen, maar om relaxed in te zitten, te liggen of te dobberen. Een plungepool heeft vaak een zit- en een ligplaats.
 
pp. prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
qq. recreatiewinkel:
een winkel op een recreatieterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel in hoofdzaak ten dienste van dat recreatieterrein;
 
rr. recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een persoon, een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
   
ss. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
tt. standplaats:
een gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen en geplaatst houden van kampeermiddelen in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
 
uu. trappenhuis:
verkeersruimte, waarin een trap ligt.
 
vv. uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
ww. weg:
alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
 
xx. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
yy. woonhuis:
een gebouw dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid kan worden beschouwd.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
a. dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
c. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
d. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
e. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
f. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Recreatie - 3
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatiewoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, voor de bedrijfsmatige exploitatie;
  2. vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;
  3. een plungepool bij recreatiewoningen;
  4. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud, beheer, dagverblijf, een recreatiewinkel, ondergeschikte horeca en sanitaire voorzieningen;
  5. het behoud van de natuurlijke waarden van de gronden;
  6. het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden, waaronder de terreinafschermende beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
  1. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
  1. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. sport- en speelterreinen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. beplanting en bebossing;
  6. wegen en paden;
  7. water en waterhuishoudkundige werken;
  8. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  9. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
 
Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.
                  
3.2.1 Bouwwerken in lid 3.1 onder a
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal gezamenlijk maximaal 3.600 m2 bedragen;
  2. de oppervlakte per recreatiewoning bedraagt maximaal 100 m2;
  3. de goothoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijgebouwde bouwwerken, zal ten hoogste 4,00 m bedragen, waarbij voor over een afstand van maximaal 1/3 deel van het dakoppervlak de goothoogte aan één van de zijden van een recreatiewoning verhoogd mag worden tot maximaal 6,00 m., tenzij er sprake is van een dakkapel of -uitbouw die aansluit op de dakvoet, waarvoor geldt dat deze over een afstand van maximaal 50% van het dakoppervlak aan één van de zijden van een recreatiewoning verhoogd mag worden tot maximaal 6,00 m;
  4. de dakhelling van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 60° bedragen, met uitzondering van dakopbouwen met een maximum van 60% van de breedte van het bouwwerk;
  5. de bouwhoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  6. de bouwhoogte van een aangebouwde overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  7. het aantal te bouwen recreatiewoningen zal ten hoogste 46 bedragen;
  8. tussen recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tenzij aaneengebouwd, zal een onderlinge afstand van ten minste 5,00 m worden aangehouden. Van deze afstand mag worden afgeweken mits voldaan kan worden aan de brandwerendheidseisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit. Deze afstand geldt niet voor de afstand van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot aan een vrijstaand bijbehorend bouwwerk.
3.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:
  1. per recreatiewoning zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  2. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 13,00 m² bedragen;
  3. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken onder (nieuw) lid c.:
Voor het bouwen van de in lid 3.1., onder c. genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. Per recreatiewoning mag maximaal 1 plungepool worden gerealiseerd;
  2. De oppervlakte van een plungepool bedraagt maximaal 16,5 m2;
  3. De bouwhoogte van een plungepool bedraagt maximaal 0,3 m.
3.2.4 Bouwwerken in lid 3.1 onder d
Voor het bouwen van de in lid 3.1. onder d. genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 500 m2 bedragen;
  2. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 4 m. bedragen, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt waarvoor deze hoogte geldt;
  3. de bouwhoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 9 m. bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt waarvoor deze hoogte geldt;
  4. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60⁰ bedragen.
3.2.5 Bouwwerken in lid 3.1 onder h
Voor het bouwen van de in lid 3.1 onder h genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare ten hoogste één bedragen;
  2. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5 hectare ten hoogste twee bedragen;
  3. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  4. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  5. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
 
Functie van een gebouw
Maximale oppervlakte
Goothoogte in m
Dakhelling in o
Hoogte in m
 
Per gebouw
gezamenlijk
Max.
Min.
Max.
Max.
Bedrijfswoning
150 m2#
-
4,00
25
60
8,00
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
-
100 m2
3,00#
-
60
-**
# tenzij de bestaande oppervlakte of goothoogte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte of goothoogte ten hoogste de bestaande oppervlakte of goothoogte zal bedragen
 
** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning
 
3.2.6 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  3. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Schakelen recreatiewoningen ten behoeve van groepsonderkomens
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder f in die zin dat recreatiewoningen geschakeld worden gebouwd ten behoeve van de bouw van een groepsonderkomen, mits:
  1. er ten hoogste vijf recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
  2. het recreatiewoningenterrein in overwegende mate ingericht blijft met vrijstaande, individuele recreatiewoningen;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.2 Tweede bedrijfswoning
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder a in die zin dat een tweede bedrijfswoning op een verblijfsrecreatief terrein met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare wordt gebouwd, mits:
  1. de extra bedrijfswoning noodzakelijk is voor een goede beheerskwaliteit van het terrein;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Bouwhoogte bedrijfswoningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.5 onder e in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfswoningen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits:
  1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
      
3.3.4 Paardrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.6 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:
  1. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  2. tevens de in lid 3.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik 
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
  2. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    4. er detailhandel plaatsvindt;
    5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  3. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  4. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  5. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van een groepsaccommodatie;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
  7. het gebruik van bouwwerken voor ondergeschikte horeca indien de oppervlakte meer bedraagt dat 1% van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  8. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  9. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een recreatiewinkel indien de brutovloeroppervlakte per recreatiewinkel meer bedraagt dan 500 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  10. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting ruimtelijke en landschappelijke inpassing
  1. Ter plaatse van de bestemming 'Recreatie - 3’ geldt een voorwaardelijke verplichting dat uiterlijk binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van onderhavig wijzigingsplan, de uitvoering van de sloop- en inrichtingsmaatregelen, conform de als bijlage 1 van de regels opgenomen ‘Landschappelijke inpassing de Weijert’, Nieuwe waterhuishouding’ en ‘Locatie de Weyert, gewijzigde situatie’ in aanvang zijn / worden genomen en/of gerealiseerd dient te zijn met een onderhouds- en instandshoudingsverplichting;
  2. Een geringe afwijking ten opzichte van het als bijlage 1 van de regels opgenomen ‘Landschappelijke inpassing de Weijert’, Nieuwe waterhuishouding’ en ‘Locatie de Weyert, gewijzigde situatie’ kan toegestaan worden nadat het college van burgemeester en wethouders van Aa en Hunze hiervoor haar goedkeuring heeft verleend.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Mantelzorg
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:
  1. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  2. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  3. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.5.2 Verwijderen afschermende beplanting
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder h in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:
  1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
  2. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5.3 Paardrijbakken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.4.1 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:
  1. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  2. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  3. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  4. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  5. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  6. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inpassingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
  
Artikel 4 Waarde – Cultuurhistorie
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken
Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:
  1. een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw of ander bouwwerk of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de gronden waarbij opgemerkt wordt dat bij uitvoering van de inrichtingsschets 'Inrichtingsplan camping De Weijert', zoals opgenomen als bijlage 1 van de regels, is gebleken dat uitvoering daaraan geen onevenredige afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van de gronden.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van de gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
  1. het aanbrengen en/of veroorzaken van substantiële veranderingen in het verloop van de niveauverschillen van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het wijzigingsplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
  1. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
  2. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 10 cm onder de bouwvoor;
  3. het graven of vergraven van waterlopen;
  4. het aanbrengen van drainage;
  5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd.
4.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. onderdeel uitmaken van de uit te voeren landschaps- en inrichtingsmaatregelen conform de inrichtingsschets ‘Inrichtingsplan camping De Weijert’ zoals opgenomen als bijlage 1 van de regels.
4.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning in lid 4.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de gronden, waarbij opgemerkt wordt dat voor de uit te voeren maatregelen uit de inrichtingsschets ‘Inrichtingsplan camping De Weijert’, zoals opgenomen als bijlage 1 van de regels, is gebleken dat uitvoering daaraan geen onevenredige afbreuk doet aan de cultuurhistorische waarden van de gronden.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen,
wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  2. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  3. het storten van puin en afvalstoffen;
  4. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  5. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het houden van dieren zodanig dat vanuit de dierenhouderij een toename van ammoniakemissie plaatsvindt.
  7. het gebruik van gronden ten behoeve van zonne-akkers.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.
 
Artikel 9 Overige regels
 
9.1 Aanvullende werking welstandscriteria
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.
 
9.2 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
 
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het Wijzigingsplan Buitengebied, herontwikkeling camping De Weijert, Balloërstraat 2 te Rolde, van de gemeente Aa en Hunze
 
Behorend bij het besluit van 12 maart 2024