Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gasselterveld, Hotel & Resort De Hondsrug, Bosweg 2 Gasselte
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1680.BUIBOSWEG2GASSELTE-VB01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 het plan:
het bestemmingsplan “Gasselterveld, Hotel & Resort De Hondsrug, Bosweg 2
Gasselte ” met identificatienummer NL.IMRO.1680.BUIBOSWEG2GASSELTE-VB01
van de gemeente Aa en Hunze;
 
1.2 het bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;
 
1.3 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch,
medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door
gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat
een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
 
1.7 archeologisch onderzoek:
het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, en/of aan de hand
van veldonderzoek;
 
1.8 archeologische verwachting:
het vermoeden over het voorkomen van archeologische waarden in een gebied;
 
1.9 archeologische waarden:
waarden die aan een terrein en/of gebied zijn toegekend vanwege de kennis en
wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;
 
1.11 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen
van goederen;
 
1.12 bedrijfsmatige exploitatie:
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer /
exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt.
 
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor
een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige
activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;
 
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.15 bestaand:
ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken
zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.18 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel
bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of
overkapping;
 
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
 
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.21 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.22 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.23 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;
 
1.24 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke
hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in
of op de grond;
 
1.25 centrale recreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van een recreatieterrein als geheel, zoals een hotel,
restaurant, een sanitairgebouw, een zwembad, een sauna, recreatiegebouwen, een
receptie en/of een ontvangstkantoor met bijbehorende faciliteiten (eventueel in
combinatie met elkaar);
 
1.26 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld
dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat
bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
1.27 dagrecreatief medegebruik:
een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de
functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals
wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, de aanleg van een vissteiger of een
picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
 
1.28 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
 
1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen
en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop,
een seksclub en een seksautomatenhal;
 
1.30 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.31 geomorfologische waarden:
de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van
het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de
vormen;
 
1.32 groepsaccomodatie
een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief lichte en ondergeschikte horeca;
 
1.33 hoofdgebouw:een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te
merken;
 
1.34 horecabedrijf 
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren, eventueel voor gebruik ter
plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander
al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch
getinte vermaaksfunctie;
 
1.35 huishouden:
een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen
een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken,
sanitaire voorzieningen en de entree;
 
1.36 kampeermiddel:
een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander
voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze
onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan
wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.37 kap:
een dak met een zekere helling;
 
1.38 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige
activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostituti;
 
1.39 kleinschalige duurzame energiewinning:
energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde
windturbines of zonnepaneelvelden, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten
optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar
is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;
 
1.40 landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
 
1.41 mantelzorg:
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep
wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of
participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale
relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de
behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de
gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;
 
1.42 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige
en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip
natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds
onderdeel van het toetsingskader zijn);
 
1.43 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed
beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming
behoren;
 
1.44 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden
dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.45 peil:
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen:
    1. de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  3. indien in, op of over het water wordt gebouwd:
    1. het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.46 permanente bewoning:
de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;
 
1.47 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met
een ander tegen vergoeding;
 
1.48 prostitutiebedrijf:
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk
bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;
 
1.49 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;
 
1.50 recreatiewoning:
een gebouw, geen woonkeet en geen caravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een
persoon, een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat/die zijn
hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;
 
1.51 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een
omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting
worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een
sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen
bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.52 sport- en speelvoorzieningen:
Voorzieningen ten dienste van sport en spel.
 
1.53 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met
meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter
plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden
aangemerkt;
 
1.54 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
 
1.55 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of
gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke
verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
langst het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in
dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte
meeberekend;
 
2.8 bedrijfsvloeroppervlak
de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de
daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;
 
2.9 de onderlinge afstand
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;
 
2.10 bouwen op de erf- of perceelgrens
bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar
het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Recreatie – Gemengd
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Recreatie - Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatiewoningen inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen voor de bedrijfsmatige exploitatie, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen’
  2. dagrecreatieve voorzieningen;
  3. gebouwen ten behoeve van ‘centrale recreatieve vooorzieningen’, ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - centrale recreatieve voorzieningen’;
  4. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder de terreinafschermende beplanting;
met daaraan ondergeschikt:
  1. kleinschalige duurzame energiewinning;
met de daarbijbehorende:
  1. bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de functie aanduiding ‘bedrijfswoning’, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  2. horecabedrijf, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van horeca - horecabedrijf’;
  3. tuinen, erven en terreinen;
  4. sport- en speelterreinen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. beplanting en bebossing;
  7. wegen en paden;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Recreatiewoningen en kampeermiddelen, aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen, aangebouwde overkappingen
Voor het bouwen van recreatiewoningen, aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen, aangebouwde overkappingen gelden de volgende regels:
  1. het gezamenlijke aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 70 bedragen;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 7000 m2 bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte van één recreatiewoning inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen ten hoogste 165 m2 mag bedragen;
  3. de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  4. de dakhelling van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 60° bedragen;
  5. de bouwhoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  6. tussen recreatiewoningen, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen, tenzij aaneen gebouwd, dient een minimale onderlinge afstand van 5,00 m in acht genomen te worden ten opzichte van andere recreatiewoningen, inclusief aan-, uiten bijgebouwen en overkappingen. Van deze afstand mag worden afgeweken mits voldaan kan worden aan de brandwerendheidseisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit.
3.2.2 Gebouwen ten behoeve van centrale recreatieve voorzieningen
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen voor centrale recreatieve
voorzieningen geldt dat;
  1. deze worden gebouwd binnen een bouwvlak;
  2. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 15,00m bedragen;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van het hotel – restaurant of centrale recreatieve voorzieningengebouw of gebouwen in het bouwvlak bedraagt maximaal 3500 m2.
3.2.3 bedrijfswoning
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare ten hoogste één bedragen, waarvoor geldt dat ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’;
  2. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5 hectare ten hoogste twee bedragen, waarvoor geldt dat ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’;
  3. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  4. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Functie van een gebouw
Max oppervlakte
Goothoogte in m
Dakhelling in o
Hoogte in m
 
Per gebouw
gezamenlijk
Max.
min
max
 
Bedrijfswoning
150 m2 #
-
4,00
25
60
8,0
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning
-
100 m2
3,00 #
3,00 #
60
-      
**
# tenzij de bestaande oppervlakte of goothoogte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte of
goothoogte ten hoogste de bestaande oppervlakte of goothoogte zal bedragen
** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de
bedrijfswoning
 
3.2.4. Vleermuizenbunker
Voor het bouwen van een vleermuizenbunker gelden de volgende regels:
  1. De vleermuizenbunker is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘vleermuizenbunker’;
  2. De bouwhoogte bedraagt maximaal 1,20 meter.
3.2.5 Overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijndeVoor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde,
gelden de volgende regels:
  1. Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen’ bedraagt de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen, bij recreatiewoningen voor de voorgevel ten hoogste 1,00 meter en achter de voorgevel ten hoogste 2,00 meter;
  2. Ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - centrale recreatieve voorzieningen’ bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen, ten hoogste 2,00 meter;
  3. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie – centrale recreatieve voorzieningen’, bedraagt de bouwhoogte voor vlaggenmasten niet meer dan 8,00 meter;
  4. ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - recreatiewoningen’ zijn geen vlaggenmasten toegestaan;
  5. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 5,00 meter;
  6. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 8,00 meter;
  7. de bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt ten hoogste 10,00 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2.1 onder f in die zin dat de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen, inclusief aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen, wordt verkleind, mits wordt voldaan aan de brandwerendheidseisen genoemd in het geldende Bouwbesluit of rechtsopvolgende wetgeving en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. lid 3.2.3, onder a. en b. in die zin dat hetgeen geschreven is als ‘,waarvoor geldt dat minimaal één bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’, niet meer van toepassing als sprake is van beëindiging gebruik als (bedrijfs)woning of sloop van de bebouwing, ter plaatse van de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’, mits de nieuwe bedrijfswoning(en):
    1. geen onevenredige afbreuk doen aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    2. de geluidsbelasting van de bedrijfswoning(en) niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gebouwen, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning;
  2. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  3. het verwijderen van terreinafschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  4. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden, met uitzondering van detailhandel vanuit de centrale recreatieve voorzieningen;
  5. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  6. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  1. tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de bijlage van de regels ‘landschappelijke inpassing’, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat voorafgaand aan de bouw van de recreatiewoningen uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform de bijlage van de regels ‘landschappelijke inpassing’, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting afvoer water uit plangebied naar oppervlaktewater
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het toegestane gebruik als bedoeld in artikel 3.1, zonder uitvoering te geven aan de realisatie en instandhouding van voorzieningen ten behoeve van de afvoer van water uit het plangebied conform de afvoernorm van 1,2 l/s/hectare naar oppervlaktewater toe, binnen 1 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en het terrein als recreatieterrein (verder) in gebruik is genomen en dat de benodigde ruimte voor water binnen het plangebied zal worden gevonden.
3.4.4 Uitzonderingen
  1. Het bepaalde in 3.4.2 onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, overeenkomstig de in bijlage van de regels opgenomen ‘landschappelijke inpassing’ die als zodanig dienen te worden ingericht en/of gerealiseerd.
  2. Het bepaalde in 3.4.2, onder b. is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke de uitvoering van de landschappelijke inpassing betreffen, waarvoor geldt dat overeenkomstig de bijlage van de regels ‘Landschappelijke inpassing’ dient te worden ingericht en/of gerealiseerd.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
 
3.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een
omgevingsvergunning vereist:
  1. het verlagen of afgraven van de bodem (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  2. het graven, dempen en/of baggeren van sloten, vaarten, watergangen en/of waterpartijen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
3.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. onderdeel uitmaken van de inrichtings- en beheersmaatregelen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het plangebied.
3.5.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 3.5.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden. Voor de invulling hiervan wordt aansluiting gezocht bij het bepaalde zoals opgenomen in de ‘landschappelijke inpassing’ die als bijlage bij de regels is gevoegd.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.6.1 Wijziging verwijderen functieaanduiding bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de functieaanduiding ‘bedrijfswoning’ van de verbeelding wordt verwijderd, mits
  1. het gebruik van de (bedrijfs)woning voor woondoeleinden is / wordt beëindigd;
  2. de bedrijfswoning is / wordt gesloopt.
3.6.2 Wijziging naar dagrecreatie en groepsaccommodaties
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat binnen de bestemming 'Recreatie - Gemengd' de volgende functie wordt toegestaan: groepsaccommodaties, mits:
  1. het aantal groepsaccommodaties ten hoogste 4 zal bedragen;
  2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische, de ecologische, de aardkundige en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 4 Waarde - Aardkundig
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Aardkundig' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden.
4.2 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het dempen en/of graven van sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.3.1 Werken en werkzaamheden
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2 in die
zin dat sloten en/of andere waterlopen en/of -partijen worden gedempt en/of gegraven,
mits:
  1. het om een zeer beperkte ingreep gaat;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden van het gebied.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk
zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Vergunningplicht
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een
omgevingsvergunning vereist:
  1. het ontgronden, diepploegen, egaliseren, afgraven en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  2. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse hoofdtransport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
4.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in lid 4.4.1, 4.3.1 en 4.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde,
en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en het normaal recreatief gebruik betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. onderdeel uitmaken van de inrichtings- en beheersmaatregelen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het plangebied.
4.4.3 Toetsingscriteria
De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de aardkundige waarden.
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige
bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen,
wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een coffeshop;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf en/of een erotisch getinte vermaaksfunctie;
  4. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  5. het storten van puin en afvalstoffen;
  6. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  7. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van nietperceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
 
8.1.1 Gebouwen en overkappingen
De voor 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' aangeduide gronden zijn mede
bestemd voor het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de
drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een
grondwaterbeschermingsgebied.
 
8.1.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze aanduiding, wordt in
ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken in strijd met Hoofdstuk 7, titel 7.3. Grondwaterbescherming van de provinciale omgevingsverordening Drenthe, zoals in werking getreden op 1 januari 2017, dan wel in afwijking van een verkregen ontheffing van de provincie Drenthe.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de
landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de
cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing,
zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
 
10.2 Voldoende parkeergelegenheid
  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie in het plangebied.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.3 Persoonsgebonden overgangsrecht
 
In afwijking van lid 11.2 mag door de huidige bewoner van de bedrijfswoning op het
perceel Bosweg 4 te Gasselte, het bestaande gebruik van de bedrijfswoning voor
bewoning die niet noodzakelijk is gelet op de bestemming van het gebouw, uitsluitend
worden voortgezet, indien het gebouw ten behoeve van die bewoning vanaf de eerste
terinzagelegging van dit plan niet is vervreemd, door erfopvolging is verkregen, is
verhuurd of op andere wijze in gebruik is gegeven, met het oogmerk aan een ander het
gebruik van de bewoning te verschaffen.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het Bestemmingsplan “Gasselterveld, Hotel & Resort De Hondsrug, Bosweg 2 Gasselte” van de gemeente Aa en Hunze,
 
Behorend bij het besluit van ............................